Profeten spreken

ds. Jac. Schouten • 77 - 2001/02 • Uitgave: 11
De ondergang van Babel II

In hoofdstuk 5 van het boek Daniël komen we de ondergang tegen van het machtige rijk, dat gevestigd en uitgebreid is door koning Nebukadnezar. Wij noemen dit Babel II omdat er ook een Babel I is geweest. Daar blijft het zelfs niet bij, er komt ook nog een Babel III. Babel I is het rijk van de torenbouwers, hun verhaal vinden we beschreven in Genesis 11. De zonde van deze mensen was dat ze ongehoorzaam waren aan het gebod van God om de aarde te vervullen. Zij wilden bij elkaar blijven. Maar dat was niet alleen de reden waarom het oordeel van de spraakverwarring kwam.

Er zijn fundamenten en ook meer bewijzen vanuit die tijd, waarin duidelijk werd dat de mensen op die torens hun tempels bouwden om hun eigen gemaakte goden te dienen. Reeds zo kort na de zondvloed gingen de mensen weer hun eigen weg en hebben zij zich van God afgekeerd, hoewel bij velen zeker de gedachte aan de zondvloed nog levend was. Het blijkt zo belangrijk te zijn dat God zelfs van de hemel nederdaalt om het werk van de mensen te bezien. God zegt dan: "Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen, voor hen onuitvoerbaar zijn". We denken dat hier wordt bedoeld dat zij steeds weer van God zullen afwijken. De zondvloed heeft hen niets geleerd. Dit is ook het moment dat de mensen door God veroordeeld worden door de spraakverwarring. Nu moeten zij wel uit elkaar.

Maar reeds zien we iets van het grote plan van God tot verlossing van zonde en dood. Temidden van de afgodische wereld van die dagen kiest God één man uit, kiest God één volk uit, waarmee God het verlossingsplan zal gaan verwezelijken. Die ene man is Abraham, dat ene volk Israël. Uit dit volk zal de Verlosser voortkomen die het echte heil zal brengen. In de spraakverwarring gaat Babel I ten onder. Hoewel de geest en het streven van Babel altijd aanwezig is bij de mensen en in het mensenhart, zien we soms pieken waarin Babel ineens tot een grote realiteit wordt.

Zo ZAL HET ZIJN MET BABEL III
Babel III is er nog niet, maar wordt duidelijk aangekondigd in het boek Openbaring. Het zal het rijk zijn waar de zonde tot grote hoogte zal stijgen. Zien we bij Babel I nog dat God Zelf nederdaalt om het werk van de mens te bezien, bij Babel III reikt de zonde tot aan de hemel (Openb. 18:5). Het is niet zo moeilijk om de contouren van dat rijk reeds vandaag te zien. Zeker wat de zonde betreft is het nog nimmer zo erg geweest als in onze tijd. In latere artikelen zullen we daar zeker op terugkomen. Maar Babel III zal ten onder gaan in het grote oordeel van God, dat God over de wereld brengen zal in de dag des Heren.

Wij schrijven nu over de ondergang van Babel II.

Na Daniël 4 horen we niets meer over Nebukadnezar. In hoofdstuk 5 komen we een kleinzoon van hem tegen: Belsazar. Zoals de geschiedenisboeken ons laten zien was er een andere opvolger voor Nebukadnezar gekomen. Dat was waarschijnlijk een schoonzoon van Nebukadnezar, wiens naam was Nabonid. Deze heeft als onderkoning zijn zoon, Belsazar aangesteld, die regeerde over het gewest Babel, terwijl Nabonid zelf over Arabië regeerde. Dat verklaart ook waarom Daniël tot de derde in het rijk werd verheven.

Belsazar geeft een feest. Daar was beslist geen reden voor, want de vijand, de Meden en de Perzen, stond voor de stad. Maar de gedachte was dat de stad onneembaar was. Het blijkt dat koning Cyrus, dezelfde die in Jes. 44,45 Kores wordt genoemd, de rivier de Eufraat heeft laten droogleggen, waardoor zijn troepen in de nacht van het feest, de stad binnenkwamen. Belsazar was niet zo gezien. De geschiedenisboeken vertellen ons dat deze koning Cyrus met gejuich door de priesters van Babel werd ingehaald.

Tijdens dit grote feest geschiedt de godslastering. Deze maaltijd is niet zo maar een maaltijd en niet zo maar een feest. Het heeft een godsdienstige betekenis. Daar hebben de gouden en zilveren vaten vanuit de tempel in Jeruzalem mee te maken. In een vroeger artikel hebben we geschreven dat God deze vaten naar Babel heeft laten voeren opdat ze daar bewaard zouden blijven voor de nieuwe tempel. Maar op dit godsdienstige feest zal koning Belsazar laten zien dat de goden van Babel machtiger zijn dan andere goden, ook machtiger dan de God van Israël.

Over het algemeen spraken de koningen van het tweestromenland zeer lasterlijk en spottend over de goden van andere landen en zeker over de God van Israël. Dat lezen we heel sterk in Jesaja 37, waar we horen hoe in de naam van de koning van Assyrië de God van Israël wordt gehoond. Belsazar die toch in nood is vanwege het oprukkende leger van Meden en Perzen, laat nu de vaten uit de tempel halen om te laten zien dat de goden van Babel de sterkste zijn. Zo komt het dat temidden van de braspartij in Babel de heilige vaten van het huis Gods verontreinigd worden. Maar wie God lastert op de wijze van koning Belsazar krijgt met God te doen.

Vandaag zien we hoe de lasteringen tegen Gods naam toenemen. Cabaretiers kunnen ongestraft hun lasteringen uitbrengen, zoals ook schrijvers en anderen. Erger nog is dat de mens zo duidelijk tegen Gods naam en wil ingaat, door zijn handelingen. Als vee denken aan de maatregelen die zelfs onze regering in de laatste jaren heeft genomen, die tegen Gods geboden en Gods woord ingaan, dan zien we hoe dichtbij dit alles is gekomen. Wanneer zal God hier ingrijpen? In de feestzaal van Belsazar gaat het gebeuren.

ER VERSCHIJNT EEN HAND OP DE MUUR
De zaal waarin dit gebeurde heeft men bij opgravingen gevonden. Een zaal van 52 meter lang en 17 meter breed, met in het midden van de muur, tegenover de ingang, een nis, waarschijnlijk de plaats waar de troon van de koning heeft gestaan. Dat zou betekenen dat die hand verschenen is boven de ingang van de zaal tegenover de troon. In Babel waren bovennatuurlijke tekenen altijd iets dreigends. Men was er bang voor.

Een hand die schrijft. We kunnen ons voorstellen dat de koning met grote schrik uit zijn roes ontwaakte. Het zal hetzelfde ontwaken zijn als straks op een duidelijke wijze God zijn tekenen in deze wereld zal zenden, met de boodschap dat de tijd van genade voorbij is. Niemand in Babel kan die tekenen, door die hand op de muur geschreven, ontcijferen. Dan verschijnt de koningin. Wie dat is geweest laten we even in het midden. Maar de koningin had nog herinneringen aan Daniël, die de koning niet had. Het blijkt dat Daniël op de achtergrond van Babel terecht is gekomen, hoewel hij blijkbaar nog wel aan het hof woonde. Deze gebeurtenis speelt zich af zesenzestig jaar later dan wat we in hoofdstuk 1 lezen. Daniël zal zeker de tachtig jaar zijn gepasseerd.

Daniël heeft toch nog wel gezag, want we zien hoe hij de koning op een behoorlijke manier de les leest. Daniël eindigt ermee de koning te verwijten dat hij alles wist wat Nebukadnezar is overkomen, maar dat hij God niet heeft verheerlijkt.

'Mene, mene, tekel ufarsin'. Dat zijn de letters die op de muur zijn verschenen. 'Mene' betekent dat God het koningschap heeft geteld en er een einde aan heeft gemaakt. De dagen van het gouden hoofd zijn geteld. Want het is God die de tijden in Zijn hand heeft. 'Tekel' betekent dat de koning, en wellicht ook het koninkrijk, gewogen is en te licht bevonden. 'Tekel' ligt heel dicht bij het Hebreeuwse woord 'Schekel', dat vandaag de munteenheid is in Israël. Ook in waarde te licht bevonden voor God. Zo is Babel te licht bevonden.

In feite is het met ieder mens zo sinds de zondeval. We zijn te licht bevonden voor God. Maar het is de Here Jezus Christus die alles weer terecht brengt. Zalig de mens die daar op let en zijn hart en leven aan de Here Jezus geeft. Maar hoe zal de mens ontvluchten die geen acht slaat op de genade van God. Zo vergaat het koning Belsazar. Het laatste wat Daniël verklaart is het woord 'Penes'. Dit heeft twee betekenissen. Eerst betekent het gebroken of gedeeld. Het koninkrijk is gebroken. Maar tegelijk heeft dit woord ook te maken met Perzië. Het koninkrijk is aan Perzië gegeven. Daniël wordt vereerd door Belsazar en zijn rijksgroten, maar het heeft geen zin meer, want in diezelfde nacht werd Belsazar, de koning der Chaldeeën, gedood. Het rijk van het gouden hoofd was voorbij. Toch is Babel nooit helemaal uit de geschiedenis verdwenen.

De geest van Babel vinden we ook in de volgende rijken. Het is niet voor niets dat Babel het gouden hoofd is van het hele beeld. De geest van Babel leefde heel sterk in het Groot-Romeinse rijk, en bestaat daarom ook vandaag nog. Nog eenmaal zal Babel zich oprichten. Dat zal gebeuren binnen de grenzen van het oude Romeinse rijk. Vandaag worden de fundamenten daarvoor gelegd. De wereld is zich aan het hergroeperen om Babel te kunnen laten verschijnen. Soms vragen mensen aan mij of ik er niet aan twijfel dat God bestaat, bij alles wat in de wereld gebeurt. Neen, integendeel. In heel het aards gebeuren worden we bevestigd in de waarheid van Gods woord. We zien de macht steeds meer verschuiven. Was tientallen jaren lang de Verenigde Staten de leider van de wereld, nu komt Europa op. Zelfs door de kort geleden gehouden klimaatconferentie is Amerika op de achtergrond gekomen. Vandaag zien we het handschrift op de muur. Hoe lang zal het nog duren voordat Babel III zal verschijnen en ook ondergaan? Want God heeft gesproken en wie zal Hem tegenhouden?

ds. Jac. Schouten