Profeten spreken

ds. Jac. Schouten • 77 - 2001/02 • Uitgave: 10
Geen sterveling zal zich zo hoog mogen verheffen

In het kader van de bespreking van de profetie van het boek Daniël, zouden we bijna geneigd zijn om dit vierde hoofdstuk over te slaan. Want in het kader van de profetie zouden we dit niet interessant kunnen vinden. Dit zou wellicht misschien zo zijn, als niet midden in dit gedeelte de naam Babel klinkt. Deze naam komt ons huiveringwekkend tegemoet uit de oudheid. Maar ook huiveringwekkend omdat deze naam terugkeert in het einde der tijden. Nu gaat het hier niet allereerst om Babel, maar vooral om de machthebber van Babel, koning Nebukadnezar.

Het wonderlijke is dat deze koning hier zelf spreekt. Het is een proclamatie van de koning, gericht aan alle volken, natiën en talen. Het is een proclamatie waarin deze heidense koning aan God, die hemel en aarde geschapen heeft, die de macht toekent aan wie Hij wil, de eer geeft. Maar voordat het zover was, is er heel wat gebeurd.

EEN INGREEP VAN BOVEN
Opnieuw heeft God een droom gegeven aan deze grote koning. Dit keer is hij de droom zelf niet kwijtgeraakt, maar zoekt hij nu de geleerden, de droomuitleggers, enz. om deze droom aan hem te verklaren. Daartoe is er maar één in staat, dat is de profeet Daniël, de dienstknecht van de grote God. En nu tekent zich de droom af zoals de werkelijkheid ook geworden is in het leven van Nebukadnezar. We raden onze lezers aan om het hele gedeelte te lezen dat over deze droom gaat. Dit artikel geeft alleen maar ruimte voor enkele aanwijzingen.

Als wij spreken over een ingreep van Boven, dan gaat dat allereerst over de droom, waarin dit alles werd aangekondigd. God heeft dat alles aan de koning bekend gemaakt. Enerzijds is dit genade van God, anderzijds is dit ook een duidelijke dreiging van God. In mijn jeugdjaren hadden wij thuis een muziekstuk op het harmonium staan, dat getiteld was: de slag bij Waterloo. Een enkele regel heb ik daarvan onthouden: Opdat geen sterveling zich zo stout verheffen mag. Het woordje 'stout' klinkt wat ouderwets, maar het laat wel zien waar het om gaat. Dit ging over Napoleon. Maar hoevelen zijn er in de loop der eeuwen niet geweest die zich verheven hebben tegen de hemel. Wij kunnen hier de namen noemen van de aardse machthebbers maar moeten wij, zeker vandaag, ook niet denken aan gewone mensen, die op hetzelfde niveau zijn gekomen als deze koning. Alles naar zich toetrekkend en God niet de eer geven.

Het tweede deel van de waarschuwing zien we in de wachter, die eerst verschijnt in de droom van Nebukadnezar maar later in werkelijkheid. We zouden het woord 'wachter' ook kunnen vertalen als 'engel', nog beter als: engel Gods. Deze daalde vanuit de hemel neder. En nu wordt het ons duidelijk dat er in de hemel gelet wordt op dat wat op aarde gebeurt, wat de mensen doen. En dan gaat het niet alleen om gelovigen, maar om alle mensen, de groten en de kleinen. Veel mensen leven op aarde alsof er geen God is. Ze zeggen, als ze dit al doen, niet in het bestaan van God te geloven. Toch is elk mens een schepsel van God en zal eenmaal verantwoording moeten afleggen, want de daden van de mensen worden in de boeken opgeschreven, zo zien wij in Openbaring 20 vers 12. Zo zal het ook zijn met de overheden. Zij vragen niet naar God en stapelen zonde op zonde. De dag van de verantwoording is aanstaande.

DE HEILIGE WACHTER DAALT NEER
Gebeurt hier niet ongeveer hetzelfde als we lezen in Genesis 11, waar staat dat God nederdaalde om het werk van de mens te bezien? Toen ging het om Babel. In ons hoofdstuk uit Daniël gaat het weer om Babel. En het zal altijd Babel zijn, want Babel is de macht en de glorie van de mens, die het tegen God gaat opnemen. Die macht en glorie wordt ons nog eenmaal getekend in Openbaring 18 samen met de zonde van Babel, om daarna voor eeuwig onder te gaan.

De wachter, de engel Gods, verschijnt. Tegelijk zien we nu hoe de heilige wachters, de engelen Gods, op aarde rondgaan om het werk van de mens te bezien. We zien dit ook in het boek Job, het eerste hoofdstuk, waar de satan zich plaatst tussen de engelen Gods, en de Here God hem vraagt: vanwaar komt gij? Het antwoord van satan is: van een zwerftocht over de aarde.

Zo zullen Gods wachters ook op aarde zijn om de dingen van de mens te bezien. Zo lezen we ook in Zacharia 1 van de ruiters, die de Here heeft gezonden om de aarde te doorkruisen. Ook satan zendt zijn wachters uit, zo zien we in Daniël 10 vs. 13. Hier wordt iets zichtbaar van de geestelijke strijd die gaande is. Een strijd, hemel en aarde omvattend. Een strijd, waarin ook wij, als Gods kinderen, staan. In de droom van Nebukadnezar verschijnt de hemelse wachter om de koning duidelijk te maken, wat er gaat gebeuren. In de uitleg van de droom roept Daniël de koning op om zich te bekeren en alsnog de God des hemels de eer te geven die Hem toekomt. Verschijnen er vandaag wachters? We zien ze niet en we horen ze niet. maar ik geloof met heel mijn hart dat ze er zijn en hun werk doen.

Daarnaast is Gods Woord een duidelijke wachter en zeker het boek der profetie. Werd daar maar meer aandacht aan geschonken in kerk en theologie. We hebben de indruk dat het de machten lukt om van het hart van de bijbelse boodschap, de profetie, dat een echte wachter is, de aandacht af te leiden. Heel vaak heeft de theologie de angel uit het Woord weggehaald, zodat menige preek en menig artikel geworden is tot een slap aftreksel, van wat God in Zijn woord heeft bedoeld.

Daniël had de uitleg kunnen verzachten of vergoeilijken. Hij had ergens een compromis kunnen zoeken. Hij deed het niet. Daniël heeft precies gezegd wat er ging gebeuren. Nu ligt de verantwoordelijkheid bij de koning. Totdat deze erkent dat God in de hemel de allerhoogste is en dat Hij geëerd en geprezen dient te worden.

Toch komt, een jaar later, de koning tot deze uitspraak: 'Is dit niet het grote Babel, dat Ik gebouwd heb? Het probleem waar het om gaat is hoogmoed en het niet erkennen van Gods almacht, terwijl de aanwijzingen zo duidelijk waren. Ook voor gelovigen geldt dat zij zich niet moeten beroemen op allerlei prestaties. Altijd zullen we moeten vragen wat de Here van ons vraagt. Zo leert de Here het ook in het volmaakte gebed: 'Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid".

Een man die dat wel geleerd heeft, is koning David. In 1 Kronieken 29 vs 10 horen we hem zeggen: "Van U is de heerschappij, o Here, en Gij zijt als Hoofd boven alles verheven".

Nu geldt dit niet alleen voor gelovigen, maar alle mensen. Op dit alles volgt de diepe val van de koning. De wachter zegt het aan en het gebeurt. Gods Woord is immers de waarheid. Er zijn mensen die zeggen dat het allemaal wel zal meevallen. Sommigen gaan zelfs zo ver om te zeggen dat iedereen uiteindelijk wel behouden zal worden. De Bijbel leert daar niets over. Het woord, dat Nebukadnezar in zijn droom heeft gehoord en dat Daniël hem heeft verklaard, wordt ten volle werkelijkheid.

We lezen wat er allemaal plaatsvindt. De koning wordt uit de gemeenschap van mensen gestoten. Hij eet gras als de runderen en de dauw bevochtigt zijn lichaam. Zijn haar wordt lang als de vederen van een arend en zijn nagels als de klauwen van vogels. Hij raakt zijn verstand kwijt. Volkomen waanzinning. Er staat nog veel meer. De lezer overtuigt zichzelf. Zeven jaren gaan er overheen. Zeven jaren die ook in de buiten-bijbelse literatuur terug te vinden is. Zeven jaren dat de machtige koning zich bevindt tussen de dieren des velds. Totdat…!

GODS GENADE DOORBREEKT
Na zeven jaren komt de terugkeer. Er komt een moment van helderheid in het verduisterde verstand van de koning. Nu komt het er op aan wat er gaat gebeuren. Er was namelijk een tijd gesteld, zeven jaren, maar ook een voorwaarde: "Totdat gij erkent dat de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen" (vs. 25): We lezen van Nebukadnezar dat hij zijn ogen opsloeg naar de hemel. Dat betekent in de Bijbel meer dan alleen naar Boven zien. Dit is "het van de Here verwachten". Dit geeft een duidelijke verandering aan in het leven van de koning. Is dit een bekering? Of een erkenning onder druk dat de Here toch de Allerhoogste is?

Hij is wel een andere man geworden. Van zijn hoogmoed vinden we niets meer terug. Hij weet nu dat de God des hemels de ware God is, die hemel en aarde heeft gemaakt. Nu zien we hoe de koning de afgoden naar beneden haalt en de ware God de eer geeft.

Er zijn veel mensen die zich met het vraagstuk bezig hebben gehouden of Nebukadnezar tot bekering is gekomen. We weten het niet. De Bijbel geeft ons daar geen inzicht in. In het totale herstel wat nu voor de koning aanbreekt, is hij groter en machtiger dan voorheen.

Deze gebeurtenis heeft in ieder geval diep ingesneden in het leven van Nebukadnezar. In vs. 37 van dit hoofdstuk roemt hij de God des hemels. Het is duidelijk dat hij er God mee bedoelt. Maar het is een uitdrukking van heidense oorsprong. Hiermede eindigt ook het verhaal van de machtige koning Nebukadnezar, het gouden hoofd.

De eerste in de rij der grootmachten. Met hem begonnen ook de tijden der heidenen waar we nog op terug zullen komen. Met hem ging Babel nog niet ten onder. Daarover lezen we in het volgende hoofdstuk. Maar het grote Babel zal straks ten onder gaan. Dan gaat ook de laatste machthebber ten onder die zich verzet tegen de Here God en God niet de eer wil gevén. Maar daarover zullen we aan de hand van het boek Daniël nog heel wat te schrijven hebben.

ds. Jac. Schouten