Profeten spreken

ds. Jac. Schouten • 77 - 2001/02 • Uitgave: 8
Daniël ziet de toekomst

In de verklaring, welke Daniël geeft aan koning Nebukadnezar over het droombeeld, horen we hem in Dan. 2 vers 44 zeggen:
"Maar in die dagen van de koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan".

Dat was immers het kenmerk van al die rijken, van Babel en het rijk van de Meden en de Perzen, van het Griekse rijk en het Romeinse rijk, en zelfs dat laatste rijk van die tien tenen. Zij werden allen opgevolgd door een rijk dat de macht overnam. Maar dit laatste rijk, de Steen, die alle andere rijken zal vermalen, zal niet opgevolgd worden door een ander rijk. De macht van de mens, die geïnspireerd werd door de macht uit de afgrond, heeft zijn tijd gehad. En het nieuwe rijk is dan gekomen.

Over dit nieuwe koninkrijk gaat dit artikel. Het is het slot van de verklaring van de droom van Nebukadnezar door Daniël. En het laat ons geweldige dingen zien. Het ene rijk, te beginnen met het gouden hoofd, na het andere rijk, tot het rijk van de tien tenen van ijzer en leem toe, zal dan voorbij zijn. Al deze rijken hadden één ding samen, dat was het contact, het aanrakingsvlak met het volk Israël. Hetzij ten voordele van Israël, maar vaak ten nadele van Israël. Dikwijls was er vervolging en dreigende uitroeiing van het volk. Slechts onder de hoede van de God van Israël werd de dreiging nooit tot het einde doorgevoerd, omdat God besloten had om met de rest van Israël, het gelovig overblijfsel, het volk dat zich zal bekeren (Zach. 12 vs. 10), het nieuwe en laatste rijk te brengen.

De kerkelijke theologie heeft in de loop der eeuwen Israël praktisch uitgeschakeld en daardoor heeft de gemeente veel schade ondervonden. Want ook voor Gods gemeente geldt: "Wie Israël zegent, zal gezegend zijn." Vanaf de verkiezing van Abraham, maar waarschijnlijk al veel eerder, was Israël bestemd om Gods naam in deze wereld te verheerlijken. Reeds bij Noach horen we de belofte, als het woord klinkt: "Geprezen zij de Here, de God van Sem… en God breide Jafet uit, en hij wone in de tenten van Sem". Er worden hier twee dingen duidelijk. Het eerste is dat God een bijzondere band heeft met Sem, en daarin met zijn nageslacht, Israël. In de loop der tijden wordt dit steeds duidelijker. Het zijn de profeten van Israël die ons verkondigen hoe uit het volk Israël de Verlosser zal voortkomen.

Het tweede is dat Jafet in de tenten van Sem mag wonen, wat betekent dat Jafet in de zegen van de Verlosser van Israël gaat delen. Een deel van het nageslacht van Jafet is gaan wonen in ons werelddeel, Europa. Het is Europa dat de grote zegen van de Verlosser heeft mogen ervaren. God doet Zijn Woord gestand. Zelfs na zoveel eeuwen. We zien deze zegen werkelijkheid worden in Hand. 16, waar Paulus zich voorneemt om opnieuw Azië in te gaan met de boodschap van het Evangelie. Maar de Heilige Geest, de Geest van Jezus, stond hem dat niet toe. En dan gaat Paulus, door een nachtelijk gezicht aangesproken, naar Europa. En Europa zal worden tot een gebied waar Jafet de zegen van Sem gaat ervaren. Europa zal het deel van de wereld worden, waar vandaan de zendelingen de wereld zullen intrekken om de blijde boodschap van de verlossing te verkondigen.

Maar de band met Israël is nimmer doorgesneden. Reeds Mozes heeft daarop gewezen in Deut. 30, als hij zegt: "De Here God zal u weer bijeenbrengen uit al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verstrooid heeft°. Het moet toch duidelijk zijn dat dit het is wat we de laatste vijftig tot honderd jaar ervaren. Israël komt thuis. Neen, de wereld wil het niet. En de omliggende volken zeker niet. En de macht der duisternis helemaal niet, want deze macht weet dat als straks het koninkrijk komt, dat het dan afgelopen is met zijn macht. Daarom woedt er vandaag zo'n geweldige strijd. Iets daarvan wordt voor ons zichtbaar. Maar zeker is er een onzichtbare strijd gaande tussen God, die de wereld heeft geschapen, de God van Israël, en de machtige tegenstander. In dit kader komt het komende koningschap in zicht. Profetieën, beloften, rijgen zich aaneen. En reeds bij Daniël krijgt dit vaste vormen. Er raakt een steen los, zonder toedoen van mensenhanden, die het beeld van Nebukadnezar, het droombeeld, treft. Dit gebeurt bij de voeten van ijzer en leem. Het is het laatste rijk.

Maar juist in dat laatste rijk vinden we het totaal van de goddeloosheid en van de zonde van het hele beeld. Al die rijken, vanaf Babel tot het rijk van het einde, hebben de God des hemels, de God van Israël, niet gediend. Zij hebben Hem niet de eer gegeven die Hem toekomt. En daarom worden in dat laatste rijk al die rijken getroffen die bestaan hebben. Ondanks dat zij Israël kenden, en daardoor ook de God van Israël, hebben zij andere goden gediend die opkwamen uit het rijk der duisternis. En in Gods strijd tegen het rijk der duisternis, gaan nu ook de koninkrijken der wereld ten onder. Nu is de theologie bij de verklaring van het boek Daniël vooral blijven staan bij de Koning van het Koninkrijk dat zal komen, zonder aandacht te schenken aan het volk van die Koning. Maar de Bijbel doet dat wel en zeer uitgebreid en duidelijk. Reeds in Daniël 7 vers 18 lezen we:
"Daarna zullen de heiligen des Allerhoogsten
het koningschap ontvangen, en zij zullen het
koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in
eeuwigheid der eeuwigheden".

Het is dit Koninkrijk dat op veel plaatsen in het Oude Testament door de profeten wordt aangekondigd. Het wordt bezongen door de psalmisten. Het is dit Koninkrijk waarop wordt gewezen in 2 Sam. 7 als er gezegd wordt dat het huis van David en zijn koningschap voor immer bestendig zullen zijn. Ja, er staat zelfs: Uw troon zal vast staan voor altijd.

Zeker, we weten het, dat koninkrijk van David en zijn troon is een vervallen zaak. De zonde kwam, zowel bij het volk alsook bij het koningshuis, waardoor het koninkrijk op afstand kwam te staan. Bijna het laatste wat we daarvan zien, is een wat armelijke man en vrouw in Nazareth, waar de kost verdiend moet worden met harde arbeid. Maar dan gaat het gebeuren. Als de vrouw zwanger wordt dan is dat een zaak waar de hemel bij betrokken is. Dan wordt de engel Gabriël naar de aarde gezonden om het te zeggen: "De Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven en Hij zal heersen als Koning over het huis van Jakob tot in eeuwigheid en Zijn Koningschap zal geen einde nemen" (Lucas 1 vs. 32).

Als de Here Jezus straks komt als de Messias van Israël zal Hij Koning zijn voor Israël. In Jeruzalem, het aardse Jeruzalem, zal Zijn troon staan, want God zal de vervallen troon van David weer oprichten. Het zal zover komen dat Israël het hoofd van de Naties zal zijn. Want het wonder gaat gebeuren. De wet zal gaan vanuit Jeruzalem over deze wereld heen en des Heren Woord komt uit Sion.

Het is deze zaak die door de discipelen bedoeld wordt als zij vlak voor de Hemelvaart van de Here Jezus deze vraag stellen: "Here, herstelt Gij in deze tijd het Koningschap voor Israël". Laten we letten op wat hier staat: het koningschap van Israël. Dat correspondeert met Daniël 7 waar sprake is van het volk van de heiligen des Allerhoogsten. Het blijkt dat Israël Gods volk was, Gods volk is en Gods volk zal zijn.

Dat is nu iets waar menige theoloog moeite mee heeft. We hebben het zo mooi voor elkaar gemaakt. De kerk is het geestelijk Israël geworden, hoe moet dit dan verder.

Hoe vaak horen we niet: Christus is de Koning van de kerk. Een uitdrukking die de Bijbel niet kent. Christus is de Here, de Heiland, de hemelse Bruidegom van de gemeente, maar Hij is de Koning van Israël. En het rijk waarover Hij straks Koning zal zijn, Israël, zal eeuwige vrede hebben. Een vrede die zich zal verspreiden over heel de wereld.

Nadat de mens was geschapen, viel de mens in zonde en raakte de ware vrede kwijt. In heel zijn bestaan heeft de mens geprobeerd om deze vrede terug te winnen in eigen kracht. De machthebbers zijn geweest die het gezegd hebben dat zij de vrede zouden bestendigen. Sommigen spraken zelfs van duizend jaar. Maar het hele droombeeld van Nebukadnezar is ten onder gegaan vanwege de zonde en omdat het bestuurd werd door duistere machten, zoals we in Daniël 10 lezen. Deze duistere machten willen geen vrede, alleen maar ongerechtigheid. Er komt nog een laatste rijk. En ook dit rijk, het rijk van de antichrist, zal eeuwige vrede verkondigen. Maar de zonde en de ongerechtigheid zullen overheersen. Dit rijk, het rijk van leem en ijzer zal ten onder gaan als de steen zonder handen zal losgemaakt worden en het hele mensbeeld zal vermalen. Het is het rijk van Christus, van de Messias van Israël dat de aarde zal vervullen.

Het valt op dat er geen hiaat zit tussen het rijk van de tien tenen en het rijk van Christus. Het zal direct verschijnen nadat de menselijke macht is ten onder gegaan. Dan is het afgelopen met de macht van Babylon. Vanaf het begin heeft Babel zich opgesteld tegenover de Here God. Het heeft veel zonde en occulte zaken op deze aarde gebracht. Het heeft gefungeerd als tussenstation tussen het rijk der duisternis en deze wereld. Maar dan gaat deze macht ten onder. Politiek en geestelijk. Want Babylon was ook een geestelijke macht, daar komen we later op terug. Maar als het rijk van de heiligen des Allerhoogsten zal verschijnen, als Christus Koning zal zijn in Jeruzalem, dan zal er echte vrede en gerechtigheid zijn in deze wereld, want dan is het ware duizendjarige Vrederijk aangebroken. Het rijk van de ware Koning. Hoe verlangt deze wereld en de ganse natuur naar dat moment!

ds. Jac. Schouten