Professionele christen versus hobby gelovige
Pas kreeg ik een vraag van een zuster uit de gemeente, die op latere leeftijd tot geloof is gekomen. Ze had een artikel gelezen over huizenbezit en hoe twee christenen daarover van mening verschilden. Wat vond ik daar nu van, vroeg ze. “Jij bent tenslotte een professionele christen en ik meer een hobby gelovige.”
Het was een grappige typering, maar het zette me wel aan het denken. Beide termen hebben iets problematisch. En misschien juist wel omdat veel mensen inderdaad denken in deze categorieën als het om geloven gaat.
Allereerst de professionele christen. Dat roept beelden op van mannen in pakken (of toga’s) die weten wat ze doen. Ze hebben ‘ervoor geleerd’. Hun geloof is hun werk. Ze vergaderen, besturen, schrijven en preken.
Welverdiende pauze
Er is een bijbelse plaats voor hen voor wie het Evangelie voltijds werk is. Maar van je geloof je werk maken, heeft ook valkuilen. Eén ervan is de (vaak onbewuste) verschuiving van christen zijn naar christelijke dingen doen. En als je daar de hele dag beroepsmatig mee bezig bent, dan wil je wellicht ook wel eens een pauze. Welverdiend, zo voelt het, want je doet al veel meer dingen dan de gemiddelde christen. Voor je het weet kun je een niet al te christelijk privéleven goedpraten met de enorme positieve impact die je als christelijke professional hebt op het geestelijke leven van zovelen.
Hoeveel christelijke professionals zijn er niet die geweldige bijdragen hebben geleverd op het gebied van theologie, kerkgroei en evangelisatie, maar die er persoonlijk een potje van maakten? Wat moeten we bijvoorbeeld met een Bill Hybels die een indringend boek schreef met als titel ‘Wie je bent als niemand kijkt’, en ondertussen decennia lang rotzooide met vrouwen, terwijl niemand keek? Of een theologische reus als Karl Barth, die een inwonend minnares had?
Christen zijn is geen beroep
Kortom, hoewel de kerk behoefte heeft aan hen die voltijds bezig zijn met het bestuderen en doorgeven van Gods woord, is christen zijn geen beroep. En een voltijds bediening is alleen echt een bediening als die geworteld is in een persoonlijk volgen van Christus. En die persoonlijke verbondenheid met Christus is uiteindelijk bepalend voor de waarde van de beroepsmatige christelijke activiteiten en niet andersom.
Maar er zijn andere, minder in het oog springende, gevaren aan het zijn van een professionele christen. Iets dat veel van hen ervaren is het verlies van verwondering. Je kunt het misschien vergelijken met iemand die beroepsmatig echo’s maakt van ongeboren kindjes. Het werk wordt al snel routine, en de professional richt zich op de beelden. Zit de placenta op de juiste plaats? Klopt het hartje goed? Zijn alle organen aanwezig? Zit de groei op schema? De ouders kijken echter heel anders. Hun hart slaat over van blijdschap als ze voor het eerst hun kindje zien bewegen. Soms moet zo’n medische professional door de reactie van de ouders eraan herinnerd worden wat voor wonder hier eigenlijk plaatsvindt. En dat besef komt ook de zorgvuldigheid en respect voor het leven weer ten goede.
Niet-professionele christenen
Zelf herinner ik me hoe ik genoot van de theologie studie en het uitpluizen van obscure teksten met behulp van dikke boeken. Maar na een paar jaar werd de Bijbel steeds meer een wetenschappelijke brontekst in plaats van Gods openbaring van Wie Hij is en hoe groot Zijn liefde is voor mensen. Op zulke momenten heb je het nodig om te spreken met de niet-professionele christenen, vooral hen die net tot geloof zijn gekomen, om je te herinneren aan het wonder van het Evangelie. Want al weet jij misschien meer over die woorden, dat is niets waard als je hart niet meer geraakt wordt door het geheim wat erin verborgen ligt.
Het verliezen van verwondering kan ook gevaarlijk zijn. Zo is er voor beroepsmatige christenen het gevaar om het besef van Gods heiligheid te verliezen, omdat het je beroep is om het te vangen in inspirerende woorden of perfect uitgevoerde liederen. De aandacht verschuift dan van de inhoud naar de uitvoering. Ik ontdekte pas dat het koor van onze kerk om deze reden voor elke oefening gezamenlijk een gebed uitspreekt. De woorden zijn “Heer, geef dat wat we zingen met onze lippen, we met ons hart zullen geloven, en dat we wat we met ons hart geloven, we door onze levenswandel zullen laten zien.” Iedereen die regelmatig spreekt of zingt over God, moet oppassen dat het heilige niet te vanzelfsprekend wordt, en het respect voor God verloren gaat.
Verschil in functie
Een ander gevaar aan het professioneel-christen zijn is hoe mensen tegen je aankijken. Vaak worden ze daarbij een handje geholpen door het christelijke marketing circus of een cultuur van domineesverering. Mensen zoeken nu eenmaal afgoden. We poetsen de professionals op, zetten ze op een voetstuk, en bewonderen ze vervolgens uitgebreid. Het heeft niets te maken met christelijk leiderschap. Dat is namelijk geworteld in broederschap en onderlinge verbondenheid tussen gelovigen. Het verschil tussen professionele christenen en niet-professionele christenen is een verschil in functie. De professionals krijgen een taak met een bepaalde geestelijke verantwoordelijkheid en soms autoriteit, maar die is gegeven door God om de gemeente op te bouwen, niet om een persoon op te bouwen. De dominee, aanbiddingsleider, rondreizend evangelist en huismoeder in de kerkbank hebben dezelfde status, namelijk dienaar van Christus. Daarin doen ze wat hun hand vindt om te doen en zetten ze hun talenten in om Hem en elkaar te dienen. Alles wat daar bovenuit gaat leidt alleen maar tot hoogmoed bij de professional en uiteindelijk tot teleurstelling bij de rest.
De vriendin die mij een professionele christen noemde, typeerde zichzelf als een hobby gelovige. Nu bedoelde ze dat op een positieve manier. Ze erkende dat haar Bijbelkennis niet gebaseerd was op academische studie, maar gewoon op het lezen van de Bijbel en af en toe een goed boek. Eigenlijk had ze moeten zeggen ‘hobby theoloog’ maar Engels was niet haar eerste taal. Toch bleef dat woord ‘hobby gelovige’ bij me hangen omdat het een treffende omschrijving is van een soort geloof dat je veel ziet.
Het is vrijblijvend
In de eerste instantie heeft het een positieve klank. Een hobby doe je voor je plezier. Het heeft je interesse. Het kan soms een enorme passie worden, zodat je er bij allerlei gelegenheden over praat en probeert anderen ook te interesseren. Tot zover is de vergelijking met christen-zijn prima. Maar er is ook een andere kant. Een hobby is iets wat je doet, niet iets wat je bent. Het is ook vrijblijvend. Je kunt er zo mee stoppen als je er geen zin meer in hebt. En het heeft vaak een lagere prioriteit dan andere dingen, zoals gezin, werk, klusjes, en sociale verplichtingen. Je doet het als je toevallig een gaatje hebt.
Interesse is belangrijk, maar het is iets anders dan overgave. Het bestaan van ‘professionele christenen’ kan vervolgens een goed excuus worden om die overgave aan anderen over te laten. De profs doen dan vanzelfsprekend de moeilijke dingen. Ze verkopen bijvoorbeeld hun bezit en gaan in een klooster. Of ze laten alles achter om in de rimboe het Evangelie te brengen. Ze zwoegen lange uren in een bibliotheek om elke zondag een boeiende preek te produceren, of ze gaan wonen in een prachtwijk om kerken te stichten voor de drop-outs van de maatschappij.
Ongezonde tweedeling
Hobbygelovigen vinden het heel fijn dat ze dat allemaal doen. Dan kunnen zij hen af en toe wat geld sturen en verder een gewoon leuk leven leiden. De meer radicale elementen van het volgen van Jezus worden zo uitbesteed aan de professionals, die daarvoor weer bewondering oogsten. Maar dit creëert een ongezonde tweedeling in de kerk.
Aan de ene kant krijg je dan de mensen voor wie het geloof hun leven een extraatje geeft. Geloof geeft bijvoorbeeld een boost aan je huwelijk, inspireert je bedrijfsvoering, verbetert je zelfbeeld en is een bron van wijsheid en troost, mocht je dat onverhoopt nodig hebben. De professionals aan de andere kant moeten dit soort geloof dan faciliteren door een menu op tafel te zetten van motiverende preken, aansprekende boeken, aangrijpende verhalen en ontroerende liederen. De hobby gelovige kan tevreden verder gaan met zijn leven en de professional heeft brood op de plank.
Dezelfde toewijding
Dit is geen bijbelse manier van denken. De kerk is geen bedrijf met vragers en aanbieders van geestelijke inspiratie, maar een lichaam van leden die elkaar nodig hebben. Mensen met een voltijds bediening kunnen alleen gezond functioneren in verbondenheid met dit lichaam, afhankelijk van Christus het hoofd, maar ook van de andere leden. Omgekeerd wordt van alle leden dezelfde toewijding gevraagd. Voor de een betekent dat je huis verkopen en naar de bush gaan. Voor de ander betekent dat je huis openstellen voor anderen die het nodig hebben. In beide gevallen geef je alles, je bezit, je tijd en je ambities over aan Hem Die alles gaf voor jou.
Mijn vriendin, de zelfverklaarde ‘hobby gelovige’ werkt lange dagen als arts, met compassie en integriteit. Daarin dient ze haar Heer, en kan ze de gemeente bouwen met haar opgedane inzichten, medisch en geestelijk. Ik heb haar nodig en zij mij en wij beiden hebben de gemeente nodig. Samen als leerlingen aan Jezus’ voeten, samen als pelgrims onderweg.
Kim ter Berghe
Het was een grappige typering, maar het zette me wel aan het denken. Beide termen hebben iets problematisch. En misschien juist wel omdat veel mensen inderdaad denken in deze categorieën als het om geloven gaat.
Allereerst de professionele christen. Dat roept beelden op van mannen in pakken (of toga’s) die weten wat ze doen. Ze hebben ‘ervoor geleerd’. Hun geloof is hun werk. Ze vergaderen, besturen, schrijven en preken.
Welverdiende pauze
Er is een bijbelse plaats voor hen voor wie het Evangelie voltijds werk is. Maar van je geloof je werk maken, heeft ook valkuilen. Eén ervan is de (vaak onbewuste) verschuiving van christen zijn naar christelijke dingen doen. En als je daar de hele dag beroepsmatig mee bezig bent, dan wil je wellicht ook wel eens een pauze. Welverdiend, zo voelt het, want je doet al veel meer dingen dan de gemiddelde christen. Voor je het weet kun je een niet al te christelijk privéleven goedpraten met de enorme positieve impact die je als christelijke professional hebt op het geestelijke leven van zovelen.
Hoeveel christelijke professionals zijn er niet die geweldige bijdragen hebben geleverd op het gebied van theologie, kerkgroei en evangelisatie, maar die er persoonlijk een potje van maakten? Wat moeten we bijvoorbeeld met een Bill Hybels die een indringend boek schreef met als titel ‘Wie je bent als niemand kijkt’, en ondertussen decennia lang rotzooide met vrouwen, terwijl niemand keek? Of een theologische reus als Karl Barth, die een inwonend minnares had?
Christen zijn is geen beroep
Kortom, hoewel de kerk behoefte heeft aan hen die voltijds bezig zijn met het bestuderen en doorgeven van Gods woord, is christen zijn geen beroep. En een voltijds bediening is alleen echt een bediening als die geworteld is in een persoonlijk volgen van Christus. En die persoonlijke verbondenheid met Christus is uiteindelijk bepalend voor de waarde van de beroepsmatige christelijke activiteiten en niet andersom.
Maar er zijn andere, minder in het oog springende, gevaren aan het zijn van een professionele christen. Iets dat veel van hen ervaren is het verlies van verwondering. Je kunt het misschien vergelijken met iemand die beroepsmatig echo’s maakt van ongeboren kindjes. Het werk wordt al snel routine, en de professional richt zich op de beelden. Zit de placenta op de juiste plaats? Klopt het hartje goed? Zijn alle organen aanwezig? Zit de groei op schema? De ouders kijken echter heel anders. Hun hart slaat over van blijdschap als ze voor het eerst hun kindje zien bewegen. Soms moet zo’n medische professional door de reactie van de ouders eraan herinnerd worden wat voor wonder hier eigenlijk plaatsvindt. En dat besef komt ook de zorgvuldigheid en respect voor het leven weer ten goede.
Niet-professionele christenen
Zelf herinner ik me hoe ik genoot van de theologie studie en het uitpluizen van obscure teksten met behulp van dikke boeken. Maar na een paar jaar werd de Bijbel steeds meer een wetenschappelijke brontekst in plaats van Gods openbaring van Wie Hij is en hoe groot Zijn liefde is voor mensen. Op zulke momenten heb je het nodig om te spreken met de niet-professionele christenen, vooral hen die net tot geloof zijn gekomen, om je te herinneren aan het wonder van het Evangelie. Want al weet jij misschien meer over die woorden, dat is niets waard als je hart niet meer geraakt wordt door het geheim wat erin verborgen ligt.
Het verliezen van verwondering kan ook gevaarlijk zijn. Zo is er voor beroepsmatige christenen het gevaar om het besef van Gods heiligheid te verliezen, omdat het je beroep is om het te vangen in inspirerende woorden of perfect uitgevoerde liederen. De aandacht verschuift dan van de inhoud naar de uitvoering. Ik ontdekte pas dat het koor van onze kerk om deze reden voor elke oefening gezamenlijk een gebed uitspreekt. De woorden zijn “Heer, geef dat wat we zingen met onze lippen, we met ons hart zullen geloven, en dat we wat we met ons hart geloven, we door onze levenswandel zullen laten zien.” Iedereen die regelmatig spreekt of zingt over God, moet oppassen dat het heilige niet te vanzelfsprekend wordt, en het respect voor God verloren gaat.
Verschil in functie
Een ander gevaar aan het professioneel-christen zijn is hoe mensen tegen je aankijken. Vaak worden ze daarbij een handje geholpen door het christelijke marketing circus of een cultuur van domineesverering. Mensen zoeken nu eenmaal afgoden. We poetsen de professionals op, zetten ze op een voetstuk, en bewonderen ze vervolgens uitgebreid. Het heeft niets te maken met christelijk leiderschap. Dat is namelijk geworteld in broederschap en onderlinge verbondenheid tussen gelovigen. Het verschil tussen professionele christenen en niet-professionele christenen is een verschil in functie. De professionals krijgen een taak met een bepaalde geestelijke verantwoordelijkheid en soms autoriteit, maar die is gegeven door God om de gemeente op te bouwen, niet om een persoon op te bouwen. De dominee, aanbiddingsleider, rondreizend evangelist en huismoeder in de kerkbank hebben dezelfde status, namelijk dienaar van Christus. Daarin doen ze wat hun hand vindt om te doen en zetten ze hun talenten in om Hem en elkaar te dienen. Alles wat daar bovenuit gaat leidt alleen maar tot hoogmoed bij de professional en uiteindelijk tot teleurstelling bij de rest.
De vriendin die mij een professionele christen noemde, typeerde zichzelf als een hobby gelovige. Nu bedoelde ze dat op een positieve manier. Ze erkende dat haar Bijbelkennis niet gebaseerd was op academische studie, maar gewoon op het lezen van de Bijbel en af en toe een goed boek. Eigenlijk had ze moeten zeggen ‘hobby theoloog’ maar Engels was niet haar eerste taal. Toch bleef dat woord ‘hobby gelovige’ bij me hangen omdat het een treffende omschrijving is van een soort geloof dat je veel ziet.
Het is vrijblijvend
In de eerste instantie heeft het een positieve klank. Een hobby doe je voor je plezier. Het heeft je interesse. Het kan soms een enorme passie worden, zodat je er bij allerlei gelegenheden over praat en probeert anderen ook te interesseren. Tot zover is de vergelijking met christen-zijn prima. Maar er is ook een andere kant. Een hobby is iets wat je doet, niet iets wat je bent. Het is ook vrijblijvend. Je kunt er zo mee stoppen als je er geen zin meer in hebt. En het heeft vaak een lagere prioriteit dan andere dingen, zoals gezin, werk, klusjes, en sociale verplichtingen. Je doet het als je toevallig een gaatje hebt.
Interesse is belangrijk, maar het is iets anders dan overgave. Het bestaan van ‘professionele christenen’ kan vervolgens een goed excuus worden om die overgave aan anderen over te laten. De profs doen dan vanzelfsprekend de moeilijke dingen. Ze verkopen bijvoorbeeld hun bezit en gaan in een klooster. Of ze laten alles achter om in de rimboe het Evangelie te brengen. Ze zwoegen lange uren in een bibliotheek om elke zondag een boeiende preek te produceren, of ze gaan wonen in een prachtwijk om kerken te stichten voor de drop-outs van de maatschappij.
Ongezonde tweedeling
Hobbygelovigen vinden het heel fijn dat ze dat allemaal doen. Dan kunnen zij hen af en toe wat geld sturen en verder een gewoon leuk leven leiden. De meer radicale elementen van het volgen van Jezus worden zo uitbesteed aan de professionals, die daarvoor weer bewondering oogsten. Maar dit creëert een ongezonde tweedeling in de kerk.
Aan de ene kant krijg je dan de mensen voor wie het geloof hun leven een extraatje geeft. Geloof geeft bijvoorbeeld een boost aan je huwelijk, inspireert je bedrijfsvoering, verbetert je zelfbeeld en is een bron van wijsheid en troost, mocht je dat onverhoopt nodig hebben. De professionals aan de andere kant moeten dit soort geloof dan faciliteren door een menu op tafel te zetten van motiverende preken, aansprekende boeken, aangrijpende verhalen en ontroerende liederen. De hobby gelovige kan tevreden verder gaan met zijn leven en de professional heeft brood op de plank.
Dezelfde toewijding
Dit is geen bijbelse manier van denken. De kerk is geen bedrijf met vragers en aanbieders van geestelijke inspiratie, maar een lichaam van leden die elkaar nodig hebben. Mensen met een voltijds bediening kunnen alleen gezond functioneren in verbondenheid met dit lichaam, afhankelijk van Christus het hoofd, maar ook van de andere leden. Omgekeerd wordt van alle leden dezelfde toewijding gevraagd. Voor de een betekent dat je huis verkopen en naar de bush gaan. Voor de ander betekent dat je huis openstellen voor anderen die het nodig hebben. In beide gevallen geef je alles, je bezit, je tijd en je ambities over aan Hem Die alles gaf voor jou.
Mijn vriendin, de zelfverklaarde ‘hobby gelovige’ werkt lange dagen als arts, met compassie en integriteit. Daarin dient ze haar Heer, en kan ze de gemeente bouwen met haar opgedane inzichten, medisch en geestelijk. Ik heb haar nodig en zij mij en wij beiden hebben de gemeente nodig. Samen als leerlingen aan Jezus’ voeten, samen als pelgrims onderweg.
Kim ter Berghe