Principiële bezwaren tegen Donorwet van D66

ds. Theo Niemeijer • 93 - 2017 • Uitgave: 3
In september van het afgelopen jaar werd door de Tweede Kamer een initiatiefwet aangenomen waarin voorgesteld wordt om burgers die zich niet voor het donorschap afmelden, automatisch in het donorschap register op te nemen als burgers die geen bezwaar hebben. Persoonlijk heb ik geen bezwaar tegen het donorschap, maar wel tegen de manier waarop dit nu voor ons door de overheid geregeld wordt. Kunt u mij, vanuit Bijbels perspectief, uitleggen hoe we hier mee om dienen te gaan? (G. S. te Z.)

Antwoord:
Over dit onderwerp schreven onlangs Theo Boer, docent ethiek aan de PThU in Groningen en Lindeboom hoogleraar Ethiek en zorg aan de Theologische Universiteit in Kampen, een verhelderend artikel in het Nederlands Dagblad, waaruit ik graag enkele zaken citeer. Hoewel Theo Boer zelf voorstander is van orgaandonatie, maakt hij op een aantal principiële punten van deze motie bezwaar.
Allereerst is een lichaam geen gebruiksvoorwerp, waarvan je naar behoefte en vermogen onderdelen kunt uitwisselen. Dat zou een dualistische visie op de verhouding lichaam-geest inhouden (lichaam en geest die los van elkaar staan, die ik Bijbels, zowel als emotioneel onhoudbaar vind. Ik heb niet alleen een lichaam, ik ben er ook een. Het lichaam is niet alleen een vervoermiddel voor mijn persoonlijkheid, maar is er ook een expressie van. Dat is de reden waarom we het lichaam van een overledene met respect behandelen. Dat we 'onderdelen' van het lichaam soms vervangen of toevoegen – kronen, prothesen, hartkleppen – is een uitzondering op de regel, geen opheffing ervan. En die regel behelst dat ieder het moet doen met zijn eigen, onvervangbare lichaam waarmee de één langer en de ander korter leeft. Bij transplantatie zullen we ons steeds bewust moeten zijn van de risico’s, de kosten en het niet-vanzelfsprekende ervan.
Er wordt gezegd dat ondanks alle campagnes van het ‘nee, tenzij-systeem’ dit bestaande systeem jammerlijk heeft gefaald ‘met jaarlijks vele tientallen slachtoffers als gevolg’. Met deze logica heeft Theo Boer moeite. Om te beginnen vinden er jaarlijks zo’n 1250 transplantaties wél plaats en worden daardoor vele honderden mensen voor een vroegtijdige dood behoed. Natuurlijk is het vreselijk wanneer mensen door het tekort aan donors sterven. Maar de terminologie ‘slachtoffers’ wekt de suggestie dat er sprake is van daders, of op zijn minst schuldigen: degenen die zich niet als donor hebben aangemeld, een overheid die niet heeft gezorgd voor voldoende donors. Laten we duidelijk zijn, wanneer iemand sterft omdat één van de organen het opgeeft en er niet op tijd een donororgaan beschikbaar is, kunnen en mogen we niet van een ‘slachtoffer’ spreken! Een slachtoffer ben ik wanneer iemand geweld tegen me gebruikt of me ten onrechte niet helpt terwijl hij daar wel toe verplicht is.
Maar is het donorschap dan geen plicht? Wanneer liefde, muziek en humor verplicht zouden worden, vervliegt hun essentie. De beste kwaliteiten van mensen bestaan juist dankzij het feit dat ze niet verplicht zijn. Nog voordat er een donorregister bestond, droeg ik al een verklaring dat men in noodgevallen mijn organen mag gebruiken. Dat was een uit volle overtuiging genomen beslissing, aldus Theo Boer.
Als alles doorgaat zoals D66 dat wil, hoeven we zo’n afweging niet eens meer te maken. Wie niet reageert op de oproepen van de overheid is volautomatisch een donor.
Volgens alle woordenboeken die ik daarop heb nageslagen, is donorschap daar niet de juiste term voor. De overheid maakt gebruik van onze lichamen zonder op onze toestemming te wachten. De belastingen die ik aan de overheid verplicht afdraag worden toch ook geen donaties genoemd?
Natuurlijk is het dat vele Nederlanders te laks zijn om over de vragen van het donorschap na te denken en is een extra zetje in de rug op zijn plaats. Maar de overheid mag hen hiertoe niet dwingen en dat is precies wat nu in het wetsvoorstel staat. Iemand heeft niet alleen het recht om ‘nee’ te zeggen, maar ook het recht om er niet over na te willen denken. Welnu, precies deze mensen dreigt de overheid nu ruw bij de kladden te grijpen. ‘Als u niet nadenkt, is uw lichaam na uw dood van ons’.
Dat is de reden waarom de christelijke partijen zo gesloten tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd. Niet omdat zij tegenstanders zijn van orgaandonatie, maar omdat het vrije karakter van donatie met dit wetsvoorstel zal verdwijnen. Het is omdat deze partijen als geen ander beducht zijn voor een overheid die over het geweten van haar burgers gaat heersen.


Is het een Bijbelse opdracht van de gemeente om de Joden ‘thuis te brengen’? (G. v.d. B. te B.)

Antwoord:
In Genesis 12:3 zegt de Here God tegen Abraham: ‘Ik zal zegenen, wie u zegenen’. Laat het duidelijk zijn dat Israël Gods uitverkoren volk is en we door God gezegend worden wanneer we dit volk zegenen. Zo mochten we tijdens de oorlog de Joden onderdak verschaffen en hen voor de moordzucht van de nazi's beschermen. We mogen het ook vandaag opnemen voor het Joodse volk wanneer ze de één na de nadere VN-resolutie aan hun broek krijgen en het antisemitisme steeds verder toeneemt.
In Matteüs 25:40 worden de volkeren geoordeeld op grond van hun houding ten opzichte van het Joodse volk. In Joël 3:2 kunnen we namelijk ook over ditzelfde oordeel lezen dat ‘de Here God met de volkeren in het gericht zal treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel, dat zij onder de volkeren verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, en over mijn volk het lot wierpen.’ Dit volkeren oordeel wordt nu in Matteüs 25:31-46 beschreven. De Here zegt hier tegen de volkeren: ‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’
Met ‘deze, mijn minste broeders’ wijst de Here Jezus op Zijn eigen volk, de Joden, waaruit Hij geboren is. Hij zal het in het volkeren oordeel tegen alle vijanden van Israël opnemen voor Zijn eigen volk. Dan zal het vers uit Zacharia 2:8 bevestigd worden: ‘Wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.’ Israël is Gods oogappel en wat je met Israël doet, doe je met de Here God Zelf! Er wordt in Matteüs 25 gesproken over: ‘Ik heb honger gehad en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst gehad en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek, en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen’ (vers 35-36). Nogmaals, wat je met Mijn volk gedaan hebt, heb je met Mij gedaan, zegt de Here God. Zo zal Gods belofte aan Abraham in vervulling gaan en worden zij gezegend die zich voor Gods aardse volk ingezet hebben.
Pas wel op dat het hier niet gaat om goede werken die ons in de hemel kunnen brengen, maar om de houding van de volkeren ten opzichte van Israël die hen de toegang tot het Messiaanse vrederijk verschaft.
Er staat hier letterlijk, dat we geroepen zijn om hen als vreemdelingen te huisvesten!
Daarbij dienen we wel te weten, dat het volk Israël grotendeels nog in ongeloof leeft en niets met de Here Jezus te maken wil hebben. De Joden thuis brengen is nog niet de uiteindelijke oplossing van het Joodse volk en mag ons nooit ontslaan van de Bijbelse primaire opdracht (Romeinen 1:16) om hen de reddende boodschap van de Here Jezus te brengen.
Daarnaast is het belangrijk te weten dat profetisch gezien de Bijbel ons leert dat het aardse volk Israël in de eindtijd nog een verbond met de antichrist zal sluiten (Jesaja 28:15,18; Daniël 9:27 en Johannes 5:43) en de antichrist zich in de herbouwde tempel te Jeruzalem aan de wereld zal openbaren (2 Tessalonicenzen 2:3-4). Vlak voor de wederkomst van de Here Jezus op de Olijfberg, zullen alle volkeren tegen Israël optrekken en zal de strijd in Jeruzalem hevig woeden. Maar bij Zijn wederkomst zal Hij Zijn eigen volk van de macht van de volkeren bevrijden en voor hen strijden zoals Hij vroeger voor Zijn volk streed (Zacharia 14:3).
Pas daarna zal Hij al de verdreven Joden naar het beloofde land terugbrengen, dan zullen pas alle Joden thuisgebracht worden, niet door ons, mensen, maar door Zijn engelen (Matteüs 24:31).

Theo Niemeijer