Pinksteren - de kracht waardoor wij gaan

Feike ter Velde • 91 - 2015 • Uitgave: 10
Die mooie uitspraak die ik ooit van wijlen professor A.A. van Ruler hoorde ben ik nooit vergeten: “Pasen is het fundament waarop we staan, maar Pinksteren is de kracht waardoor wij gaan.”
Toch is dat niet voor iedereen een werkelijkheid. En dat merk je in de dagelijkse omgang met christenen. Het geloof is soms zo diep weggezakt. Het is soms zo lauw in de kerk geworden; de mensen zijn zo oppervlakkig en dat soort dingen hoor je vaak zeggen.
Daarom is het goed naar de Pinksterdag te kijken en de dingen in Gods tegenwoordigheid opnieuw te zien en… te beleven.


Pinksteren komt van het Griekse pent?kost? dat vijftigste (dag) betekent. En dat brengt ons terug naar het Joodse Pinksterfeest uit het Bijbelboek Leviticus. We lezen daar in hoofdstuk 23 over het oogstfeest van Israël in het land van de belofte: Kanaän. Na zeven volle weken, gerekend vanaf die eerste sabbat – dat zijn negenenveertig dagen – nadat de eerste garve van de graanoogst naar de priester is gebracht om het aan de Here te geven in de Tempeldienst (daar vooralsnog de Tabernakel). De dag ná die sabbat, dus de vijftigste dag, moest een nieuw spijsoffer worden gebracht aan de Here. Uitgerekend op dát Joodse feest in Israël kwam de Heilige Geest op de honderdtwintig volgelingen van Jezus, die in de bovenzaal bijeen waren in afwachting van wat zou gaan gebeuren.

Wie is de Heilige Geest?
De Heilige Geest is God. Dat is belangrijk om te onderstrepen. Maar Wie was de Heilige Geest die op de Pinksterdag kwam? Was de Geest ook al niet aanwezig in het Oude Testament? Bidt David niet: ‘Neem Uw Heilige Geest niet van mij’ (Psalm 51:13). Jazeker was de Heilige Geest ook in het Oude Testament – de eerste schriftelijke openbaring van de levende God aan de mensheid – aanwezig. Hij was er al bij de schepping in Genesis 1. En toch was het op de Pinksterdag totaal anders.
Op de Pinksterdag kwam dezelfde Geest, die ‘Jezus uit de dood had opgewekt’ (Romeinen 8:11). Waarom geeft de Bijbel dat onderscheid en die nadere precisering van de Geest aan? Omdat daarin juist het grootste geheimenis(!) ligt van het christenleven. De Geest die op de Pinksterdag kwam was daarvóór niet aanwezig op aarde: ‘De Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was’ (Johannes 7:39).
Vroeger werd mij op catechisatie geleerd dat de Kerk is begonnen in het boek Genesis en vanaf Seth, de zoon van Adam en Eva, steeds meer gestalte kreeg door de eeuwen heen. Die gedachte is in de christelijke theologie door de eeuwen heen ontwikkeld. Men pleit daarin voor de continuïteit van het Oude en het Nieuwe Testament, om mij onbekende redenen. Want juist dit theologische concept zorgt voor de grote verwarring, de onkunde bij het kerkvolk en de afval die dat uiteindelijk ten gevolge heeft.

Een nieuw begin
Op de Pinksterdag begint in het grote heilsplan van God een volkomen nieuwe pagina! Bij de Opstanding van Jezus werd namelijk de nieuwe Adam geschapen, door de Geest. Uit de dood kwam nieuw leven. Het lichaam van Jezus in het graf werd door de Heilige Geest opgewekt. Niet dat Hij weer levend werd, zoals in sommige liedjes wordt gemeld. Hij werd niet opgewekt zoals bij voorbeeld Lazarus, de jongeling te Naïn, of het dochtertje van Jaïrus. Zij zijn weer gestorven. Nee, Jezus stond op door de kracht van de Heilige Geest als de Zoon van God, als de Nieuwe Mens, als de Tweede Adam. Hij werd als Eersteling opgewekt (1 Korintiërs 15:20).
Op de Paasmorgen verrichtte God een grote scheppingsdaad: Hij schiep de nieuwe mens, een nieuwe Adam! In dàt nieuwe leven kan de dood niet meer komen. Dat is eeuwigheidsleven, eeuwig leven!
God, de Heilige Geest, bracht volkomen nieuw leven en deed Jezus opstaan als de nieuwe Mens. Hij kreeg niet Zijn leven terug dat Hij op Golgotha in de dood had uitgegoten. Dat leven was geofferd, als losprijs voor ons. Daarin werd voor ons verzoening gedaan. Maar dat was voor ons nog niet genoeg! Na de verzoening moet nog dat nieuwe leven door ons worden ontvangen. Wij moeten niet alleen één worden met wat gelijk is aan Zijn dood, maar ook nog met hetgeen gelijk is aan Zijn leven (Romeinen 6:5).
Daarom moest de Geest komen, die er vóór de Pinksterdag niet was. Dat nieuwe leven bestond niet. Dat werd toen geschapen, namelijk in de opstanding van Jezus. En diezelfde Geest kwam op de Pinksterdag in de honderdtwintig en in de drieduizend die op die dag tot geloof kwamen. Toen werd door God een nieuw begin gemaakt in Zijn eeuwen omvattende heilsplan. Toen is ook de Kerk – liever de Gemeente – geboren. Toen konden de gelovigen uit het dodenrijk – de gelovigen uit het Oude Testament (Hebreeën 11) – door Jezus meegenomen worden als ‘krijgsgevangenen’. Zij moesten daar wachten op de dag van de Opstanding van Jezus.

Hebt gij de Heilige Geest ontvangen?
Nu komt het aan op de allerbelangrijkste vraag aan een ieder van ons: Hebben wij zelf de Heilige Geest ontvangen… toegelaten in ons hart… ons leven laten vernieuwen door Hem? De rechtzinnige theologie kan er wel zijn, maar daarmee hébben we dat leven nog niet. Dat moet ontvangen worden. De vervulling met de Geest kan niet aan een methode worden gekoppeld, of systematisch worden omschreven: als je nu dit doet, dan krijg je dat. Daar zijn veel dwalende en ketterse praktijken over bekend, vooral in onze tijd. Nee, de binnenkamer van ons geloofsleven kent – als het goed is – een groot geheimenis: de verborgen omgang met God (Psalm 25:14). In die verborgen omgang kan de Here ons de dingen openbaren.
Het ware geloof is niet een aantal theologische waarheden voor waar aannemen, hoe belangrijk ook. Ten diepste is ons geloof openbaringsgeloof. In een voortdurend leven met God wordt ons voortdurend de volheid van Zijn Geest geschonken (Efeziërs 5:18), meer dan eenmalig(!). Het is diezelfde Geest die Jezus uit de doden opwekte tot Zoon van God, tot laatste Adam, tot de Nieuwe mens, die de dood niet zal zien, zelfs al is hij gestorven (Johannes 11:25). Diezelfde Geest is op de Pinksterdag gekomen en… tot nu toe gebleven! Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? (Handelingen 19:2). Het antwoord op die vraag is voor ons allen van levensbelang!

Feike ter Velde