Padah - De HERE koopt vrij

Gieneke van Veen-Vrolijk • 88 - 2012 • Uitgave: 4
In het Bijbels Hebreeuws komen begrippen voor die enerzijds een concrete praktische betekenis en functie hebben en anderzijds een geestelijke theologische betekenis en toepassing. In veel gevallen komt de geestelijke betekenis uit de basisbetekenis voort. Tot deze categorie woorden behoort het werkwoord ‘padah’ met de grondbetekenis ‘vrijkopen’. In deze zin komt het werkwoord met name in juridische context en wettische situaties voor. ‘Padah’ duidt op de wettelijke handeling van terug-, loskopen en verlossen. Zoals iemand voor iemand of iets een losprijs kon betalen. Zo kon men bijvoorbeeld een slaaf vrijkopen of voor een bepaalde schuld een ‘losprijs’ betalen.
Uitgaande van de brede basisbetekenis ‘vrijkopen’ betekent ‘padah’ ook: loskopen, terugkopen, verlossen, bevrijden, vrijzetten. Voor de mensen in de Bijbelse tijd was deze overgang van de ene betekenis naar de andere begrijpelijk en verklaarbaar. Zo komt in de Hebreeuwse Bijbel het begrip ‘padah’ in beide betekenisaspecten voor, waarbij vooral de geestelijke toepassing overheerst en van zeer diepe strekking is.
In een cultische situatie komt ‘padah’ voor met betrekking tot de ‘lossing’, met name in de Thora. Het betreft vooral betaling voor vrijkopen, vrijlating of ‘lossing’ (Leviticus 27:27-29; Numeri 3:46-51; 18:15-17) en betaling voor schuld (Exodus 21:30).
‘Padah’/verlossen kan ook voorkomen in de zin dat men het voor een ander opneemt en uitredt. Dit gebeurt wanneer Jonathan, onwetend van Sauls bezwering, wilde honing eet en dit met zijn leven zou moeten betalen; het volk komt dan voor hem op en ‘padah’/verlost hem (1 Samuël 14:24-30,45).

De Here God koopt vrij
Wanneer in Deuteronomium het werkwoord ‘padah’/verlossen voorkomt, dan is altijd de Here God het onderwerp: Hij is de Enige die werkelijk vrijkoopt! Hij ‘padah’/kocht Israël vrij uit Egypte. Niemand anders dan de Here alleen ‘padah’/bevrijdde Israël uit Egypte (Deuteronomium 13:5b). Daarom is Israël Gods erfdeel dat Hij uit Egypte ‘padah’/vrijkocht (Deuteronomium 9:26).
De Here ‘padah’/verloste niet alleen Israël als volk, maar ook Zijn dienaren. Zo stelt de profeet Jesaja dat de Here Abraham heeft ‘padah’/verlost (Jesaja 29:22). Ook David beleed door de Here te zijn vrijgekocht. Daarom wist hij zich Zijn eigendom! David meldt tweemaal - met de uitroep ‘de HERE leeft!’ - dat de Here zijn leven uit alle benauwdheid heeft ‘padah’/verlost (2 Samuël 4:9; 1 Koningen 1:29). Wanneer David later zijn dankgebed voor Gods aangezicht uitspreekt, belijdt hij dat de Here groot en onvergelijkbaar is en voegt daar aan toe dat Israël uniek is op de aarde, een volk dat Hij voor Zichzelf ‘padah’/vrijkocht door hen uit Egypte te ‘padah’/bevrijden (2 Samuël 7:23 = 1 Kronieken 17:21).

‘Padah’ in de Psalmen
Met de psalmist mogen ook wij getuigen door de Here God te zijn vrijgekocht “U verloste mij HERE, God van Waarheid” (Psalm 31:6b). Hiermee belijden we te zijn vrijgekocht door het offer van de Here Jezus, die Zijn leven in de handen van de Vader beval en Zich overgaf om voor ons de losprijs te betalen. Te allen tijde mogen we de Here bidden: “’padah’/verlos mij…” (Psalm 26:11). De HERE ‘padah’/verlost de ziel van Zijn dienaren (Psalm 34:23). Hij ‘padah’/kocht mijn ziel vrij in vrede bad David (Psalm 55:19). ‘Padah’ wordt zo ook gebruikt als uiting van vertrouwen: “Mijn lippen zullen juichen… en mijn ziel die U ‘padah’/vrijkocht” (Psalm 71:23).

‘Padah’ in eigennamen
In een aantal persoonsnamen in de Bijbel komt het werkwoord ‘padah’/vrijkopen voor. Zo zijn bekend de namen ‘Peda-El’ (God verlost/verloste), ‘Peda-Ya’ en ‘Peda-Yahu’ (de HERE koopt vrij/verlost). In deze namen komt een vorm van de stam ‘padah’/vrijkopen, verlossen voor én de Godsnaam of -aanduiding ‘Ya’of ‘Yahu’ (HERE) en ‘El’ (God). Een leider uit de stam Naftali wordt aangeduid als ‘Pedael’ (Numeri 34:28). De schoonvader van koning Josia droeg de naam ‘Pedaya’ (2 Koningen 23:36); een nakomeling van David was ‘Pedayahu’ (1 Kronieken 3:18). In de tijd van Ezra en Nehemia komt de naam ‘Pedaya’ ook meerdere keren voor. Onder de herbouwers van de muur wordt ‘Padaya’ genoemd (Nehemia 3:25). Wanneer Ezra onderricht geeft uit Gods Thora dan staat aan zijn linkerhand een ‘Padaya’ (Nehemia 8:5). Later komt deze naam ook voor in de namenlijst van het volk zoals men zich in hun woonplaatsen vestigde (Nehemia 11:7).
Een prachtige Bijbelse naam met geweldige betekenis betreffende verleden, heden en toekomst: De HERE stelde en stelt vrij en dat biedt perspectief op een oneindige toekomst door Zijn verlossing…

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk