Over zwoegen en zegen

Els ter Welle • 96 - 2020 • Uitgave: 4
’Alleen de zegen van de Heer maakt rijk, zwoegen voegt daar niets aan toe’ (Spreuken 10:22 NBV).

Zwoegen, ploeteren, sloven, zwaar inspannen: doe het maar niet, het haalt toch niets uit. Zegt deze tekst dit? In vers 4 van hetzelfde hoofdstuk staat: ’De hand van de vlijtige maakt rijk’. En Spreuken 14:23 zegt: ’In alle moeitevolle arbeid zal voordeel zijn’.

Salomo roept zeker niet op tot passiviteit en neemt luiheid absoluut niet in bescherming. Hij waarschuwt voor de menselijke neiging om, als we succes in het leven hebben, onszelf op de borst te slaan en trots te denken: Wow, wat ben ik goed, wat heb ik geweldig gepresteerd. De gelovige echter weet zich in alles afhankelijk van God. Hij weet dat al het harde werken, alle zware arbeid, tevergeefs is zonder Zijn zegen.

Uit de slaap houden
Aan Gods zegen is het al gelegen (zie ook Psalm 127:1-2). De Statenvertaling vertaalt het tweede gedeelte van ons vers als volgt: ’En Hij voegt er geen smart bij’.
Dat spreekt mij aan, want rijkdom is niet alleen mooi. Het is gevaarlijk voor het geestelijke leven, want hoogmoed ligt om de hoek. Het kan ons ook uit de slaap houden, want rijkdom is een angstvallig onzeker bezit. Misschien hebben we last van een schuldgevoel omdat we rijk zijn geworden door niet helemaal eerlijk te zijn of door anderen te benadelen.
En last but not least: vaak hebben we steeds grotere en duurdere uitdagingen nodig om ons hart te bevredigen. We hebben het vermogen verloren om van het kleine en eenvoudige te genieten. Dat is zo verschrikkelijk jammer!

Geestelijke zegeningen
De zegen van de Heer die rijk maakt, kent al deze smarten niet. We hebben onze rijkdom eerlijk verkregen, we hebben het in de open hand, het is honderd procent van de Heer. We hebben onze hoop niet gevestigd op de onzekerheid van rijkdom, maar op de levende God. We zijn daardoor niet krampachtig met ons bezit bezig. We vertrouwen God voor wijsheid om een goede rentmeester te zijn, zodat we met onze overvloed anderen kunnen zegenen. U kunt dit allemaal lezen in 1 Timotheüs 6:6-9 en 17-19.

Onze allergrootste zegen is echter niet onze materiële rijkdom, maar de gave van Gods Zoon door Wie we gezegend zijn met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten. In Efeze 1 worden zeven geestelijke zegeningen benoemd. Ze ontroeren me (Dank U Heer!). Deze geestelijke rijkdom vergaat niet, zij is eeuwigheidsbestendig!

Els ter Welle