Over mijn duisternis ging de Zon op
Cobez Dias
Over de kracht van magie, demonen en dood kan Cobez Dias veel vertellen… uit eigen ervaring.
Opgroeiend in een gesloten gemeenschap - mijn ouders kwamen in 1951 uit Indonesië naar Nederland -kreeg ik te maken met de cultuur vanuit het voormalige Indië: zwarte en witte magie.
Op een gegeven moment raak je ervan overtuigd dat de zwarte magie van de duivel is en de witte magie van God.
Ik trouwde met Ellen, m'n overbuur meisje. We hadden twee dochters, Angela en Daisy toen ik - in 1982 - besloot weg te gaan. Achteraf zie ik de oorzaken van mijn vastgelopen leven. Want in die periode kwam ik via een familielid van Ellen in contact met een oudere Indische vrouw. Zij vertelde mij over haar gaven, met de Bijbel op tafel. De Bijbel had in die tijd, vanuit mijn beleveniswereld iets heiligs. Dus, het is wel goed. De witte magie is toch van God? Zij deed aan toekomstvoorspelling, waarzeggerij. Ze deed dit door tarotkaarten en handpalm lezen. Op haae tafel heeft zij een pot, daarin kon je een vrijwillige bijdrage doen. 'Voor de kerk", zegt zij.
In 1981 kreeg ik van haar een djimat (soort amulet). Een heel klein pakketje, gewikkeld in een rode stof. Volgens de Indische vrouw zit er poedersteen van haar voorouders in en geschreven spreuken. "Houdt dit altijd bij je", heeft zij gezegd. “Dan zal jou niets overkomen, waarheen jij ook gaat”. Vanaf dat moment werd mijn tweede dochter, Daisy, door een soort geest geplaagd. Ellen en ik waren ons hiervan niet bewust.
Medio 1982 zag ik het met Ellen niet meer zo zitten. Teveel spanningen in huis. Een brave echtgenoot was ik al helemaal niet. Ik loog tegenover Ellen en had relaties met andere vrouwen. Ik heb toen mijn gezin in de steek gelaten. Ik dacht alleen maar aan mijn mezelf. Daarna zijn we formeel gescheiden. Ik hield mij ook bezig in de criminele sfeer, met soft drugs en cocaïne. Heroïne, als je je daar mee bezig hield, dan zal God je straffen dacht ik. Heroïne, dat is bloedgeld, daar bleef ik vanaf. Ik had al genoeg gezien wat heroïne kan doen.
In juni 1988 kwam ik bij Ellen en de kinderen thuis. Daisy werd 14 jaar. Op die avond werd zij door demonen aangevallen. Zij moest de satan aanbidden en zelfmoord plegen. Daar lag mijn dochter op bed te huilen en ze was bang. Zij schreeuwde... "Ik moet zelfmoord plegen, ze zijn hier overal". Maar ik zag niemand. Ik voelde wel de aanwezigheid van iets onaangenaams. Op wie moest ik schieten. Ik zag niets. Mijn zwager Jeffrey kwam erbij. Hij zei, Cobez je moet een keuze maken. Ik begreep niet wat hij bedoelde. Jeffrey heeft toen zijn voorganger, Roberto, erbij gehaald.
Roberto kwam omstreeks 01.00 uur. Hij bad. Na ongeveer een uur kreeg Daisy haar gelaatskleur weer terug en zei: "Ik hoor een stem". Roberto vroeg haar wat de stem zei. "Vrees niet want Ik ben met je". "Van wie is die stem", vroeg Roberto. Daisy antwoordde: "Van de Here Jezus Christus" Terwijl ik mijn twee dochters nooit met de Here Jezus heb opgevoed!
Daarna hoorde ik een stem binnenin: "Als jij zo doorgaat met je huidige levenspatroon zul jij Daisy kwijtraken". Ik wist niet gauw wat te doen. Ik heb toen met alles en iedereen uit mijn milieu gebroken. Mijn dochter had nu voorrang. Wie was deze Jezus? Als mensen het met mij over Jezus wilden hebben, dan werd ik kwaad. Ik heb altijd gedacht: God is God. Hij heeft niemand nodig. Maar vanaf die tijd hield het mij wel bezig, maar mijn hart kende geen vrede. "Geef je hart aan Jezus" zei Ellen. "Ik kan het niet, ik ben an steen", zei ik.
Na veel frustraties heb ik in december 1988 mijn knieën gebogen en zei: "Here Jezus, als U werkelijk bestaat, openbaar Uzelf dan aan mij. Want ik weet het niet meer". Daags daarna kreeg ik een honger naar Gods Woord, mijn binnenste werd vervuld met vreugde. Jezus leeft! Want Hij heeft mij geantwoord.
In januari 1989 begon er een periode van berouw en wroeging. God liet mij zien hoe ik geleefd had. Ik walgde van mijzelf. Ik vroeg Ellen en de kinderen om vergeving. Op een dag sloeg ik de Bijbel open en las in het boek Ezechiël, hoofdstuk 36. God sprak tot mij. "Ik zal het stenen hart uit u wegnemen en u een hart van vlees geven." Ik wist het ineens: mijn verleden (een hart van steen) en mijn toekomst staan hierin geschreven.
Op 20 maart 1989 zijn Ellen en ik opnieuw met elkaar getrouwd. Op de uitnodigingskaarten werd 2 Cor 5:17 onderstreept. "Zo is dan, indien iemand in Christus is, een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan. Zie, het is alles nieuw geworden."
Ik voel mij nog steeds zo, een nieuwe schepping. God heeft mij lief, mijn zonden zijn vergeven.
Op zondag 2 april 1989 hebben wij ons als gezin laten dopen. Een paar dagen daarvoor vond ik in de kast een oude plastic tas. Ik gooide deze tas weer terug in de kast. Maar er rinkelde wat. Ik haalde deze tas er weer uit, maar kon geen belletje vinden. Een klein leren tasje zat er ook nog in. Daarin lag de djimat. Ik was dat hele ding al helemaal vergeten. Ik liet het aan Ellen zien. "Het lijkt net of je een slang in je hand hebt". Ik belde een vriend, Guus. Het was bijna 12 uur 's nachts. Binnen enkele minuten was Guus in ons midden. In de fik met dat ding, zei Guus. Na gebeden te hebben gingen Guus en ik naar de buurt van de begraafplaats om de djimat te verbranden. De djimat had ik in spiritus gedrenkt. Guus en ik konden onze ogen niet geloven. De djimat wilde helemaal niet verbranden. Nog meer spiritus had geen enkel effect. Guus heeft daarna nogmaals gebeden.
Uiteindelijk bleef er van de djimat niets meer over. Weer heeft Jezus Christus Zijn trouw betoond. Hij zal ons niet begeven noch verlaten. Op 2 februari 1991 werd onze zoon Noadjah ('de Here brengt bijeen') geboren. In het begin van de zwangerschap wisten wij dat God ons een zoon zou geven. Zelfs de drukker kon het niet geloven dat wij daar zo zeker van waren. Bij de geboorte van Noadjah ervoer ik voor het eerst in mijn leven een diepe, intense vreugde. Ik kon mijn tranen nauwelijks verbergen. De volgende dag heeft de Here Jezus mij het volgende duidelijk gemaakt. Er staat immers geschreven "...dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar, die zich bekeert ..." Op het geboortekaart van Noadjah staat het volgende gedrukt: "En zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden" (Ezechiël 36:35). Op 6 januari 1993 werd Vanyah ('Yahweh is lof) onze dochter geboren. In het laatste vers van Ezechiël 36 staat geschreven:
"....zij zullen weten, dat Ik de Here ben."
Jezus zegt: “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” (Joh. 8:12)
Feike ter Velde
Over de kracht van magie, demonen en dood kan Cobez Dias veel vertellen… uit eigen ervaring.
Opgroeiend in een gesloten gemeenschap - mijn ouders kwamen in 1951 uit Indonesië naar Nederland -kreeg ik te maken met de cultuur vanuit het voormalige Indië: zwarte en witte magie.
Op een gegeven moment raak je ervan overtuigd dat de zwarte magie van de duivel is en de witte magie van God.
Ik trouwde met Ellen, m'n overbuur meisje. We hadden twee dochters, Angela en Daisy toen ik - in 1982 - besloot weg te gaan. Achteraf zie ik de oorzaken van mijn vastgelopen leven. Want in die periode kwam ik via een familielid van Ellen in contact met een oudere Indische vrouw. Zij vertelde mij over haar gaven, met de Bijbel op tafel. De Bijbel had in die tijd, vanuit mijn beleveniswereld iets heiligs. Dus, het is wel goed. De witte magie is toch van God? Zij deed aan toekomstvoorspelling, waarzeggerij. Ze deed dit door tarotkaarten en handpalm lezen. Op haae tafel heeft zij een pot, daarin kon je een vrijwillige bijdrage doen. 'Voor de kerk", zegt zij.
In 1981 kreeg ik van haar een djimat (soort amulet). Een heel klein pakketje, gewikkeld in een rode stof. Volgens de Indische vrouw zit er poedersteen van haar voorouders in en geschreven spreuken. "Houdt dit altijd bij je", heeft zij gezegd. “Dan zal jou niets overkomen, waarheen jij ook gaat”. Vanaf dat moment werd mijn tweede dochter, Daisy, door een soort geest geplaagd. Ellen en ik waren ons hiervan niet bewust.
Medio 1982 zag ik het met Ellen niet meer zo zitten. Teveel spanningen in huis. Een brave echtgenoot was ik al helemaal niet. Ik loog tegenover Ellen en had relaties met andere vrouwen. Ik heb toen mijn gezin in de steek gelaten. Ik dacht alleen maar aan mijn mezelf. Daarna zijn we formeel gescheiden. Ik hield mij ook bezig in de criminele sfeer, met soft drugs en cocaïne. Heroïne, als je je daar mee bezig hield, dan zal God je straffen dacht ik. Heroïne, dat is bloedgeld, daar bleef ik vanaf. Ik had al genoeg gezien wat heroïne kan doen.
In juni 1988 kwam ik bij Ellen en de kinderen thuis. Daisy werd 14 jaar. Op die avond werd zij door demonen aangevallen. Zij moest de satan aanbidden en zelfmoord plegen. Daar lag mijn dochter op bed te huilen en ze was bang. Zij schreeuwde... "Ik moet zelfmoord plegen, ze zijn hier overal". Maar ik zag niemand. Ik voelde wel de aanwezigheid van iets onaangenaams. Op wie moest ik schieten. Ik zag niets. Mijn zwager Jeffrey kwam erbij. Hij zei, Cobez je moet een keuze maken. Ik begreep niet wat hij bedoelde. Jeffrey heeft toen zijn voorganger, Roberto, erbij gehaald.
Roberto kwam omstreeks 01.00 uur. Hij bad. Na ongeveer een uur kreeg Daisy haar gelaatskleur weer terug en zei: "Ik hoor een stem". Roberto vroeg haar wat de stem zei. "Vrees niet want Ik ben met je". "Van wie is die stem", vroeg Roberto. Daisy antwoordde: "Van de Here Jezus Christus" Terwijl ik mijn twee dochters nooit met de Here Jezus heb opgevoed!
Daarna hoorde ik een stem binnenin: "Als jij zo doorgaat met je huidige levenspatroon zul jij Daisy kwijtraken". Ik wist niet gauw wat te doen. Ik heb toen met alles en iedereen uit mijn milieu gebroken. Mijn dochter had nu voorrang. Wie was deze Jezus? Als mensen het met mij over Jezus wilden hebben, dan werd ik kwaad. Ik heb altijd gedacht: God is God. Hij heeft niemand nodig. Maar vanaf die tijd hield het mij wel bezig, maar mijn hart kende geen vrede. "Geef je hart aan Jezus" zei Ellen. "Ik kan het niet, ik ben an steen", zei ik.
Na veel frustraties heb ik in december 1988 mijn knieën gebogen en zei: "Here Jezus, als U werkelijk bestaat, openbaar Uzelf dan aan mij. Want ik weet het niet meer". Daags daarna kreeg ik een honger naar Gods Woord, mijn binnenste werd vervuld met vreugde. Jezus leeft! Want Hij heeft mij geantwoord.
In januari 1989 begon er een periode van berouw en wroeging. God liet mij zien hoe ik geleefd had. Ik walgde van mijzelf. Ik vroeg Ellen en de kinderen om vergeving. Op een dag sloeg ik de Bijbel open en las in het boek Ezechiël, hoofdstuk 36. God sprak tot mij. "Ik zal het stenen hart uit u wegnemen en u een hart van vlees geven." Ik wist het ineens: mijn verleden (een hart van steen) en mijn toekomst staan hierin geschreven.
Op 20 maart 1989 zijn Ellen en ik opnieuw met elkaar getrouwd. Op de uitnodigingskaarten werd 2 Cor 5:17 onderstreept. "Zo is dan, indien iemand in Christus is, een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan. Zie, het is alles nieuw geworden."
Ik voel mij nog steeds zo, een nieuwe schepping. God heeft mij lief, mijn zonden zijn vergeven.
Op zondag 2 april 1989 hebben wij ons als gezin laten dopen. Een paar dagen daarvoor vond ik in de kast een oude plastic tas. Ik gooide deze tas weer terug in de kast. Maar er rinkelde wat. Ik haalde deze tas er weer uit, maar kon geen belletje vinden. Een klein leren tasje zat er ook nog in. Daarin lag de djimat. Ik was dat hele ding al helemaal vergeten. Ik liet het aan Ellen zien. "Het lijkt net of je een slang in je hand hebt". Ik belde een vriend, Guus. Het was bijna 12 uur 's nachts. Binnen enkele minuten was Guus in ons midden. In de fik met dat ding, zei Guus. Na gebeden te hebben gingen Guus en ik naar de buurt van de begraafplaats om de djimat te verbranden. De djimat had ik in spiritus gedrenkt. Guus en ik konden onze ogen niet geloven. De djimat wilde helemaal niet verbranden. Nog meer spiritus had geen enkel effect. Guus heeft daarna nogmaals gebeden.
Uiteindelijk bleef er van de djimat niets meer over. Weer heeft Jezus Christus Zijn trouw betoond. Hij zal ons niet begeven noch verlaten. Op 2 februari 1991 werd onze zoon Noadjah ('de Here brengt bijeen') geboren. In het begin van de zwangerschap wisten wij dat God ons een zoon zou geven. Zelfs de drukker kon het niet geloven dat wij daar zo zeker van waren. Bij de geboorte van Noadjah ervoer ik voor het eerst in mijn leven een diepe, intense vreugde. Ik kon mijn tranen nauwelijks verbergen. De volgende dag heeft de Here Jezus mij het volgende duidelijk gemaakt. Er staat immers geschreven "...dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over één zondaar, die zich bekeert ..." Op het geboortekaart van Noadjah staat het volgende gedrukt: "En zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden" (Ezechiël 36:35). Op 6 januari 1993 werd Vanyah ('Yahweh is lof) onze dochter geboren. In het laatste vers van Ezechiël 36 staat geschreven:
"....zij zullen weten, dat Ik de Here ben."
Jezus zegt: “Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” (Joh. 8:12)
Feike ter Velde