Opwekking is: (1)
sterven met Christus om met Hem op te staan tot een totaal nieuw leven
Daarom is de geloofsovergave aan Christus zo diep ingrijpend en zo alomvattend. Het is niet zo maar eventjes Christus aannemen om vervolgens over te gaan tot de orde van de gezapige dag. Het is een huwelijkssluiting met Hem. Mijn ziel wordt dan Zijn vrouw en Hij mijn Man. Een heel nieuwe toekomst opent zich dan voor mij in dit liefdevolle samengaan met Hem. Ik word daardoor radicaal, tot in de wortels (radices) van mijn bestaan, veranderd. Ik ben dan opnieuw geboren. Ik ben dan met de eniggeboren Zoon mede-kind van God geworden.
Het eerste heilsgoed wat Christus de gelovige aanreikt, is de kwijtschelding van alle schulden.
STERVEN MET CHRISTUS?
Met 'sterven' bedoelt Paulus niet onze lichamelijke dood. Zeker, gelovigen mogen weten dat als zij deze aarde verlaten, Jezus bij hen is. Hij houdt onze hand dan vast en begeleidt ons, wanneer we ons door de donkere tunnel van de dood heenworstelen naar de vreugde van het eeuwige licht. Maar Paulus gebruikt hier de lichamelijke dood als een beeldspraak. Daarom is het nodig dat we eerst nagaan wat sterven eigenlijk is.
Wanneer wij sterven, maakt onze ziel zich los van het lichaam. Dan wordt de band met het lichaam doorgesneden. Dan grijpt de ontbinding plaats. In Pil. 1:23 noemt Paulus zijn lichamelijke dood dan ook een "ontbonden worden". Hij gebruikt daar het Griekse woord ana-luoo, dat 'losmaken' betekent. Dat werd gebruikt voor het lichten van de ankers, het losmaken van de touwen, met name van een schip, wanneer het de haven verlaat. Ons woord ana-lyseren, ont-leden, komt daarvandaan.
Als Paulus zegt dat wij met Christus moeten sterven, dan betekent dat dus dat wij ons ergens van moeten losmaken. Waarvan?
LOS VAN DE WET
In Rom. 7:1-6 gebruikt Paulus het beeld van de huwelijksontbinding door de dood. Hij zegt dat een vrouw vrij is om met iemand anders te trouwen, wanneer haar man is gestorven. In dat geval mag men haar niet van echtbreuk betichten. Zo, zegt Paulus, mag de ziel (laten we dat woord maar gebruiken, omdat dit vrouwelijk is) van de mens met Christus trouwen, wanneer zij zelf door een soort geestelijk sterven de band met de Wet, haar eerdere man heeft doorgesneden. (Paulus stelt de wet als een persoon voor, daarom schrijf ik de Wet met een hoofdletter). Dat geestelijke huwelijk met Christus heeft plaats, wanneer de ziel zich in geloof en liefde voorgoed aan Christus toevertrouwt.
Dan wordt Christus de nieuwe Man van de ziel. De vroegere man, de Wet met al zijn geboden, heeft dan niets meer over haar te vertellen. Hij kan haar dreigen zoveel ze wil, de ziel hoeft zich daar niets van aan te trekken, want de band met de Wet heeft zij door de overgave aan Christus voor altijd doorgeknipt. Maar mag de ziel dat zo maar doen? Mag zij tegen de heilige Wet van God zeggen: "Ik wil niets meer met jou te maken hebben?" Ja! ! ! En waarom? Omdat zij met Christus getrouwd is "in gemeenschap van goederen".
Zoals u wellicht weet wordt het bezit van man en vrouw, als er verder niets wordt geregeld, samengevoegd, wanneer ze trouwen. Alle tegoed aan geld of van wat dan ook dat ieder vantevoren bezat, wordt dan hun gemeenschappelijk eigendom. Maar je kunt ook met elkaar trouwen "onder huwelijkse voorwaarden”. Dan blijft ieder de eigenaar van wat hij vóór het huwelijk bezat. Dat doet men soms in de zakenwereld met het oog op een mogelijk faillissement.
Maar Christus trouwt met de gelovige "in gemeenschap van goederen". Dat betekent dat al Zijn heilsgoederen ook het bezit worden van de ziel!
En het eerste heilsgoed wat Christus de gelovige aanreikt, is de kwijtschelding van alle schulden. Daardoor kan de Wet de ziel niet meer voor het gerecht dagen. Ze kan geen verhaal meer maken op de schulden, die de ziel achterliet, toen zij in de overgave aan Christus stierf voor de Wet.
Ik móét nu even mijn gedachtengang onderbreken om uiting te geven aan mijn - en naar ik aanneem: ook uw - intense dankbaarheid. Mijn ziel is volgens de beeldspraak van Paulus de bruid, de vrouw van Christus. Hij heeft het huwelijk met mij gesloten in gemeenschap van goederen. Dat betekende: ik kon Hem niets goeds aanbieden. Ik moest met Paulus belijden: "In mij, dat is: in mijn vlees, woont geen goed" (Rom. 7:18). Ik zat zwaar in de rode cijfers. Een torenhoge schuldenlast drukte op mij. Maar Hij wilde mij nu eenmaal hebben. Het werd een huwelijk uit eenzijdige liefde. Hij had het oog op mij laten vallen. Zijn hart was naar mij uitgegaan. En dat terwijl Hij eigenlijk een grondige afkeer van mij moest hebben. Maar Hij had Zijn zinnen op mij gezet. Daarom betaalde Hij al mijn schulden. En hoe? Met Zijn eigen bloed!!!
Wat moet ik zeggen tegenover zoveel liefde? Ik kan die liefde alleen maar in geloof aanvaarden, want begrijpen zal ik ze nooit. Die liefde is Goddelijk. Ze staat diametraal tegenover de zelfzucht waarmee wij sinds de zondeval geboren worden. Maar daarom kan ik dan ook zo intens dankbaar zijn. Heel vaak herhaal ik het tegenover de Here: Ik ben U zo dankbaar! Soms vraag ik Hem wel eens: vindt U dat niet eentonig, als ik altijd maar weer hetzelfde herhaal: Ik ben U zo dankbaar? Maar ik weet het: liefde wil altijd hetzelfde horen. Liefde heeft haar eigen taal en haar eigen lied.
CHRISTUS, DE LEVENDE WET
Maar, zal iemand zeggen, de wet is toch niet afgeschaft! Hoe kan een mens dan tegen de Wet zeggen: Ik wil niets meer met jou te maken hebben?
Inderdaad, de Wet heeft niet afgedaan. Gods geboden gelden altijd. Jezus heeft zelf gezegd: "Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar te vervullen" (Mat. 5:17).
Dat woord 'vervullen' is het antwoord op de vraag. Dat woord heeft hier een meervoudige zin. Het betekent dat Christus de wet volmaakt met "jota en tittel", van a tot z, heeft volbracht. Vervolgens heeft Hij die wet in haar hoogste schoonheid, de liefde, laten zien en in praktijk gebracht. En in de derde plaats: Hij heeft de wet plaatsvervangend vervuld voor ons. Daardoor worden de verdiensten van Zijn gehoorzaamheid toegerekend aan iedereen die in Hem gelooft.
Christus is het Woord dat vlees is geworden, maar Hij is ook de geïncarneerde wet. Hij is de wet in levenden lijve. Hij is het wandelende Wetboek van God. Als je naar Hem kijkt, zie je de pracht van Gods geboden ten voeten uit.
Wanneer ik mij aan Christus overgeef, komt de wet die eerst dreigend buiten mij stond, tot mij terug, maar nu in de levende gestalte van mijn Geliefde, Jezus Christus. De wet heeft dan voor mij een metamorfose, een gedaanteverandering, ondergaan. Ze straalt mij nu in Christus tegen in al haar schoonheid. Ik zie hoe zij in Hem haar doel heeft bereikt: de liefde. De liefde tot het uiterste, de liefde tot in de kruisdood.
Daarom lokt die wet mij nu, onweerstaanbaar. Ze verwondert mij in haar pracht. Ze is nu niet meer 'iets' voor mij, maar Iemand, de Zoon van God.
En wanneer mijn ziel met deze Zoon van God getrouwd is, kan ik niet anders dan ook die wet liefhebben, want die twee, Christus en de wet zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden.
H.J. Hegger
Daarom is de geloofsovergave aan Christus zo diep ingrijpend en zo alomvattend. Het is niet zo maar eventjes Christus aannemen om vervolgens over te gaan tot de orde van de gezapige dag. Het is een huwelijkssluiting met Hem. Mijn ziel wordt dan Zijn vrouw en Hij mijn Man. Een heel nieuwe toekomst opent zich dan voor mij in dit liefdevolle samengaan met Hem. Ik word daardoor radicaal, tot in de wortels (radices) van mijn bestaan, veranderd. Ik ben dan opnieuw geboren. Ik ben dan met de eniggeboren Zoon mede-kind van God geworden.
Het eerste heilsgoed wat Christus de gelovige aanreikt, is de kwijtschelding van alle schulden.
STERVEN MET CHRISTUS?
Met 'sterven' bedoelt Paulus niet onze lichamelijke dood. Zeker, gelovigen mogen weten dat als zij deze aarde verlaten, Jezus bij hen is. Hij houdt onze hand dan vast en begeleidt ons, wanneer we ons door de donkere tunnel van de dood heenworstelen naar de vreugde van het eeuwige licht. Maar Paulus gebruikt hier de lichamelijke dood als een beeldspraak. Daarom is het nodig dat we eerst nagaan wat sterven eigenlijk is.
Wanneer wij sterven, maakt onze ziel zich los van het lichaam. Dan wordt de band met het lichaam doorgesneden. Dan grijpt de ontbinding plaats. In Pil. 1:23 noemt Paulus zijn lichamelijke dood dan ook een "ontbonden worden". Hij gebruikt daar het Griekse woord ana-luoo, dat 'losmaken' betekent. Dat werd gebruikt voor het lichten van de ankers, het losmaken van de touwen, met name van een schip, wanneer het de haven verlaat. Ons woord ana-lyseren, ont-leden, komt daarvandaan.
Als Paulus zegt dat wij met Christus moeten sterven, dan betekent dat dus dat wij ons ergens van moeten losmaken. Waarvan?
LOS VAN DE WET
In Rom. 7:1-6 gebruikt Paulus het beeld van de huwelijksontbinding door de dood. Hij zegt dat een vrouw vrij is om met iemand anders te trouwen, wanneer haar man is gestorven. In dat geval mag men haar niet van echtbreuk betichten. Zo, zegt Paulus, mag de ziel (laten we dat woord maar gebruiken, omdat dit vrouwelijk is) van de mens met Christus trouwen, wanneer zij zelf door een soort geestelijk sterven de band met de Wet, haar eerdere man heeft doorgesneden. (Paulus stelt de wet als een persoon voor, daarom schrijf ik de Wet met een hoofdletter). Dat geestelijke huwelijk met Christus heeft plaats, wanneer de ziel zich in geloof en liefde voorgoed aan Christus toevertrouwt.
Dan wordt Christus de nieuwe Man van de ziel. De vroegere man, de Wet met al zijn geboden, heeft dan niets meer over haar te vertellen. Hij kan haar dreigen zoveel ze wil, de ziel hoeft zich daar niets van aan te trekken, want de band met de Wet heeft zij door de overgave aan Christus voor altijd doorgeknipt. Maar mag de ziel dat zo maar doen? Mag zij tegen de heilige Wet van God zeggen: "Ik wil niets meer met jou te maken hebben?" Ja! ! ! En waarom? Omdat zij met Christus getrouwd is "in gemeenschap van goederen".
Zoals u wellicht weet wordt het bezit van man en vrouw, als er verder niets wordt geregeld, samengevoegd, wanneer ze trouwen. Alle tegoed aan geld of van wat dan ook dat ieder vantevoren bezat, wordt dan hun gemeenschappelijk eigendom. Maar je kunt ook met elkaar trouwen "onder huwelijkse voorwaarden”. Dan blijft ieder de eigenaar van wat hij vóór het huwelijk bezat. Dat doet men soms in de zakenwereld met het oog op een mogelijk faillissement.
Maar Christus trouwt met de gelovige "in gemeenschap van goederen". Dat betekent dat al Zijn heilsgoederen ook het bezit worden van de ziel!
En het eerste heilsgoed wat Christus de gelovige aanreikt, is de kwijtschelding van alle schulden. Daardoor kan de Wet de ziel niet meer voor het gerecht dagen. Ze kan geen verhaal meer maken op de schulden, die de ziel achterliet, toen zij in de overgave aan Christus stierf voor de Wet.
Ik móét nu even mijn gedachtengang onderbreken om uiting te geven aan mijn - en naar ik aanneem: ook uw - intense dankbaarheid. Mijn ziel is volgens de beeldspraak van Paulus de bruid, de vrouw van Christus. Hij heeft het huwelijk met mij gesloten in gemeenschap van goederen. Dat betekende: ik kon Hem niets goeds aanbieden. Ik moest met Paulus belijden: "In mij, dat is: in mijn vlees, woont geen goed" (Rom. 7:18). Ik zat zwaar in de rode cijfers. Een torenhoge schuldenlast drukte op mij. Maar Hij wilde mij nu eenmaal hebben. Het werd een huwelijk uit eenzijdige liefde. Hij had het oog op mij laten vallen. Zijn hart was naar mij uitgegaan. En dat terwijl Hij eigenlijk een grondige afkeer van mij moest hebben. Maar Hij had Zijn zinnen op mij gezet. Daarom betaalde Hij al mijn schulden. En hoe? Met Zijn eigen bloed!!!
Wat moet ik zeggen tegenover zoveel liefde? Ik kan die liefde alleen maar in geloof aanvaarden, want begrijpen zal ik ze nooit. Die liefde is Goddelijk. Ze staat diametraal tegenover de zelfzucht waarmee wij sinds de zondeval geboren worden. Maar daarom kan ik dan ook zo intens dankbaar zijn. Heel vaak herhaal ik het tegenover de Here: Ik ben U zo dankbaar! Soms vraag ik Hem wel eens: vindt U dat niet eentonig, als ik altijd maar weer hetzelfde herhaal: Ik ben U zo dankbaar? Maar ik weet het: liefde wil altijd hetzelfde horen. Liefde heeft haar eigen taal en haar eigen lied.
CHRISTUS, DE LEVENDE WET
Maar, zal iemand zeggen, de wet is toch niet afgeschaft! Hoe kan een mens dan tegen de Wet zeggen: Ik wil niets meer met jou te maken hebben?
Inderdaad, de Wet heeft niet afgedaan. Gods geboden gelden altijd. Jezus heeft zelf gezegd: "Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar te vervullen" (Mat. 5:17).
Dat woord 'vervullen' is het antwoord op de vraag. Dat woord heeft hier een meervoudige zin. Het betekent dat Christus de wet volmaakt met "jota en tittel", van a tot z, heeft volbracht. Vervolgens heeft Hij die wet in haar hoogste schoonheid, de liefde, laten zien en in praktijk gebracht. En in de derde plaats: Hij heeft de wet plaatsvervangend vervuld voor ons. Daardoor worden de verdiensten van Zijn gehoorzaamheid toegerekend aan iedereen die in Hem gelooft.
Christus is het Woord dat vlees is geworden, maar Hij is ook de geïncarneerde wet. Hij is de wet in levenden lijve. Hij is het wandelende Wetboek van God. Als je naar Hem kijkt, zie je de pracht van Gods geboden ten voeten uit.
Wanneer ik mij aan Christus overgeef, komt de wet die eerst dreigend buiten mij stond, tot mij terug, maar nu in de levende gestalte van mijn Geliefde, Jezus Christus. De wet heeft dan voor mij een metamorfose, een gedaanteverandering, ondergaan. Ze straalt mij nu in Christus tegen in al haar schoonheid. Ik zie hoe zij in Hem haar doel heeft bereikt: de liefde. De liefde tot het uiterste, de liefde tot in de kruisdood.
Daarom lokt die wet mij nu, onweerstaanbaar. Ze verwondert mij in haar pracht. Ze is nu niet meer 'iets' voor mij, maar Iemand, de Zoon van God.
En wanneer mijn ziel met deze Zoon van God getrouwd is, kan ik niet anders dan ook die wet liefhebben, want die twee, Christus en de wet zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden.
H.J. Hegger