Opwekking: De noodzaak van een afbrekende prediking

Leen van Valen • 79 - 2003/04 • Uitgave: 16
Opwekking



De noodzaak van een afbrekende prediking



Na het herdenken van de Reformatie is het goed te zien hoe de kerk steeds weer gezegend werd met opwekkingen. Prof. Dr. Edwin J. Orr schreef vanuit eigen ervaring. Leen van Valen vonden wij bereid iets van deze rijkdom door te geven.




Onder de promotors van geestelijk herleven neemt Edwin J. Orr (1912-1987) een vooraanstaande plaats in. Hij heeft de boodschap van opwekking niet alleen wereldwijd verbreid, maar dit fenomeen meermalen persoonlijk meegemaakt.

Orr was afkomstig uit Noord-Ierland, studeerde technische wetenschappen, maar moest na het sterven van zijn vader het kostwinnerschap van het ouderlijk gezin op zich nemen. Zo werkte hij enkele jaren als bakkersknecht. In plaats van te streven naar een passende carrière, voelde hij zich geroepen om te evangeliseren. In de beginjaren ‘30 begon hij met openluchtsamenkomsten in de straten van Belfast. Begiftigd met grote gaven van hoofd en hart, vergezeld van een grote bewogenheid met de zondige wereld in nood, vertrok hij in 1933 naar Londen, waar hij in aanraking kwam met verschillende christelijke leiders. Hiervandaan leidde zijn weg naar een groot aantal landen in Europa en daarbuiten. In 1936 maakte hij in Durban in Zuid-Afrika een opwekking mee, die hij uitvoerig heeft beschreven.



Behalve het maken van intensieve reizen, begon hij boeken te schrijven, waarin hij de boodschap van opwekking zocht te actualiseren. De oorlogsdreiging vanuit Duitsland moest christenen des te meer dringen om gezamenlijk te smeken om een wereldwijde vernieuwing van Gods kerk. In 1940 werd hij bevestigd tot predikant in New Jersey in de Verenigde Staten. Tijdens de oorlog volgde hij enkele academische opleidingen, die deels gericht waren op theologie. Hij diende als predikant het Amerikaanse leger in verschillende gebieden.



Na de Tweede Wereldoorlog zocht hij geen plaatselijke gemeente, maar boeide het wereldgebeuren hem zo, dat hij grote reizen maakte, zoals naar Korea, China en Zuid-Afrika. Ook nam hij zijn studie weer op en werkte hij aan op een doctorsbul die hij in 1949 verkreeg. Zijn proefschrift bestaat uit een gedetailleerde beschrijving van de grote opwekking in 1859 in Groot Brittannië, onder de titel The Second Evangelical Awakening in Britain. Zijn publicaties in de jaren die volgden, waren meest over opwekkingsbewegingen in verschillende gebieden.



Overal ter wereld hield hij spreekbeurten. Ook leidde hij samen met zijn vrouw evangelisatiecampagnes, zoals in Australië en Nieuw-Zeeland in 1956/1957. Tot zijn team behoorde ook de bekende Corrie ten Boom. Op universiteiten was hij een veelgevraagd spreker. In 1966 werd hij professor aan het Fuller Seminary School of World Mission; deze positie behield hij tot 1981. Veel research deed hij in die jaren naar informatie over opwekkingen, waardoor hij de geschiedenis is ingegaan als de man die de meeste kennis van dergelijke bewegingen heeft in kaart gebracht.



Orr had door zijn grote kennis en gaven van onderwijzen en preken een grote impact. Hij was adviseur van Billy Graham. Tijdens een preektoernee overleed Orr in 1987, na een zeer werkzaam leven.



Behalve zijn wetenschappelijke publicaties, heeft Dr. Orr een aantal geschriften nagelaten die een indringende boodschap bevatten voor de kerk van de twintigste eeuw. Het is alleszins de moeite waard om hiervan kennis te nemen, niet op z’n minst vanwege zijn scherpe analyse van de zwakke kanten van de evangelische wereld in zijn dagen, die zoveel parallellen vertoont met de eeuw die wij zijn ingegaan. We willen enkele van zijn pennenvruchten samenvatten.



In zijn boek ‘The Church must repent’ (‘De kerk moet zich bekeren’) vinden we een toespraak die Orr in de dertiger jaren heeft gehouden. Het thema van een lezing is: ‘Een afbrekende bediening is ook nodig.’ Als uitgangspunt kiest hij Jeremia 1:10, ‘Zie, Ik stel u op deze dag over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken en af te breken en te verderven en te verstoren, ook om te bouwen en te planten’. Orr noemt deze boodschap een goudmijn voor de prediker die erg bezorgd is over de uitwerking van zijn preken. Sommige predikers kunnen zeggen dat zij veel zegenrijk werk verzetten; zij zetten zich ook pastoraal geweldig in en worden door velen geliefd. Maar zij zijn jaloers op andere predikers die in hun evangelisatiewerk erg succesvol blijken te zijn. Orr wijst erop dat de gaven van de prediker gevarieerd zijn; sommigen hebben gaven om de ‘schapen’ te leiden, anderen om verloren schapen voor Christus te winnen. Maar de gemeenschappelijke noemer behoort te zijn een leven in gehoorzaamheid aan Gods wil. Predikers die de zonde toelaten in hun leven, mogen niet rekenen op veel zegen!



Orr bespeurt een tendens onder evangelischen om de rijkdommen van het evangelie eenzijdig te verkondigen, maar daarbij de innerlijke reiniging van zonden te verwaarlozen. ‘Het gebrek aan zondebesef, zowel onder gelovigen als ongelovigen, wordt over het algemeen als het grote probleem van deze tijd aangemerkt’, zo merkt hij op. Daarom is een ontdekkende en afbrekende prediking nodig. Zonder een grondige diagnose is het verloren energie om geneesmiddelen te gebruiken. Er is sprake van een geringschatting en verbloeming van eigen zonden. Niet voor niets merkt Jeremia hierover op: ‘Want mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader van het levende water, hebben zij verlaten om zich bakken uit te houwen, gebroken bakken die geen water houden’ (Jer. 2:13). ‘Hoe waar is dit van ons vandaag’, zo zegt Orr. God houdt Zijn zegen in, omdat de gelovigen zichzelf rechtvaardigen in hun slordige leven. Het is nodig dat het hart verbroken wordt. En ‘belijdenis is de eerste stap tot boetvaardigheid.’



Er kan geen opwekking worden verwacht zonder ware belijdenis van schuld. ‘Wij moeten de mensen vertellen: "Indien u zich bekeert en uw zonde erkent, zal God een opwekking geven; indien u dit niet doet, zal Hij het onthouden en uw afwijkingen zullen voortgaan.’ ’Een zwart-wit tekening is nodig. Er is geen ruimte voor dubbelzinnigheid in uitdrukking.’ ‘De grote apostel van de opwekking, Charles Grandison Finney, nam de benadering van Jeremia over en preekte een onmiskenbare, getrouwe boodschap.



‘Destructive ministry’, afbrekende prediking, is broodnodig, vanwege de hardnekkigheid van het menselijk hart. Farizese vroomheid camoufleert verborgen zonden en maakt hoogmoedig. Vandaar dat de prediking van Jeremia nu nog actueel is: ‘Om uit te rukken en af te breken…’ Daarna is er pas plaats voor ‘bouwen en planten.’ Zonder grondige voorbereiding is het land niet geschikt om het zaad van het evangelie te ontvangen. Orr haalt ook Spurgeon aan, die in een preek over dezelfde tekst opmerkt: ‘Weet u wat er op een braak land gebeurt? Al de omgeploegde stukken blijken verdwenen te zijn en het ligt daar als harde koek en ongebroken. Als iemand hier koren wil zaaien, zullen we geen oogst hebben, want het onkruid zal opspringen en vermeerderen, totdat het braakland een wildernis van doornen en distels zal worden!’ Daarom is een ontdekkende en confronterende prediking nodig om de zonden voor de dag te brengen. Of om met de woorden van Orr te spreken: ‘Een getrouwe prediking wordt gevolgd door een doorzoeken van het hart, een doorzoeken van het hart door boetvaardigheid en openlijke bekering, en bekering wordt gevolgd door opwekking.’



Leen van Valen