Opvoeden als een bediening

Kris Tavernier • 89 - 2013 • Uitgave: 17
In een vorig artikel hebben we het gehad over geloofsopvoeding. Daarbij zijn we geëindigd met te stellen dat er een Bijbelse oproep is om goede condities, voorwaarden te scheppen. Daarover willen we het nu hebben.

Het gezin als een goede conditie
We kunnen de bekering van onze kinderen niet voor hen in de plaats doen. Het is een eigen keuze die elke mens, ook ons eigen kind, persoonlijk moet maken. We kunnen wel iets doen aan de omstandigheden waarin onze kinderen opgroeien. Dat betekent dat er een grote opdracht ligt bij het gezin waarin een kind opgroeit. Geloofsopvoeding vindt immers allereerst plaats binnen de bedding van het gezin. Het zal alvast een pluspunt zijn wanneer er in het gezin sprake is van een oprechte en praktische beleving van het geloof. Bij de moeder en de grootmoeder van Timoteüs is dat kennelijk het geval geweest (2 Timoteüs 1:5). Hun geloof was ongeveinsd, het raakte werkelijk de kern van heel hun bestaan. Dat is heel belangrijk! Want als het niet zo is, dan zijn de eigen kinderen de eersten om dat te doorzien. Het is belangrijk dat er thuis, in de privésfeer, een levende omgang is met Hem. De waarde die we thuis hechten aan het lezen uit de Bijbel, het naar de gemeente gaan en het bidden is hét voorbeeld voor onze kinderen.
Waarom zou een kind geloven dat het belangrijk is om in de Bijbel te lezen als het zijn ouders dat nooit ziet doen, omdat we er bijvoorbeeld mee wachten tot ze naar bed zijn? Als ouders hebben we een voorbeeldfunctie, kinderen hechten even veel waarde aan onze daden als aan onze woorden. Kinderen zijn bijzonder gevoelig voor de echtheid van ons geloofsleven! Ouders én grootouders hebben de opdracht om trouwe en eerlijke voorbeelden te zijn voor hun kinderen, daar zullen ze deugd van hebben (vgl. Spreuken 20:7). Ze moeten hun kinderen het Bijbelse geloof vóórleven. Dat schept vruchtbare grond om het zaad van Gods Woord op te strooien (vgl. Spreuken 1:1-9). Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat de eerste richter, nl. Otniël, de zoon is van de broer van Kaleb (Richteren 3:9), één van de twee trouwe verspieders die het land verkend hadden.
Ouders hebben een voorbeeldfunctie en ze hebben een bewakingsfunctie. Ze dienen te waken over de invloeden die op verschillende manieren het huis binnen komen. De kinderen zullen dat niet altijd leuk vinden, maar ze weten nu eenmaal ook niet altijd wat goed voor hen is.

De gemeente als een goede conditie
Soms hoor je wel eens zoiets zeggen als ‘de kinderen van vandaag vormen de gemeente van morgen’. Dat is slechts een halve waarheid, want de kinderen van vandaag maken ook vandáág deel uit van de gemeente! Een gemeente kan zo gericht zijn op de grote-mensendingen dat de kinderen erbij moeten inschieten, en dat terwijl er precies voor de kinderen aandacht moet zijn.
De discipelen vonden het maar niets dat er ouders waren die hun kinderen bij Jezus brachten (Matteüs 19:13-15, Marcus 10:13-16, Lucas 18:15-17). Ze waren storend en de Here Jezus zou zich toch wel beter bezig houden met de grote-mensendingen. De Here Jezus floot Zijn discipelen terug en nam het hen zeer kwalijk. Hij had aandacht voor de kinderen, Hij omarmde ze, Hij legde ze de handen op en zegende hen. De gemeente moet ook een thuis zijn voor de kinderen! Gelukkig is er ondertussen al heel wat meer aandacht voor de kinderen in de gemeente. Laten we de kinderen een belangrijke plaats geven in het gemeentegebeuren. Zij zijn het eerste evangelisatieveld.
We moeten niet al te kinderachtig omgaan met kinderen. Een kind begrijpt heel wat en kan heel diep nadenken over de dingen van het Bijbels geloof. Kijk maar naar de kinderen die de Here Jezus lof toezongen in de tempel (Matteüs 21:15-16). Kinderen kunnen soms vragen stellen waar wij als volwassenen ook niet zomaar mee uit de voeten kunnen. Vragen en gedachten die tot diep op het bot gaan.
Een kinderclub en de zondagschool zijn bijzonder waardevol, als het maar niet slechts een kinderopvang is terwijl de volwassenen hun dienst houden. Het is een ideale gelegenheid om de kinderen geestelijk voedsel op maat te geven. Laat ik meteen maar deze gelegenheid te baat nemen om een dikke pluim te zetten op de hoed van al die mensen die zich inspannen voor eender welk christelijk kind- en jeugdwerk.

De omgeving als een goede conditie
Naast het gezin en de gemeente komen kinderen ook in contact met allerlei andere mensen in de samenleving. Kinderen gaan naar school, beoefenen hobby’s, gaan naar een sportclub, enz. Ouders moeten zich goed realiseren dat er periodes zijn waarin de vrienden heel veel invloed hebben.
‘Dwaalt niet! Verkeerde omgang bederft goede zeden’ (1 Korintiërs 15:33). Zo goed als aan het begin van het boek Spreuken lezen we over een vader die zijn zoon waarschuwt voor de omgang met de goddelozen (Spreuken 1:10-19). Het is hetzelfde principe dat Paulus uiteenzet in 2 Korintiërs 6:14-18, namelijk dat er een hemelsbreed verschil ligt tussen gelovigen en ongelovigen. Onze kinderen zullen met beide in contact komen en daarbij horen ouders te waken over de invloeden die daarmee gepaard gaan. We kunnen ze niet afschermen van deze wereld, maar wel zo goed als mogelijk beschermen tegen kwalijke invloeden ervan, zonder ze op te sluiten als in een klooster.
Aan de ene kant moeten ouders hun kinderen waarschuwen voor verkeerde invloeden en vrienden, aan de andere kant dienen ze hun kinderen te stimuleren tot het uitbouwen van een christelijke vriendenkring. De kinderen en jongeren hebben een christelijk alternatief nodig. Het betekent misschien wel dat ouders heel wat kilometers zullen rijden om hun kinderen naar christelijke evenementen te voeren. Maar dat moeten ze ervoor over hebben. In het bijzonder tijdens de studentenjaren is een christelijke vriendenkring van groot belang.

Tot slot
Laten we toch niet vergeten hoe belangrijk onze kinderen zijn en hoe noodzakelijk het is dat zij de Here Jezus aannemen als hun persoonlijke Heer en Heiland. In de drukte die het gezin met zich meebrengt, dreigt voortdurend het gevaar dat we veronachtzamen om onze kinderen ook geloofsopvoeding te geven. Het gevaar bestaat zelfs dat we hen onbewust afschermen van ons eigen geloofsleven. De geloofsopvoeding van onze kinderen kost ons tijd, geld, energie en aandacht. Maar wat belangrijk is, daar investeer je toch ook in!
Mag ik nog eens uitdrukkelijk opmerken dat gelovige grootouders ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de geloofsopvoeding van hun kleinkinderen. Kleinkinderen hebben vaak veel respect en ontzag voor hun grootouders. De invloed die zij kunnen hebben mag niet onderschat worden.
Geloofsopvoeding is een belangrijke opdracht. Het is de primaire bediening van elke gelovige ouder! Als God ons kinderen heeft toevertrouwd, dan is dat beslist met de verwachting en in het vertrouwen dat we ons best zullen doen om hen op te voeden in het Bijbelse geloof. Laten we vooral ook niet vergeten om te bidden, want er is wijsheid van God voor nodig om onze kinderen een goede geloofsopvoeding te geven (vgl. Efeziërs 6:4, Kolossenzen 3:21).

Kris Tavernier