Openbaring 21:9- 22:5 - Het nieuwe Jeruzalem

Jeep van der Schoot • 92 - 2016 • Uitgave: 4
In dit gedeelte bespreken wij het laatste visioen van Johannes. Dat gaat over het nieuwe Jeruzalem, een ongekend mooie Stad. Daarvan geeft Johannes ons een indrukwekkende omschrijving, zowel van binnen als van buiten.
Het hemelse Jeruzalem/Sion is de Stad van de levende God. Het is de Stad die Abraham verwachtte en waarvan God de grote Architect en Bouwmeester is (Hebreeën 11:10).


Als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gekomen zijn, zal het nieuwe Jeruzalem fysiek neerdalen uit de hemel van God. Dit is het hemelse Vaderhuis, waarin de Here Jezus samen met de opgenomen heiligen zal verblijven. Deze mega-Stad wordt vanuit de hemel op de nieuwe aarde gegrondvest, als een enorme hoge berg, tot wel duizenden kilometers hoog!
Het Sion in Gods hemel is geen utopie. Sterker nog het is een Stad waar wij nu al mee verbonden zijn. In Hebreeën 12:22 staat: ‘Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen.’

In de Stad is geen tempel
Het nieuwe Jeruzalem heeft een geweldige glans als van een kristalheldere diamant (21:11). Zowel de Stad als haar straten zijn van zuiver goud, als doorschijnend glas (21:18,21). Het zuivere goud is een symbolisch beeld van de Goddelijke heerlijkheid waarmee de Stad bekleed is. Er is in het nieuwe Jeruzalem geen tempel, omdat Gods aanwezigheid daar volkomen aanwezig is. De Godsstad is dan ook één en al tempel: ‘want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam’ (21:22). Dit is het heilige centrum van de nieuwe aarde. Een plaats van aanbidding.
De hemelse tempel heeft geen zon- of maanlicht nodig, want het Lam is haar lamp (21:23). Door de Godsstad zullen de volken op de nieuwe aarde verlicht worden. Gods liefde, reinheid en schoonheid zullen daarom niet alleen in de Stad, maar ook daarbuiten, voor altijd voelbaar en tastbaar zijn. In de Godsstad brengen de bewoners van de nieuwe aarde hun heerlijkheid (rijkdom) en eer, als vorm van aanbidding en dankbetuiging.

De muur en de poorten van de Stad
Het nieuwe Jeruzalem is omgeven door een grote hoge muur, met 4 x 3 poorten. Op elke poort is een engel als wachter aangesteld. Bijzonder is dat elke poort uit één parel bestaat (21:21). In de twaalf parelpoorten zien wij iets van Gods bovennatuurlijke schoonheid. Zowel op het oosten, het noorden, het zuiden en het westen zijn elk drie poorten (21:13). Die verwijzen naar Israël, want daarop staan de twaalf namen van de twaalf stammen van Israël (21:12). De bouwstof van de muur van de Stad is diamant en heeft een hoogte van 144 el, dat is ca 72 meter (21:17-18). De hoogte van de muur moeten we hier ook letterlijk nemen, want er staat: ‘mensenmaat, die engelenmaat is.’ Evenzo is de substantie van de muur werkelijk van diamant.

De fundamenten van de Stad
De muur van de Stad heeft twaalf fundamenten, daarop staan de twaalf namen van de twaalf apostelen (21:14). De fundamenten zijn stuk voor stuk versierd met de mooiste edelgesteenten (21:19-20). Hierin zien wij een verwijzing naar de Gemeente. Paulus zegt: ‘Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus Zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in Wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest’ (Efeziërs 2:19-22). Zie ook 1 Petrus 2:5 en Openbaring 3:12.

Een enorme Stad in het vierkant
Het nieuwe Jeruzalem is door een engel opgemeten en ligt in een vierkant (Openbaring 21:15-16). Haar lengte, breedte en hoogte zijn gelijk, namelijk 12.000 x 12.000 stadiën, dat is 2220 x 2220 km (1 stadie is ongeveer 185 meter). Dat is een afstand van Amsterdam naar Moskou. Geprojecteerd boven Europa zou het bijna heel Europa beslaan. Wat inhoud betreft (niet de vorm), is zij ongeveer net zo groot als de maan. Daarom heeft de Here Jezus tegen Zijn discipelen gezegd: ‘In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben’ (Johannes 14:2).
Omdat de Stad in het vierkant ligt, kan het een kubus zijn. Het heilige der heiligen in de tempel had de vorm van een kubus (1 Koningen 6:20). Maar het zou ook een piramide kunnen zijn. Is het niet opmerkelijk dat de hoeksteen, de afdeksteen, van een piramide zich op de top van het gebouw bevindt? Jezus Christus wordt in de Bijbel met een hoeksteen van een bouwwerk vergeleken (Efeziërs 2:20; 1 Petrus 2:6).
Of de Godsstad nu een perfecte kubus of piramide is zullen we straks in de eeuwigheid wel zien.

Een blik in de Godsstad
Johannes kreeg een blik in de Stad en zag daar bijzondere dingen, zoals: een troon, een rivier en het geboomte. Wat kunnen we hieruit opmaken?
Een rivier des levens:
Uit de troon van God en van het Lam kwam een zuivere rivier van stromend levend water (22:1). Dit is ‘het water des levens’. Maar het water des levens is toch ook iets geestelijks (22:17)? Ja, dat klopt, maar dit wil niet zeggen dat iets wat geestelijk is niet stoffelijk kan worden. Want aan weerzijden van de rivier staat ‘het geboomte des levens’. Daarom gaat het hier echt om een rivier. De tempelbeek in Ezechiël 47, tijdens het Vrederijk, was daar al een letterlijke afbeelding van.
Het geboomte des levens:
Midden op de straten en aan weerzijden van de rivier staan de bomen des levens, die elke maand hun vrucht geven (22:2). Daar zal geen einde aan komen. De bladeren van het geboomte zijn er om de bewoners van de nieuwe aarde gezond te houden. Daardoor zullen zij niet sterven. Immers, toen Adam en Eva gezondigd hadden, mochten zij niet meer in de hof van Eden wonen. De boom des levens werd toen door de cherubs bewaakt. Daardoor stierven zij (Genesis 3:22-24). Daarom staat er: ‘En niets vervloekts zal er meer zijn’ (21:3). De opgenomen heiligen hebben die bladeren niet nodig, want zij hebben onvergankelijke lichamen (1 Korintiërs 15:51-54).

De volken op de nieuwe aarde
Er is verscheidenheid in de eeuwigheid. Zo lezen we over God en het Lam, Bruidegom en bruid, koningen en volken. De Gemeente geniet van een hogere rang en grotere heerlijkheid dan de koningen en de bewoners op de nieuwe aarde. In Filippenzen 3:21 staat: ‘Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt…’ De bewoners van de Godsstad zijn de hemelse heiligen, van hen wordt gezegd: ‘en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden’ (22:5). Dus niet alleen in het Vrederijk, maar ook op de nieuwe aarde zal de Gemeente met Hem regeren!

God alles in allen
In de hemelse Stad woont Christus met Zijn verheerlijkte Gemeente. Maar hoe zit het dan met Israël, Gods oude verbondsvolk? Het zou best mogelijk kunnen zijn dat alle Israëlieten, die uit het Vrederijk op de nieuwe aarde zijn gekomen, rondom en/of in de basis van het nieuwe Jeruzalem wonen. Vermoedelijk elke stam bij de poort die haar naam draagt. Zoals we ook uitgebeeld zien in het Oude Testament bij de tabernakel in de woestijn. De nieuwe volken komen dan via de Israëlieten de Stad binnen. Is dit niet een prachtig perspectief? Zo kan Israël ook op de nieuwe aarde hoofd der volken blijven.
God en het Lam, samen met Israël en de Gemeente, vormen zo voor altijd een volmaakte eenheid. Immers, de poorten dragen de namen van de twaalf stammen van Israël. En als verwijzing naar de Nieuwtestamentische gelovigen staan de namen van de twaalf apostelen van het Lam op de twaalf fundamenten. En is in het nieuwe Jeruzalem niet zowel de troon van God als van het Lam? Overigens, door het neerdalen van de Godsstad worden hemel en aarde ook één met elkaar. Als mogelijk op deze wijze alle dingen in de eeuwigheid één worden, kunnen wij enigszins begrijpen dat God uiteindelijk ‘alles in allen zal zijn’ (1 Korintiërs 15:28).

Het is met geen pen te beschrijven
De blijdschap en de euforie, die in de Godsstad en ook op de nieuwe aarde zal zijn, is voor ons met geen pen te beschrijven. Het gaat al ons menselijke voorstellingsvermogen te boven. Er staat immers geschreven: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’ (1 Korintiërs 2:9, HSV).
Ja, de waarheid is ook ernstig, want voor de onbekeerde zondaren zal de Stad gesloten blijven: ‘Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood’ (Openbaring 21:8, vgl. 22:15). Vreselijk!
Toch hoeft dat voor niemand zo te zijn, want er is één Middelaar tussen God en mensen, de Mens Jezus Christus (1 Timoteüs 2:5). Hij is de enige Naam onder de hemel gegeven, waardoor wij behouden moeten worden (Handelingen 4:12). Mijn vraag is: ‘Heb jij Hem al welkom geheten in je hart?’

Jeep van der Schoot