Openbaring 19:6-10 – De bruiloft van het Lam
Wie is de bruid van het Lam? Dit is een Bijbels onderwerp waar door diverse profetie-experts verschillend over wordt gedacht. Sommigen denken aan Israël, anderen aan de Gemeente. Voor beide visies valt het één en ander te zeggen. Duidelijk is in ieder geval dat de bruid van het Lam het Nieuwe Jeruzalem is (Openbaring 21:2; 9-10). En dat na de val van Babel de bruiloft van het Lam zal plaatsvinden.
We lezen in het Oude Testament verschillende uitdrukkingen die God voor Zijn oude verbondsvolk Israël gebruikt, bijvoorbeeld: zoon, schapen, wijnstok, bruid, koninkrijk en priesters (Exodus 4:23; 19:6; Ezechiël 34:11; Jesaja 62:5; Psalm 80:9). Het één sluit het ander niet uit. Israël is het allemaal. Zo vinden we in het Nieuwe Testament ook allerlei beelden van de Gemeente, bijvoorbeeld als: kudde, één Lichaam; Gods tempel; zonen van God; levende stenen en bruid (Handelingen 20:28; Romeinen 12:4; 1 Korintiërs 3:16; Galaten 3:26; 1 Petrus 2:5; Efeziërs 5:22-32). En ook voor de Gemeente geldt dat het één het ander niet uitsluit.
Duidelijk is toch wel dat Gods heilsplan met de Gemeente anders is dan met Israël. Immers, de Gemeente is een organisme, die geroepen en vergaderd is uit allerlei volken en talen. Haar bestemming is in de hemel (Efeziërs 1:3). Maar Israël is een land, een volk, met een eigen taal. En heeft een aardse bestemming (Jesaja 60:21).
Israël, de bruid van Jahweh
Israël wordt in het Oude Testament Gods bruid en vrouw genoemd. Door haar ontrouw is zij als een hoer, een verstotene en weduwe geworden (Ezechiël 16:32; Hosea 2:1). Het trouweloze volk kreeg een scheidbrief (Jeremia 3:8; Jesaja 50:1). Uiteindelijk zal het huwelijk hersteld worden, als ‘gans Israel’ tot bekering is gekomen (Hosea 6:1-3; Romeinen 11:25-26).
Waarschijnlijk valt dit samen met de aanvaarding van Zijn Koningschap in de hemel (vers 6). Dan zal Israël nationaal en geestelijk hersteld worden (Ezechiël 37:15-19). Dan zullen ook die prachtige woorden van de profeet Hosea in vervulling gaan: ‘Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming’ (Hosea 2:18). Zo heeft de profeet Jesaja voorzegd: ‘maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen, en uw land: Gehuwde. Want de HERE heeft een welgevallen aan u, en uw land wordt ten huwelijk genomen’ (62:4, vgl. 54:5). De HERE (Jahweh) zal het Land ten huwelijk nemen (een aardse bruid). Hij is Israëls Man. En uit Israël is de Zoon, de Messias, geboren (Jesaja 9:5).
De bruid van het Lam
Zo heeft God Jahweh een aardse bruid, maar het Lam heeft ook een bruid. Die bruid wordt fysiek uitgebeeld door een Stad in de hemel, het Nieuwe Jeruzalem. Over de Filadelfia-gemeente lezen we: ‘Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel Mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods en de naam van de stad Mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van Mijn God, en Mijn Nieuwe naam.’ De Gemeenteleden wonen niet alleen in het Nieuwe Jeruzalem, maar zijn daarvan ook de bouwmaterialen, zoals zuilen, bouwstenen en fundamenten: ‘en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis’ (1 Petrus 2:5, vgl. Efeziërs 2:21-22; Openbaring 21:14). Paulus zegt: ‘Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis’ (2 Korintiërs 5:1). De Here Jezus noemt dit eeuwig huis, ‘het huis van de Vader’ (Johannes 14:2-3). De hemelse bruidsstad is de Gemeente. Dit is het verheerlijkte Lichaam van Christus, Zijn bruid.
Christus en de Gemeente: een groot geheimenis
Paulus vergelijkt de relatie tussen man en vrouw met die van Christus en de Gemeente. Het huwelijk tussen man en vrouw is daarom een afschaduwing van dat van Christus en de Gemeente. Dit was in het Oude Testament nog een groot geheimenis (Efeziërs 5:32). In de geschiedenis van Adam en Eva zien wij dat Eva niet alleen Adams lichaam was, maar ook zijn bruid, want Eva is uit de man gemaakt (Genesis 2:21-24). Zo is het ook met Christus en de Gemeente. Immers, de Gemeente is uit Christus geboren (1 Johannes 2:29; vgl. Johannes 19:34). De Gemeente is daarom niet alleen Christus’ Lichaam, maar ook Zijn bruid.
Paulus geeft een sterk getuigenis, dat de Gemeente reeds met Christus verloofd is: ‘Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één Man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen’ (2 Korintiërs 11:2). Christus zal Zijn bruid stralend en volmaakt aan Zichzelf voorstellen (Efeziërs 5:27). Haar zal een prachtig bruidskleed gegeven worden. De reinheid van de bruid staat pal tegenover de grote hoer Babel: ‘en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen’ (vers 8).
Nadat wij voor de rechterstoel van Christus zijn verschenen, zal openbaar worden welke goede werken Hij door ons heeft gedaan (1 Korintiërs 3:11-15; 2 Korintiërs 5:10). Die zullen voor altijd zichtbaar zijn door middel van het bruidskleed.
De Geest en de bruid
In hoofdstuk 2 en 3 zegt de Here tegen elke gemeente: ‘Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.’ Diezelfde Geest, Die in de Gemeente woont, doet haar zeggen: Kom, Here Jezus!: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’ (Openbaring 22:17). De Heilige Geest is onlosmakelijk verbonden met de Gemeente van Christus (1 Korintiërs 12:13). In tegenstelling tot het huidige Israël ziet de Gemeente verlangend uit naar de ontmoeting met haar Bruidegom, Christus Jezus, in de lucht: ‘want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen’ (Filippenzen 3:20).
Het bruiloftsmaal
We lezen niet alleen over Bruidegom en bruid, maar ook over bruiloftsgasten (vers 9). Dit zijn de vrienden van de Bruidegom (Johannes 3:29). Meestal gaat men er van uit dat het bruiloftsmaal in de hemel wordt gehouden met de heiligen uit het Oude Testament, zoals: Abraham, Jakob, Mozes, David, Esther, Daniël en Johannes de Doper. Die behoren niet tot de Gemeente, want zij komen uit een andere bedeling.
Na de huwelijksvoltrekking in de hemel kan het bruiloftsmaal op aarde gevierd worden. Het bekeerde overblijfsel uit Israël behoort dan tot de bruiloftsgasten. Uit de volgende tekst kan worden opgemaakt dat Christus getrouwd wederkomt (dat moet dan wel met de verheerlijkte Gemeente zijn): ‘Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen’ (Lucas 12:35-37).
Dan is ook duidelijk wie de wijze maagden, de bruidsmeisjes, uitbeelden (Matteüs 25:1-13, vgl. 22:1-14). Niet alleen Israël, ook de volken die toegelaten worden tot het Vrederijk hebben deel aan het bruiloftsmaal: ‘En de HERE der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen’ (Jesaja 25:6). Een heerlijk feest als inleiding op het Messiaanse Rijk van Christus: ‘Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is’ (Lucas 22:18). ‘Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaäk en Jakob in het Koninkrijk der hemelen’ (Matteüs 8:11).
Jeep van der Schoot
We lezen in het Oude Testament verschillende uitdrukkingen die God voor Zijn oude verbondsvolk Israël gebruikt, bijvoorbeeld: zoon, schapen, wijnstok, bruid, koninkrijk en priesters (Exodus 4:23; 19:6; Ezechiël 34:11; Jesaja 62:5; Psalm 80:9). Het één sluit het ander niet uit. Israël is het allemaal. Zo vinden we in het Nieuwe Testament ook allerlei beelden van de Gemeente, bijvoorbeeld als: kudde, één Lichaam; Gods tempel; zonen van God; levende stenen en bruid (Handelingen 20:28; Romeinen 12:4; 1 Korintiërs 3:16; Galaten 3:26; 1 Petrus 2:5; Efeziërs 5:22-32). En ook voor de Gemeente geldt dat het één het ander niet uitsluit.
Duidelijk is toch wel dat Gods heilsplan met de Gemeente anders is dan met Israël. Immers, de Gemeente is een organisme, die geroepen en vergaderd is uit allerlei volken en talen. Haar bestemming is in de hemel (Efeziërs 1:3). Maar Israël is een land, een volk, met een eigen taal. En heeft een aardse bestemming (Jesaja 60:21).
Israël, de bruid van Jahweh
Israël wordt in het Oude Testament Gods bruid en vrouw genoemd. Door haar ontrouw is zij als een hoer, een verstotene en weduwe geworden (Ezechiël 16:32; Hosea 2:1). Het trouweloze volk kreeg een scheidbrief (Jeremia 3:8; Jesaja 50:1). Uiteindelijk zal het huwelijk hersteld worden, als ‘gans Israel’ tot bekering is gekomen (Hosea 6:1-3; Romeinen 11:25-26).
Waarschijnlijk valt dit samen met de aanvaarding van Zijn Koningschap in de hemel (vers 6). Dan zal Israël nationaal en geestelijk hersteld worden (Ezechiël 37:15-19). Dan zullen ook die prachtige woorden van de profeet Hosea in vervulling gaan: ‘Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming’ (Hosea 2:18). Zo heeft de profeet Jesaja voorzegd: ‘maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen, en uw land: Gehuwde. Want de HERE heeft een welgevallen aan u, en uw land wordt ten huwelijk genomen’ (62:4, vgl. 54:5). De HERE (Jahweh) zal het Land ten huwelijk nemen (een aardse bruid). Hij is Israëls Man. En uit Israël is de Zoon, de Messias, geboren (Jesaja 9:5).
De bruid van het Lam
Zo heeft God Jahweh een aardse bruid, maar het Lam heeft ook een bruid. Die bruid wordt fysiek uitgebeeld door een Stad in de hemel, het Nieuwe Jeruzalem. Over de Filadelfia-gemeente lezen we: ‘Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel Mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods en de naam van de stad Mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van Mijn God, en Mijn Nieuwe naam.’ De Gemeenteleden wonen niet alleen in het Nieuwe Jeruzalem, maar zijn daarvan ook de bouwmaterialen, zoals zuilen, bouwstenen en fundamenten: ‘en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis’ (1 Petrus 2:5, vgl. Efeziërs 2:21-22; Openbaring 21:14). Paulus zegt: ‘Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis’ (2 Korintiërs 5:1). De Here Jezus noemt dit eeuwig huis, ‘het huis van de Vader’ (Johannes 14:2-3). De hemelse bruidsstad is de Gemeente. Dit is het verheerlijkte Lichaam van Christus, Zijn bruid.
Christus en de Gemeente: een groot geheimenis
Paulus vergelijkt de relatie tussen man en vrouw met die van Christus en de Gemeente. Het huwelijk tussen man en vrouw is daarom een afschaduwing van dat van Christus en de Gemeente. Dit was in het Oude Testament nog een groot geheimenis (Efeziërs 5:32). In de geschiedenis van Adam en Eva zien wij dat Eva niet alleen Adams lichaam was, maar ook zijn bruid, want Eva is uit de man gemaakt (Genesis 2:21-24). Zo is het ook met Christus en de Gemeente. Immers, de Gemeente is uit Christus geboren (1 Johannes 2:29; vgl. Johannes 19:34). De Gemeente is daarom niet alleen Christus’ Lichaam, maar ook Zijn bruid.
Paulus geeft een sterk getuigenis, dat de Gemeente reeds met Christus verloofd is: ‘Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één Man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen’ (2 Korintiërs 11:2). Christus zal Zijn bruid stralend en volmaakt aan Zichzelf voorstellen (Efeziërs 5:27). Haar zal een prachtig bruidskleed gegeven worden. De reinheid van de bruid staat pal tegenover de grote hoer Babel: ‘en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen’ (vers 8).
Nadat wij voor de rechterstoel van Christus zijn verschenen, zal openbaar worden welke goede werken Hij door ons heeft gedaan (1 Korintiërs 3:11-15; 2 Korintiërs 5:10). Die zullen voor altijd zichtbaar zijn door middel van het bruidskleed.
De Geest en de bruid
In hoofdstuk 2 en 3 zegt de Here tegen elke gemeente: ‘Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.’ Diezelfde Geest, Die in de Gemeente woont, doet haar zeggen: Kom, Here Jezus!: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’ (Openbaring 22:17). De Heilige Geest is onlosmakelijk verbonden met de Gemeente van Christus (1 Korintiërs 12:13). In tegenstelling tot het huidige Israël ziet de Gemeente verlangend uit naar de ontmoeting met haar Bruidegom, Christus Jezus, in de lucht: ‘want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen’ (Filippenzen 3:20).
Het bruiloftsmaal
We lezen niet alleen over Bruidegom en bruid, maar ook over bruiloftsgasten (vers 9). Dit zijn de vrienden van de Bruidegom (Johannes 3:29). Meestal gaat men er van uit dat het bruiloftsmaal in de hemel wordt gehouden met de heiligen uit het Oude Testament, zoals: Abraham, Jakob, Mozes, David, Esther, Daniël en Johannes de Doper. Die behoren niet tot de Gemeente, want zij komen uit een andere bedeling.
Na de huwelijksvoltrekking in de hemel kan het bruiloftsmaal op aarde gevierd worden. Het bekeerde overblijfsel uit Israël behoort dan tot de bruiloftsgasten. Uit de volgende tekst kan worden opgemaakt dat Christus getrouwd wederkomt (dat moet dan wel met de verheerlijkte Gemeente zijn): ‘Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen’ (Lucas 12:35-37).
Dan is ook duidelijk wie de wijze maagden, de bruidsmeisjes, uitbeelden (Matteüs 25:1-13, vgl. 22:1-14). Niet alleen Israël, ook de volken die toegelaten worden tot het Vrederijk hebben deel aan het bruiloftsmaal: ‘En de HERE der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen’ (Jesaja 25:6). Een heerlijk feest als inleiding op het Messiaanse Rijk van Christus: ‘Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is’ (Lucas 22:18). ‘Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaäk en Jakob in het Koninkrijk der hemelen’ (Matteüs 8:11).
Jeep van der Schoot