Opbouwende kritiek, onder tranen gegeven - Spr. 9:8

Els ter Welle • 93 - 2017 • Uitgave: 10
‘Wijs een spotter niet terecht, anders zal hij u haten. Wijs een wijze terecht en hij zal u liefhebben’ (Spreuken 9:8).

Terechtwijzing, vermaning, kritiek: wie houdt er van? Niemand toch? Maar we hebben het absoluut nodig voor onze geestelijke groei. Het maakt echter alles uit hoe kritiek verwoord wordt en wat de reden is waarom het geuit wordt.

Jaren geleden heb ik in een artikel gelezen hoe je een boze kritische brief kunt schrijven. De tips die werden gegeven zijn verbazingwekkend. Ik geef er een paar van weer:
De aanhef is belangrijk, je kunt de lezer meteen daardoor in het harnas jagen. Zo zou je een brief aan je vijand kunnen beginnen met ‘Allerbeste vriend’. In de hoofdtekst uit je vervolgens ongenuanceerd je woede. Normaal besluit je een brief met: ‘Hoogachtend’ en dan je naam. Je zou het tegenovergestelde kunnen schrijven: Met de minste hoogachting.
Zó moeten we kritiek dus niet uiten! Dat lijkt me duidelijk. Wie met zijn woorden geselt als een beul, zal alleen maar tegenstand kweken. Als kritiek gegeven wordt vanuit boosheid en vijandigheid, is het altijd afbrekend!
Hoe anders schrijft Paulus zijn brieven. Hij doet het niet met de gal van een vijand, maar met de ontferming van een vader. We lezen dat in 1 Korintiërs 4: ‘Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn geliefde kinderen wijs ik u terecht’ (vers 14). Paulus maakt de gelovigen geen verwijten, maar geeft vermaningen. En dat is een wezenlijk verschil! Hij spuit niet zijn frustratie en boosheid, maar wijst hen terecht in een geest van zachtmoedigheid (2 Timoteüs 2:25).
Verwijten verwijderen mensen van elkaar en verbitteren. Maar liefdevolle vermaning kan beterschap brengen. Dat moet het grote doel zijn! Het is nergens de bedoeling van Paulus om mensen verdriet te doen en het is voor hem ook absoluut geen pleziertje om de gelovigen terecht te wijzen. Hij doet het omdat het nodig is, maar onder tranen… (2 Korintiërs 2:4).
De bestraffing die Paulus geeft, komt voort uit haat tegen de zonde, en uit liefde voor de zondaar. Die twee dingen moeten we haarscherp uit elkaar houden. Als we opbouwende kritiek leveren, moeten we het op een manier doen waarbij het overduidelijk is dat niet de persoon wordt afgewezen, maar het verkeerde dat hij doet!
Daarom: voordat u kritiek uit, vraag uzelf af of er bewogenheid in uw hart is voor de persoon. Als er maar ergens wrok of wrevel is, kunt u beter zwijgen.

Els ter Welle