Oordeel over Egypte voor de Opname?
In Ezechiël 29-32 vinden we de profetieën over Egypte. In 29:9-11 lezen we over de verwoesting van Egypte en het oordeel over Egypte, dat dit land van noord tot zuid veertig jaar verwoest en onbewoond zal blijven liggen. Betekent dit dat de opname van de gemeente nooit binnen veertig jaar plaats kan vinden omdat eerst deze profetie over Egypte vervuld zal moeten worden? (M. T. te O.)
Antwoord:
De profetieën van Ezechiël worden verschillende keren voorzien van een datum. Zo begint hoofdstuk 29 met de datum: ‘In het tiende jaar, in de tiende maand, op de twaalfde der maand, kwam het woord des Heren tot mij…’ Eerst zullen we uit moeten vinden om welke tijd het hier gaat. Als hier gesproken wordt over het ‘tiende jaar’, dan gaat het zeer waarschijnlijk over het tiende jaar na de gevangenneming en wegvoering van koning Jojakim door de koning van Babel die in het jaar 598 v.Chr. plaatsvond. Naast koning Jojakim werd ook een groot gedeelte van de bevolking van Juda gevangen genomen en weggevoerd. Daaronder bevond zich, naar alle waarschijnlijkheid, ook Ezechiël. In hoofdstuk 1:3 lezen we namelijk dat Ezechiël in het vijfde jaar na de ballingschap van koning Jojakim zich in het land der Chaldeeën, aan de rivier de Kebar bevond. Ezechiël profeteerde dus onder de ballingen in Babel.
Voorafgaand aan deze wegvoering was er een voortdurende strijd tussen Egypte en Babel, met tussen deze grootmachten het kleine koninkrijk Juda. In 2 Kronieken 35 kunt u over deze strijd lezen, waarin Farao Neko van Egypte tegen de koning van Babel ten strijde trekt. Hierbij komt koning Josia onbedoeld om het leven, waarop zijn zoon Joachaz koning over Juda werd en Juda schatplichtig onderworpen werd aan Egypte. Na drie maanden werd Joachaz door Neko naar Egypte weggevoerd en door zijn zoon Jojakim vervangen. In het jaar 598 v.Chr. nam Nebukadnezar het gezag over Juda van Egypte over en voerde Jojakim met een groot gedeelte van het volk in ballingschap.
Hierna werd Jojakim drie maanden koning over Juda, waarna hij in opdracht van Nebukadnezar door Zedekia vervangen werd. Toen Zedekia rond 586 v.Chr. in opstand kwam tegen de koning van Babel heeft Nebukadnezar Jeruzalem en de tempel totaal verwoest en de gehele bevolking in gevangenschap naar Babel gebracht.
In de profetie over Egypte zien we hoe de Here God Egypte straft om zijn hoogmoed, waar de farao beweerde zelf de Nijl geschapen te hebben (29:3). Zo wordt de verwoesting vanaf Migdol tot Syene, van noord tot zuid, over Egypte aangekondigd. Dit oordeel heeft zich naar alle waarschijnlijkheid reeds voltrokken in het ‘zevenentwintigste jaar’ (zie 29:17) na de gevangenneming van koning Jojakim (598 v.Chr.), dus in het jaar 571 v.Chr. Het gaat hier dus om een profetie die al zo’n kleine 2500 jaar geleden vervuld werd. Zo hoeft de vervulling van deze profetie het moment van de opname van de gemeente niet in de weg te staan.
Het tijdstip van de opname van de gemeente kan zomaar elk moment plaatsvinden. Daar hoeft geen enkele profetie meer voor in vervulling te gaan. De hoop om deze opname mee te mogen maken had zelfs Paulus al: ‘Daarna zullen wij levenden die achterblijven samen met hen in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht’ (1 Tessalonicenzen 4:17). Wanneer Paulus deze hoop al had, hoeveel te meer mogen wij als kinderen Gods in deze hoop leven! Vele tekenen om ons heen spreken van de spoedige komst van de Here Jezus. Bent u er klaar voor? De voorwaarde om bij de opgenomen gemeente van de Here Jezus te behoren is: ‘Want indien wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is’ (1 Tessalonicenzen 4:14). Niet meer en niet minder! Sommigen voegen hier aan toe als voorwaarden: een geheiligd en toegewijd leven, een vruchtdragend leven, een Geest vervuld leven en ga zo maar door! Zo moet je aan allerlei condities voldoen om tot de bruidsgemeente te behoren die uiteindelijk opgenomen zal worden. De Bijbel leert ons dit niet! Paulus leert in 1 Korintiërs 15:23 ‘Die van Christus zijn bij zijn komst’. Het gaat erom of we in Hem geloven en van Hem zijn bij Zijn komst. Dan hoor je bij de bruidsgemeente, waarvoor Hij Zijn leven gegeven heeft en die Hem toebehoort.
Wie worden er bedoeld met ‘de overigen van haar nageslacht’ uit Openbaring 12:17? (M. G. te @)
Antwoord:
In Openbaring 12 zien we hoe de draak (de duivel) klaar staat om de vrouw, met de zon bekleed en de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd, te vervolgen. Deze vrouw ondergaat vreselijke barensweeën, terwijl ze een kind ter wereld brengt. Bij de eerste komst van Christus op aarde heeft Israël de barensweeën niet gevoeld: ‘Voordat zij smarten kreeg, heeft zij gebaard; voordat de weeën haar overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht’ (Jesaja 66:7). De eerste komst van de Messias is dan ook aan Israël bijna onopgemerkt voorbij gegaan: ‘Omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt dat God naar u (Israël) omzag’ (Lucas 19:44).
Bij de tweede komst van de Messias zal Israël alsnog de barensweeën moeten ondergaan. Zo spreekt Jeremia over een tijd van benauwdheid voor Israël: ‘Waarom zie ik ieder man met zijn handen aan zijn heupen als een barende en heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen?’ (Jeremia 30:6-7).
Vlak voor Zijn tweede komst, de wederkomst van de Here Jezus op aarde, zal Israël door vreselijke barensweeën heen gaan. Deze vreselijke pijn wordt in Openbaring 12:2 beschreven. Deze periode wordt door Matteüs beschreven als de ‘Gruwel der verwoesting’, waarbij Israël de woestijn in zal vluchten (Matteüs 24:15-22).
Zowel in Matteüs 24 als in Openbaring 12 wordt over de vlucht van Israël naar de woestijn gesproken. In Matteüs wordt echter wel gesproken over de vlucht van hen die in Judea zijn. We weten dat tot nu toe het merendeel van de Joden nog buiten Israël leeft. Ook in de omschreven periode zal nog een groot gedeelte van de Joden buiten Israël wonen. Het zijn Joden die ook buiten het land naar de geboden van God leven. Het zou kunnen zijn, dat met ‘de overigen van haar nageslacht’ de Joden bedoeld worden die dan nog buiten Israël leven. Nadat de Joden uit Israël de woestijn ingevlucht zijn en voor de duivel onbereikbaar worden, zullen ook zij die dan nog buiten Israël leven, door de duivel vervolgd worden.
In nr. 20 van de vorige jaargang zegt u helaas weinig over het symbolische getal 666. Toch is dit getal juist in de eindtijd heel belangrijk. Alleen al de Hebreeuwse letterwaarde van WWW (World Wide Web) is al drie maal 6! Alleen al zonder dit www kun je bijna niet meer kopen! (R.S. te @)
Antwoord:
Over dit getal is al heel erg veel geschreven en gesuggereerd. Openbaring 13:18 leert ons dat wijsheid en verstand nodig is om dit getal van het beest (de antichrist) te berekenen. De aanwijzing die hier gegeven wordt is, dat het een getal van een mens is. Op allerlei manieren is men met rekenen begonnen. De titel van de paus, de naam van een Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, de som van de letterwaarden van computer of van Jeruzalem, het leidt allemaal tot 666! Zeer opmerkelijk, dat zeker, maar niet allemaal eensluidend. We zullen hier zeker wat meer terughoudend in mogen zijn.
In ieder geval weten we dat het getal zeven het getal van de volmaaktheid is. De mens wordt vergeleken met het getal zes, waaruit blijkt dat de mens niet volmaakt is. Het getal van het beest is tevens zijn naam en een merkteken dat de mensen moeten accepteren om te kunnen kopen of te verkopen. Deze gedachte plaatste de mensheid zo’n vijftig jaar geleden nog voor een raadsel. Tegenwoordig weten we wel beter. Kopen en verkopen gaat de laatste tijd steeds meer elektronisch. De webwinkels schieten als paddenstoelen uit de grond. Men vermoedt dat binnen tien jaar het gehele betalingsverkeer elektronisch geregeld zal worden en dat contant geld niet meer bestaat! Ja, en dan is Openbaring 13:17 wel heel erg dichtbij gekomen: ‘en het maakt… dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken 666 op de rechterhand of op het voorhoofd heeft’! Wat zal het eenvoudig zijn wanneer we alle toegangscodes en pincodes in een minichip onderhuids laten aanbrengen. Er lopen nu al mensen rond die zich op deze manier ‘gechipt’ hebben. Makkelijk toch? En zo wordt de komst van de antichrist steeds verder door de geest van de antichrist voorbereid.
Theo Niemeijer
Antwoord:
De profetieën van Ezechiël worden verschillende keren voorzien van een datum. Zo begint hoofdstuk 29 met de datum: ‘In het tiende jaar, in de tiende maand, op de twaalfde der maand, kwam het woord des Heren tot mij…’ Eerst zullen we uit moeten vinden om welke tijd het hier gaat. Als hier gesproken wordt over het ‘tiende jaar’, dan gaat het zeer waarschijnlijk over het tiende jaar na de gevangenneming en wegvoering van koning Jojakim door de koning van Babel die in het jaar 598 v.Chr. plaatsvond. Naast koning Jojakim werd ook een groot gedeelte van de bevolking van Juda gevangen genomen en weggevoerd. Daaronder bevond zich, naar alle waarschijnlijkheid, ook Ezechiël. In hoofdstuk 1:3 lezen we namelijk dat Ezechiël in het vijfde jaar na de ballingschap van koning Jojakim zich in het land der Chaldeeën, aan de rivier de Kebar bevond. Ezechiël profeteerde dus onder de ballingen in Babel.
Voorafgaand aan deze wegvoering was er een voortdurende strijd tussen Egypte en Babel, met tussen deze grootmachten het kleine koninkrijk Juda. In 2 Kronieken 35 kunt u over deze strijd lezen, waarin Farao Neko van Egypte tegen de koning van Babel ten strijde trekt. Hierbij komt koning Josia onbedoeld om het leven, waarop zijn zoon Joachaz koning over Juda werd en Juda schatplichtig onderworpen werd aan Egypte. Na drie maanden werd Joachaz door Neko naar Egypte weggevoerd en door zijn zoon Jojakim vervangen. In het jaar 598 v.Chr. nam Nebukadnezar het gezag over Juda van Egypte over en voerde Jojakim met een groot gedeelte van het volk in ballingschap.
Hierna werd Jojakim drie maanden koning over Juda, waarna hij in opdracht van Nebukadnezar door Zedekia vervangen werd. Toen Zedekia rond 586 v.Chr. in opstand kwam tegen de koning van Babel heeft Nebukadnezar Jeruzalem en de tempel totaal verwoest en de gehele bevolking in gevangenschap naar Babel gebracht.
In de profetie over Egypte zien we hoe de Here God Egypte straft om zijn hoogmoed, waar de farao beweerde zelf de Nijl geschapen te hebben (29:3). Zo wordt de verwoesting vanaf Migdol tot Syene, van noord tot zuid, over Egypte aangekondigd. Dit oordeel heeft zich naar alle waarschijnlijkheid reeds voltrokken in het ‘zevenentwintigste jaar’ (zie 29:17) na de gevangenneming van koning Jojakim (598 v.Chr.), dus in het jaar 571 v.Chr. Het gaat hier dus om een profetie die al zo’n kleine 2500 jaar geleden vervuld werd. Zo hoeft de vervulling van deze profetie het moment van de opname van de gemeente niet in de weg te staan.
Het tijdstip van de opname van de gemeente kan zomaar elk moment plaatsvinden. Daar hoeft geen enkele profetie meer voor in vervulling te gaan. De hoop om deze opname mee te mogen maken had zelfs Paulus al: ‘Daarna zullen wij levenden die achterblijven samen met hen in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht’ (1 Tessalonicenzen 4:17). Wanneer Paulus deze hoop al had, hoeveel te meer mogen wij als kinderen Gods in deze hoop leven! Vele tekenen om ons heen spreken van de spoedige komst van de Here Jezus. Bent u er klaar voor? De voorwaarde om bij de opgenomen gemeente van de Here Jezus te behoren is: ‘Want indien wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is’ (1 Tessalonicenzen 4:14). Niet meer en niet minder! Sommigen voegen hier aan toe als voorwaarden: een geheiligd en toegewijd leven, een vruchtdragend leven, een Geest vervuld leven en ga zo maar door! Zo moet je aan allerlei condities voldoen om tot de bruidsgemeente te behoren die uiteindelijk opgenomen zal worden. De Bijbel leert ons dit niet! Paulus leert in 1 Korintiërs 15:23 ‘Die van Christus zijn bij zijn komst’. Het gaat erom of we in Hem geloven en van Hem zijn bij Zijn komst. Dan hoor je bij de bruidsgemeente, waarvoor Hij Zijn leven gegeven heeft en die Hem toebehoort.
Wie worden er bedoeld met ‘de overigen van haar nageslacht’ uit Openbaring 12:17? (M. G. te @)
Antwoord:
In Openbaring 12 zien we hoe de draak (de duivel) klaar staat om de vrouw, met de zon bekleed en de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd, te vervolgen. Deze vrouw ondergaat vreselijke barensweeën, terwijl ze een kind ter wereld brengt. Bij de eerste komst van Christus op aarde heeft Israël de barensweeën niet gevoeld: ‘Voordat zij smarten kreeg, heeft zij gebaard; voordat de weeën haar overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht’ (Jesaja 66:7). De eerste komst van de Messias is dan ook aan Israël bijna onopgemerkt voorbij gegaan: ‘Omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt dat God naar u (Israël) omzag’ (Lucas 19:44).
Bij de tweede komst van de Messias zal Israël alsnog de barensweeën moeten ondergaan. Zo spreekt Jeremia over een tijd van benauwdheid voor Israël: ‘Waarom zie ik ieder man met zijn handen aan zijn heupen als een barende en heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen?’ (Jeremia 30:6-7).
Vlak voor Zijn tweede komst, de wederkomst van de Here Jezus op aarde, zal Israël door vreselijke barensweeën heen gaan. Deze vreselijke pijn wordt in Openbaring 12:2 beschreven. Deze periode wordt door Matteüs beschreven als de ‘Gruwel der verwoesting’, waarbij Israël de woestijn in zal vluchten (Matteüs 24:15-22).
Zowel in Matteüs 24 als in Openbaring 12 wordt over de vlucht van Israël naar de woestijn gesproken. In Matteüs wordt echter wel gesproken over de vlucht van hen die in Judea zijn. We weten dat tot nu toe het merendeel van de Joden nog buiten Israël leeft. Ook in de omschreven periode zal nog een groot gedeelte van de Joden buiten Israël wonen. Het zijn Joden die ook buiten het land naar de geboden van God leven. Het zou kunnen zijn, dat met ‘de overigen van haar nageslacht’ de Joden bedoeld worden die dan nog buiten Israël leven. Nadat de Joden uit Israël de woestijn ingevlucht zijn en voor de duivel onbereikbaar worden, zullen ook zij die dan nog buiten Israël leven, door de duivel vervolgd worden.
In nr. 20 van de vorige jaargang zegt u helaas weinig over het symbolische getal 666. Toch is dit getal juist in de eindtijd heel belangrijk. Alleen al de Hebreeuwse letterwaarde van WWW (World Wide Web) is al drie maal 6! Alleen al zonder dit www kun je bijna niet meer kopen! (R.S. te @)
Antwoord:
Over dit getal is al heel erg veel geschreven en gesuggereerd. Openbaring 13:18 leert ons dat wijsheid en verstand nodig is om dit getal van het beest (de antichrist) te berekenen. De aanwijzing die hier gegeven wordt is, dat het een getal van een mens is. Op allerlei manieren is men met rekenen begonnen. De titel van de paus, de naam van een Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, de som van de letterwaarden van computer of van Jeruzalem, het leidt allemaal tot 666! Zeer opmerkelijk, dat zeker, maar niet allemaal eensluidend. We zullen hier zeker wat meer terughoudend in mogen zijn.
In ieder geval weten we dat het getal zeven het getal van de volmaaktheid is. De mens wordt vergeleken met het getal zes, waaruit blijkt dat de mens niet volmaakt is. Het getal van het beest is tevens zijn naam en een merkteken dat de mensen moeten accepteren om te kunnen kopen of te verkopen. Deze gedachte plaatste de mensheid zo’n vijftig jaar geleden nog voor een raadsel. Tegenwoordig weten we wel beter. Kopen en verkopen gaat de laatste tijd steeds meer elektronisch. De webwinkels schieten als paddenstoelen uit de grond. Men vermoedt dat binnen tien jaar het gehele betalingsverkeer elektronisch geregeld zal worden en dat contant geld niet meer bestaat! Ja, en dan is Openbaring 13:17 wel heel erg dichtbij gekomen: ‘en het maakt… dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken 666 op de rechterhand of op het voorhoofd heeft’! Wat zal het eenvoudig zijn wanneer we alle toegangscodes en pincodes in een minichip onderhuids laten aanbrengen. Er lopen nu al mensen rond die zich op deze manier ‘gechipt’ hebben. Makkelijk toch? En zo wordt de komst van de antichrist steeds verder door de geest van de antichrist voorbereid.
Theo Niemeijer