Onze zorg moet ons aanzetten tot hulp
Bijbelteksten worden niet vaak gebruikt in het politieke debat in de Tweede Kamer. En als dat gebeurt, dan toch meestal door de ChristenUnie of de SGP. Toch is het PPR-Kamerlid Peter Lankhorst die in één debat de Bijbel het meest heeft geciteerd. Tijdens een debat over het vreemdelingenbeleid somde hij stuk voor stuk alle teksten op waarin het gaat om de zorg voor de vreemdeling.
Dat duurde wel even, want dat zijn er nogal wat. We kennen ze. ‘Gij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland’ (Exodus 22:21, SV). Of ‘De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg’ (Job 31:32, SV).
Bovenal kennen we de woorden van Jezus. “Wat hebt gij gedaan voor de zieke, de gevangene, de vreemdeling?” Want: “Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest” (Matteüs 25).
Niet vanzelfsprekend
Waarom spreekt de Bijbel zo vaak over vreemdelingen? Omdat zorg voor vreemdelingen bepaald niet vanzelfsprekend is. Toen niet. In de jaren ’40-’45 niet. En ook nu niet.
Vreemdelingen kunnen bedreigend zijn. Vanwege hun grote aantallen. Omdat ze een ander geloof hebben. Onze banen innemen. En omdat zij – soms – daadwerkelijk bedreigend zijn. Niet iedereen behoort tot de verdreven christenen. Niet iedereen zoekt slechts een veilig heenkomen. Er kunnen IS-strijders tussen zitten. Radicale moslims die anderen geen vrijheid en veiligheid gunnen. Er is dus wel degelijk reden voor bezorgdheid.
Barmhartigheid en bezorgdheid, naastenliefde en angst: ze zijn in onze samenleving daarom al even verbonden met elkaar als in het oude Israël of in de dagen van Jezus. Ook toen stond de vreemdeling voor het andere. En, niet zelden, voor het kwade en het bedreigende.
Onze naaste
We mogen ook die bezorgdheid onder ogen zien. We erkennen de vaak problematische relatie tussen islam en vrijheid. Dat ontkennen helpt ons niet.
En toch: het voeden van de angst is even zinloos. De vluchteling die bij onze poort aanklopt willen wij niet bij voorbaat zien als potentiële terrorist. Die mens is onze naaste. Geschapen naar Gods beeld en net als wij aangewezen op genade.
Liefhebben als uzelf
Dat is onze belangrijkste leidraad. Onze zorg zou ons daarom niet neerslachtig moeten maken maar ons moeten aanzetten tot hulp. Hier in ons land én in de overbevolkte vluchtelingenkampen in het Midden-Oosten. Want: ‘de vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte’ (Leviticus 19:24, HSV).
Gert-Jan Segers
Fractievoorzitter ChristenUnie Tweede Kamer
Dat duurde wel even, want dat zijn er nogal wat. We kennen ze. ‘Gij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland’ (Exodus 22:21, SV). Of ‘De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg’ (Job 31:32, SV).
Bovenal kennen we de woorden van Jezus. “Wat hebt gij gedaan voor de zieke, de gevangene, de vreemdeling?” Want: “Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest” (Matteüs 25).
Niet vanzelfsprekend
Waarom spreekt de Bijbel zo vaak over vreemdelingen? Omdat zorg voor vreemdelingen bepaald niet vanzelfsprekend is. Toen niet. In de jaren ’40-’45 niet. En ook nu niet.
Vreemdelingen kunnen bedreigend zijn. Vanwege hun grote aantallen. Omdat ze een ander geloof hebben. Onze banen innemen. En omdat zij – soms – daadwerkelijk bedreigend zijn. Niet iedereen behoort tot de verdreven christenen. Niet iedereen zoekt slechts een veilig heenkomen. Er kunnen IS-strijders tussen zitten. Radicale moslims die anderen geen vrijheid en veiligheid gunnen. Er is dus wel degelijk reden voor bezorgdheid.
Barmhartigheid en bezorgdheid, naastenliefde en angst: ze zijn in onze samenleving daarom al even verbonden met elkaar als in het oude Israël of in de dagen van Jezus. Ook toen stond de vreemdeling voor het andere. En, niet zelden, voor het kwade en het bedreigende.
Onze naaste
We mogen ook die bezorgdheid onder ogen zien. We erkennen de vaak problematische relatie tussen islam en vrijheid. Dat ontkennen helpt ons niet.
En toch: het voeden van de angst is even zinloos. De vluchteling die bij onze poort aanklopt willen wij niet bij voorbaat zien als potentiële terrorist. Die mens is onze naaste. Geschapen naar Gods beeld en net als wij aangewezen op genade.
Liefhebben als uzelf
Dat is onze belangrijkste leidraad. Onze zorg zou ons daarom niet neerslachtig moeten maken maar ons moeten aanzetten tot hulp. Hier in ons land én in de overbevolkte vluchtelingenkampen in het Midden-Oosten. Want: ‘de vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte’ (Leviticus 19:24, HSV).
Gert-Jan Segers
Fractievoorzitter ChristenUnie Tweede Kamer