Onze Vader

Jef de Vriese • 90 - 2014 • Uitgave: 8
Dit gebed begint niet met ‘ik, mij en mijzelf’. Het begint met ‘onze’. Binnenkomen in de troonzaal van de hemel is geen egotrip. God heeft Zich een volk verzameld, geen aantal afzonderlijke individuen die in hun zoektocht naar eigen welbevinden God aanroepen. De binnenkamer van het gebed is geen welness-cabine voor geestelijk individualisme.
Wie bij de Vader binnenkomt, heeft zichzelf verloochend. Wie het ‘Onze Vader’ bidt, geeft zijn rechten op. Hij beseft zijn onvermogen. Dat merk je al aan de inleiding op het gebed: geen gebed om bij anderen op te vallen, geen gebed dat met veel eigen woorden indruk maakt om zichzelf bij God op de kaart te zetten. De wil is ondergeschikt aan die van de Vader. Kinderen van de Vader zijn herkenbaar doordat ze niet met zichzelf bezig zijn, maar met Hem. Hun eerste passie is de Vader en Zijn Koninkrijk.
Verbondenheid met de Vader kan niet zonder verbondenheid met anderen. Vergeving in relaties is een sleutel om tot de Vader te naderen. Hij nadert tot de Vader vanuit een gemeenschapsbesef. Hij brengt vriend en vijand mee, want zodra hij iemand zou uitsluiten om voor de troon van God te brengen, zou hij zelf uitgesloten zijn.
‘U’ en ‘onze’ zijn sleutelwoorden in dit gebed. Het eerste aandachtspunt is niet jezelf, maar de Vader. En wie de Vader liefheeft, heeft ook de ander lief. In het hart van de binnenkamer is God de eerste en vervolgens de naaste. Het hart van de binnenkamer bidt ‘Onze Vader’.

Jef De Vriese