Ons gevoel is belangrijker dan Gods Woord

Hans Frinsel • 94 - 2018 • Uitgave: 18
Holy words long preserved
For our walk in this world,
They resound with God's own heart
Oh, let the Ancient words impart.

Words of Life, words of Hope,
Give us strength, help us cope.
In this world, where e'er we roam
Ancient words will guide us Home.

Ancient words ever true
Changing me, and changing you.
We have come with open hearts
Oh let the ancient words impart.


Niet de sfeer en ons gevoel moeten ons onder de indruk maken van Wie God is, maar juist de inhoud van Gods Woord. Door dat Woord spreekt God tot ons. Zijn hart klinkt in dat Woord. Daarmee voedt Hij ons met alles wat we geestelijk nodig hebben. Maar is vandaag de dag enkel en alleen de Bijbel voldoende voor ons geestelijk leven?

Hierboven staan enkele zinnen van het prachtige lied van de bekende gospelzanger Michael W. Smith. Het spreekt op beeldende wijze van de werking van Gods Woord in ons leven. Het gaat van ‘hart tot hart’. Dat Woord verandert ons als we ons hart er voor openen. Het Engelse woord ‘impart’ speelt een grote rol in dit lied. Het betekent geven, overdragen, meedelen. Het is meer dan simpel geven. Het drukt een relatie uit tussen de gever en de ontvanger.

Actueel door Heilige Geest
In de Engelse King James vertaling wordt het woord gebruikt in Romeinen 1:11, waar Paulus zegt dat hij verlangt om de gemeente in Rome te bezoeken om hen ‘enige geestelijke gave mede te delen’. In vers 12 voegt hij toe dat dit is om bemoedigd te worden door elkaars geloof. Er zit een wederkerigheid in.
Het lied van Michael W. Smith impliceert dat we gemeenschap kunnen hebben met God door wat Hij ons wil zeggen in Zijn Woord. Dat Woord is niet zonder uitwerking. Het zijn eeuwenoude, goed bewaarde woorden, maar de Heilige Geest maakt ze actueel voor ons. Gods Woord is zo rijk dat het ook in onze tijd en cultuur toepasbaar is en ons Zijn leiding verschaft. Let wel: Gods Geest past ze niet aan, maar past ze toe. Zijn Woord is eeuwig waar. Wij moeten die woorden niet veranderen: zij moeten óns veranderen. Dat Woord is krachtig en scherper dan een tweesnijdend zwaard (Hebreeën 4:12). Het onderzoekt ons hart en brengt de waarheid aan het licht. Dat Woord, zegt Paulus, is ‘werkzaam in u’ die het aannemen als wat het is: het spreken van God (1 Thessalonicenzen 2:13). Tegen Timotheüs zegt hij dat dit Woord genoegzaam is om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in gerechtigheid (2 Timotheüs 3:16), ‘opdat de mens Gods volkomen zij’. Maar wie gelooft er nu nog dat Gods Woord voldoende is voor ons geestelijk leven in deze moderne tijd?

Impact van het Woord
Paulus zegt dat het geloof komt door het horen en het horen door het Woord van God (Romeinen 10:17). Wanneer dat Woord klinkt, gebeurt er iets. Het heeft kracht, omdat de Heilige Geest dat Woord neemt en ermee aan het werk gaat in ons leven. Dit veronderstelt wel een basishouding van ontvankelijkheid en geloof. Het kan zijn dat iemand het Woord hoort en dat het hem of haar niet bevalt, net als het zaad uit de gelijkenis dat langs de weg valt. Hij of zij wil liever niet horen en sluit zich af voor de werking van de Heilige Geest.
Dat het Woord krachtig is, heeft de geschiedenis van grote opwekkingen bewezen. Ik las eens over Jonathan Edwards, de prediker van de ‘Great Awakening’, dat zijn manier van spreken helemaal niet spectaculair of meeslepend was. Toch had het diepe impact. Dat kwam door de inhoud, de overtuiging van Gods Waarheid, en de kracht van de Heilige Geest die het begeleidde. Het had grote uitwerking in de harten van de toehoorders. Er was diep zondebesef, gevolgd door radicale bekeringen. En het is begrijpelijk dat dit vaak heftige emoties opriep.

Beleving voor waarheid
In onze tijd zien we het tegenovergestelde. Er wordt eerst hard gewerkt om een sfeer te creëren die mensen naar een emotionele climax drijft en ontvankelijk moet maken voor de boodschap. Maar heeft men dan de juiste geestelijke gesteldheid om die te ontvangen? De Engelse prediker David Pawson protesteerde eens tegen deze trend tijdens een Opwekkingsconferentie. Hij stelde dat een tijd van aanbidding niet vóór maar na de woordverkondiging moet plaatsvinden. Aanbidding moet een antwoord zijn op Gods waarheid.
Sinds de uitbraak van de zogenaamde Toronto Blessing in 1994 is in de hyper-charismatische beweging het opwekken van beleving centraal komen te staan. Helaas dringt de invloed hiervan steeds meer door in bredere evangelisch-charismatische kring (waar ik mijzelf toe reken). Er is in deze praktijken geen enkel verband tussen de opgeroepen beleving en Gods Woord. In plaats van waarheid wordt een mystieke beleving aangeboden. En de term ‘impartation’ - overdracht - speelt daarin een heel belangrijke rol. In boeken en preken van populaire hyper-charismatische predikers, is dit een modewoord geworden. Het heeft echter een heel andere inhoud gekregen dan ‘impart’ in het lied. ‘Impartation’ wordt gebruikt voor het overdragen van wat als ‘zalving’ of ‘aanraking’ beschreven wordt, of zelfs als ‘dronkenschap in de geest’ en een ‘Jesus Trip’. Men wil nieuwe mystieke ervaringen opwekken die vreemd zijn aan de Bijbel, zoals trances, ongecontroleerde wilde bewegingen, onbeheersbaar lachen. Soms wordt zelfs nadrukkelijk gesteld dat we ‘buiten de lijnen van de Schrift moet gaan’ voor nieuwe ervaringen. En sommigen gaan nu zover dat zij openlijk propageren dat we uit de ervaringen van de New Age moeten putten voor nieuwe kennis over God.

Risicovolle handoplegging
De wijze waarop ‘impartation’ of ‘overdragen’ plaatsvindt is doorgaans door handoplegging. Er is in charismatische kringen een wildgroei van handoplegging ontstaan. Ik heb video’s bekeken van samenkomsten waar een grote zaal jonge mensen aangemoedigd wordt elkaar de handen op te leggen, nadat vanaf het podium de ‘zalving’ geïnitieerd is. Helaas lijkt deze praktijk steeds meer navolging te krijgen op allerlei conferenties.
Wij zagen zulke praktijken ook tijdens ons zendingswerk in Afrika. Men zong daar graag een populair lied dat iedereen in de gemeente aanmoedigde om de personen naast je de handen op te leggen en ‘de zegen’ door te geven. Dat is in die omgeving niet zonder risico. Er komen in de hard-groeiende gemeentes ook mensen binnen die meedoen zonder echt bekeerd te zijn. Wat wordt er dan overgedragen?
Paulus waarschuwt Timotheüs dat hij niemand overijld de handen op moet leggen (1 Timotheüs 5:22). Het opleggen van handen was een handeling in een pastorale context. Het moest wel overwogen gebeuren, door betrouwbare werkers en blijkbaar alleen bij mensen die zij vanuit hun pastorale taak kennen. In dezelfde zin zegt hij tegen Timotheüs dat hij zich rein moet houden en moet zorgen dat hij geen deel heeft aan de zonden van anderen. Handoplegging heeft blijkbaar diepere consequenties. Het is meer dan elkaar de hand schudden. Het gebeurt met een intentie van overdracht. Er ontstaat een verbinding. Hieruit kun je ook het omgekeerde concluderen: laat je niet zomaar door wie dan ook de handen opleggen.

Bijbelse handoplegging
De eerste gemeente kende een leer en praktijk van handen opleggen (Hebreeën 6:2), die te maken had met de beginselen van het leven met Christus. Het NT laat zien waartoe het diende: voor het ontvangen van de Heilige Geest (Handelingen 8:17), voor het inzegenen van werkers in een bediening (1 Timotheüs 4:14), voor het uitzenden van zendelingen (Handelingen 13:3) en soms bij het bidden voor zieken (Handelingen 28:8).
Nergens in het NT wordt het opleggen van handen gepraktiseerd voor het verkrijgen van een vage ‘zalving’ of een mystieke ervaring met God en helemaal niet voor de kick. Een ervaring van Gods aanwezigheid kwam door de prediking van het Woord en het werk van de Heilige Geest in het hart van de hoorders (Handelingen 2:37; 16:14). Als Paulus tegen de Korintiërs zegt dat hij niet met meeslepende woorden van wijsheid gekomen was, maar dat zijn prediking gepaard ging van geest en kracht, heeft hij het niet over tekenen en wonderen (het enige wonder dat Lucas in Handelingen 18 noemt, is dat er velen in Korinthe tot geloof kwamen), maar over prediking die in de kracht van de Geest overtuiging en redding overbracht. Dat was ‘impartation’ in Nieuwtestamentische stijl.

Gevaarlijke overdracht
De ervaring met Christus komt door het horen van het Woord. Het is geen mystieke, ondefinieerbare gevoelservaring, opgewekt door handoplegging, zoals in oosterse godsdiensten. Het is een diepe ervaring, maar met inhoud: het Evangelie, en met een duidelijk object: Christus.
Het laten opleggen van handen op allerlei conferenties is niet ongevaarlijk. Het is heel naïef om te veronderstellen dat alles wat spectaculair of bovennatuurlijk lijkt uit een betrouwbare bron komt, alleen maar omdat Christus genoemd wordt. Wat wordt er uitgedeeld? Valt dat binnen de kaders van Gods Woord? Als iets een verkeerde bron heeft, zoals de esoterische achtergrond van de Toronto Blessing die binnen de cultische context van het welvaartsevangelie begon, dan is wat overgedragen wordt geen zegen, maar een occulte infiltratie.

Hans Frinsel