Onrust in de kerk

Joop Schotanus • 76 - 2000/01 • Uitgave: 19
Deze keer haken we even in op een serie zeer gevarieerde artikelen in het ND over het bereiken van de mensen met het Evangelie. Vanuit allerlei verschillende invalshoeken of misschien beter uitvalshoeken werd geschreven over evangelisatie. Waar begint de taak van het evangeliseren en waar houdt het op. Bovenal ging het om de vraag hoe het gebeurt of hoe het zou moeten gebeuren. Gaat het om een verkondiging op een eigentijdse manier of moeten we vasthouden aan de gebaande wegen?

MOET DE KERK VERANDEREN?
In welke richting moet de kerk veranderen, als dat zou moeten? In de genoemde ND-artikelen komt van alles ter sprake. Theater kerkdiensten, zo nu en dan een laagdrempelige dienst, vriendendiensten oftewel speciale diensten voor belangstellenden. Hoeveel mag er bewaard worden van de gewone kerkdiensten en waar liggen de grenzen van de verandering? Over het algemeen is men het er over eens dat het wel (een beetje) anders kan en moet. Er wordt gezocht naar nieuwe paden en nieuwe wegen. Tegelijkertijd is er aarzeling en twijfel over het vernieuwen.

WAAR LIGT DE AARZELING?
De aarzeling bij de vernieuwing heeft veelal te maken met de onrust die het veroorzaakt bij een deel van de gemeente, dat het helemaal niet nodig vindt om je aan te passen aan moderne benaderingen. 'Onze kerkdeuren staan elke zondag open voor wie wil.' Het veranderen van de kerk in een evangelisatiebeweging stuit op weerstanden. Daar waar de kerk doel op zichzelf geworden is blijkt geen ruimte te zijn voor een evangelisatorische benadering. De kerk meent een eigen cultuur te moeten scheppen en handhaven. Een cultuur waar ze zichzelf in opgesloten heeft. Een soort getto met een gevestigde orde op hoog en ingewikkeld niveau. Was die samenleving nu maar wat meer kerkelijk georiënteerd! Ze heeft het aan zichzelf te wijten dat ze zo ver van de kerk afstaat. Zulk soort stemmen worden er vernomen. We zijn toch een gedoopte natie!

WAT IS HET PERSPECTIEF?
Men verwacht dat de evangeliserende instanties vooral de kerk helder en duidelijk voor ogen moeten houden. Breng de mensen bij Jezus en zeg dan tegen hen dat Jezus de kerk is. Als deze voorstelling ervan wordt gegeven, dan gaat er iets wringen. Was de kerk zelf die evangeliserende instantie geweest, dan was het nog enigszins begrijpelijk. Nu echter de mensen van die evangeliserende instanties juist de mensen van het 'plein' en niet echte getto-mensen zijn wordt het moeilijker om hen aan elkaar gelijk te stellen. Er mag toch van de kerkmensen verwacht worden dat zij de Joden een Jood en de Grieken een Griek worden om hen evenals Paulus te kunnen winnen voor Christus.

WAT VINDEN PASBEKEERDEN ER?
Zij bevinden zich in de staat van blijdschap over het heil in Christus gevonden. Zo stappen ze de kerk binnen en wat zouden ze daar mogen verwachten? Natuurlijk, diezelfde vreugde. In de tent waar ze tot bekering kwamen zongen ze: Welk een omkeer heeft God in mijn leven gewrocht, sinds Jezus nu woont in mijn hart. Maar dat lied blijkt in de eredienst niet gezongen te mogen worden. Alles blijkt zich af te spelen in de mineur. Ze ervaren veel van wat er gebeurt als een koude douche. Hier waren ze niet op voorbereid. Ze missen de bekende klanken van de liederen die ze hoorden bij de EO of op de Camping bij Evangelisatie en Recreatie. Waar blijft de gelegenheid om hun getuigenis te geven, zoals op de Alpha cursus? Alvorens men deze pasbekeerden de kerk in gaat loodsen, moet wel onderzocht worden waar ze terecht komen.

Is het een probleem van de laatste tijd? Als we teruggaan in de Zoeklichtgeschiedenis, dan ontdekken we iets heel bijzonders. De vroegere voormannen bij Het Zoeklicht waren evangeliserende mensen. Deze arbeid is ondenkbaar zonder de reeds vooroorlogse tentsamenkomsten. Johannes de Heer had als zakenman zich er dusdanig op ingesteld en voorbereid om reeds op 55 jarige leeftijd met vervroegd pensioen te kunnen gaan. Enkel en alleen om zich helemaal aan de Zoeklichtarbeid te kunnen geven, waarvan evangelisatie een heel belangrijk aspect was. Hij had zijn gaan naar Engeland als een wonderlijke leiding van de Here ervaren. Niet in het minst om de rijkdom van geestelijke liederen die hij mee terug had genomen en waarvan we een groot gedeelte in zijn bundel terug vinden. Hij deed er alles aan om de pas-bekeerden liederen in het hart en op de tong te leggen, die een exacte weergave waren van een grote ommekeer. Waar gingen toen de bekeerde dronkaards en dergelijke dan meestal naar de kerk? Daar waar deze liederen gezongen werden. De bloeitijd van vele Vrije Evangelische en Baptisten Gemeenten stond heel vaak in relatie tot de Zoeklicht-arbeid. In die tijd werden de Zoeklichtmensen eerder de officiële kerk uitgebeden, dan dat ze de kerk ingebeden werden. Dat was het probleem van toen. Nu zijn de grenzen zich aan het verleggen.

WAT MOET ER GEBEUREN?
Er mag onrust in de kerk zijn, maar niet vanwege de noodzakelijke veranderingen ten gevolge van mensen uit de wereld die tot geloof komen en een geestelijk onderdak zoeken. Er mag onrust in de kerk zijn wanneer er niet vanuit de kerk geëvangeliseerd wordt, zoals in de eerste Gemeente. Op de straten en op de markt, op de pleinen en van huis tot huis. Als dan kerk de neiging kreeg om zich terug te trekken op haar eigen stekkie, dan liet de Here een vervolging ontstaan en allen die verstrooid werden verkondigden het Evangelie. Daar waren de apostelen niet eens bij. Allemaal lekenpredikers.

Joop Schotanus