Omgaan met de mammon (3)

Kris Tavernier • 90 - 2014 • Uitgave: 10
Alvorens we de laatste twee lessen van Lucas over de mammon kunnen overdenken, is het nodig dat we een beter zicht krijgen op wat ons Bijbels rentmeesterschap nu precies inhoudt en wat het hele concept van de mammon betekent. Geld geeft ons ook kansen en mogelijkheden.

Rentmeesterschap is tijdelijk. Alles wat wij hier op aarde hebben is ook maar tijdelijk. En zoals de rentmeester beschikt over de middelen van zijn heer, is alles wat wij hebben eigenlijk ook van God. In de eerste plaats gaan we daarbij natuurlijk denken aan geld, materiaal en middelen. Maar eigenlijk is ons rentmeesterschap veel verregaander dan dat.
Onze tijd op aarde is ook een rentmeesterschap. Het is ons door God gegeven in de verwachting dat we er goed zullen mee omgaan, dat wil zeggen om in Zijn dienst in te zetten en voor onze naasten. Ook onze levenspartner is een rentmeesterschap. Onze partner is nooit van onszelf om helemaal in onze eigen dienst te staan. Veeleer is het onze opdracht om onze partner de ruimte te geven en te stimuleren om dienstbaar te zijn voor God en anderen. De kinderen die God aan ons toevertrouwd zijn ook een rentmeesterschap. Het is de bedoeling dat wij hen zo opvoeden dat zij God willen dienen en hun naasten.
Niet in het minst zijn onze gaven en talenten een rentmeesterschap, waarbij het de bedoeling is dat wij ze inzetten voor Gods koninkrijk en andere mensen. En zo is het met alles in ons leven. Het is een totaal andere manier van denken, wanneer we gaan beseffen dat alles wat we hebben en in ons leven aanwezig is, als een rentmeesterschap aan ons is toevertrouwd. Wat onze eigen prestaties ook mogen zijn, in wezen hebben wij alles van Hem ontvangen (1 Korintiërs 4:7). De reactie die God van ons verwacht wordt mooi verwoord door Paulus in Romeinen 12:1 ‘Ik roep u er dan toe op, broeders (en zusters), door de ontfermingen van God, om uw lichamen (lees: leven) aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke eredienst’ (HSV).

Het tweevoudig recht van God
In de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester is er een heer die de rechten heeft, hij is de werkelijke eigenaar. Zo is ons rentmeesterschap ook gefundeerd op de rechten die God heeft. God heeft een tweevoudig recht op ons.
Ten eerste heeft Hij Zijn rechten als Schepper over Zijn schepping en Zijn schepselen. Omdat Hij de Schepper1 is, is Hij ook de Eigenaar.2 De psalmist beleed ‘Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe’(Psalm 100:3). Dat is voor ons gelovigen vandaag niet anders. Als Schepper heeft God een eigendomsrecht op Zijn schepselen. Dit geldt in principe voor alle mensen, ook als zij aan God niet willen gehoorzamen of van Hem niet willen weten.
God heeft nog een tweede recht op ons leven en dat geldt enkel voor de gelovigen. Hij heeft ook een eigendomsrecht op ons omdat Hij ons verlost heeft van de dood, de satan en de zonde. Wij zijn daarbij door Hem gekocht en betaald voor een dure kostprijs.3 Terecht schrijft Paulus dat wij niet van onszelf zijn (1 Korintiërs 6:19).
Hoewel God alle rechten heeft op ons leven, als Schepper en als Verlosser, gedraagt Hij zich toch niet als een eiser tegenover ons. Hij wil ons niet dwingen. Hij verlangt ernaar dat wij vrijwillig en met blijdschap het ons toevertrouwde rentmeesterschap voor Hem beheren, dat wij ons graag als slaven stellen in Zijn dienst en als dienaren voor elkaar. God zegt als het ware tegen ons: “Alles wat jij bent en wat jij hebt, is van Mij omdat ik jou en dat alles geschapen heb, en jij bent ook van Mij omdat ik jou verlost en gekocht heb; maar ik wil dat jij en alles wat je hebt van Mij is, omdat jij alles als een rentmeesterschap voor Mij wilt beheren.”
Wij mogen genieten van alles wat God ons rijkelijk geeft (1 Timoteüs 6:18). God vraagt ons niet om in een zelfgedwongen armoede te gaan leven of om niet te genieten van het leven. Alles wat God ons geeft: geld, middelen, mogelijkheden, partner, kinderen, gaven en talenten, mogen wij als een zegen van Hem beschouwen. We mogen daar blij mee zijn en van genieten. Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat het alles een rentmeesterschap is en ons toevertrouwd is om er ook goed mee te doen, rijk te zijn in goede werken en mededeelzaam voor anderen (1 Timoteüs 6:19). De onrechtvaardige rentmeester mocht ook een deel voor zichzelf houden om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Het probleem was dat hij veel meer voor zichzelf hield dan wat billijk was. Dat gevaar loert ook voor ons.

Het concept van de ‘mammon’
Nu we een goed zicht gekregen hebben op wat ons rentmeesterschap inhoudt, richten we onze aandacht op de mammon.
Het woord ‘mammon’ is een Aramees woord, waarvan de afkomst echter niet helemaal duidelijk is, maar doelt op alles wat als bezit kan worden beschouwd. Men verstond eronder ‘geld’, ook ‘vermogen’ of ‘rijkdom’ in de ruimste betekenis van het woord. In de Bijbel wordt de mammon onrechtvaardig (of: ‘vals’, NBV) genoemd (Matteüs 6:24, Lucas 16:9,11). Niet in het minst omdat er met rijkdom gewoonlijk heel wat onrechtvaardigheid gepaard gaat.
Jezus lijkt van de mammon een personificatie als een afgod te maken, omdat de mammon tegenover God wordt gesteld. De mammon is in de christelijke taal dan ook een uitdrukking geworden voor ‘het beheerst worden door geld’, waarbij de rijkdom als een god vereerd wordt, waarbij je leeft voor de rijkdom. De uitdrukking ‘de mammon dienen’ heeft de gangbare betekenis gekregen van ‘geldzuchtig zijn’. Naar het schijnt zou het woord mammon afkomstig zijn uit het Chaldeeuws en zijn wortels hebben in het woord voor ‘vertrouwen’. De mammon staat dan voor het vertrouwen op rijkdom en middelen.

Een blik vooruit
Nu we een goed zicht hebben op zowel het Bijbels rentmeesterschap als op de mammongedachte, ontdekken we dat deze als twee tegengestelde krachten in ons leven aanwezig (kunnen) zijn. Maar hoe meer besef we hebben van ons rentmeesterschap, hoe minder we verleid worden door de mammongedachte. Het omgekeerde is helaas ook waar. Hoe belangrijker de mammon wordt in ons leven, hoe meer we het zicht op ons rentmeesterschap verliezen. Deze twee gedachten zullen we zien in de laatste twee lessen over de mammon.

Kris Tavernier

1 Genesis 1:1, 14:22, Johannes 1:3, Handelingen 14:15, 17:24-25, Kolossenzen 1:16, Openbaring 4:11
2 Exodus 19:10, Psalm 24:1-2, 50:10, Haggaï 2:8
3 1 Korintiërs 6:20, 1 Petrus 1:18-19, vgl. Handelingen 20:28