Ogen naar de hemel

Jef de Vriese • 90 - 2014 • Uitgave: 11
Wanneer Jezus bidt, slaat Hij Zijn ogen op naar de hemel (Johannes 17). Met je voeten op de aarde, zijn je ogen gericht naar de plaats waar God troont. Dat lijkt ver weg. Hij is hoog verheven, wij klein. Hij is heilig, wij zijn zondaars. Hij is machtig, wij zijn zwak. Hij is in de hemel, wij zijn op de aarde. Maar we mogen met vrijmoedigheid naderen! We hebben vrije toegang tot het machtscentrum van hemel en aarde. Niets is voor Hem onmogelijk. Zijn plannen kunnen niet gedwarsboomd worden, want Hij beheerst de controlekamer van het universum. De hemel lijkt ver weg, maar voor jou is hij dichtbij! Je nadert met ontzag, respect en eerbied. En toch is de vreze des Heren helemaal veilig.
Wanneer je bidt, verwacht dan alles van de hemel. Gebed slaat de ogen op naar de Vader in de hemel. Er is geen heil op aarde. Er is geen heil in menselijk vermogen. ‘Hij vindt geen vreugde in de kracht van het paard, Hij schept geen behagen in de spierkracht van de man. De HEERE is goedgezind voor wie Hem vrezen en op Zijn goedertierenheid hopen’ (Psalm 147:10-11, HSV).
Toch liggen onze steunpunten vaak op de aarde: een huis, een spaarrekening, veel denkwerk van mensen en mensenhulp. Dat zijn dingen die de HEERE je ontneemt, net als bij Gideon, die van een gigantisch leger slechts 300 soldaten over mocht houden. Als het je wordt ontnomen, hoef je niet te schrikken. Dan is het duidelijk: de overwinning is van de Heere.

Jef De Vriese