Nieuwe tijden voor zending

Kim ter Berghe • 94 - 2018 • Uitgave: 8
In de afgelopen eeuwen is de geschiedenis van de zending geschreven vanuit Westers perspectief. Maar daar komt verandering in. Een nieuwe zendingsbeweging vormt zich, aangevuurd door een van de grootste opwekkingen sinds de Pinksterdag en gefaciliteerd door de vérstrekkende geopolitieke en economische verschuivingen van de laatste jaren.

Nog niet zo heel lang geleden overheerste het relatief kleine West-Europa grote delen van de wereld. Gedreven door handelsbelangen werden schepen de oceanen op gestuurd om nieuwe gebieden te ontdekken, kijken wat er te halen viel en deze gebieden zo mogelijk in te lijven. Waar dit gebeurde, introduceerden Westerse mogendheden hun taal en cultuur en legden infrastructuur aan ter bevordering van de handel en communicatie.

Meeliften
We weten allemaal dat het kolonialisme niet bepaald een christelijke aangelegenheid was. Afgezien van het principe dat je niet zomaar het land van een ander afpakt, waren er uitwassen als de opiumoorlogen, de trans-Atlantische slavenhandel, de bizarre opdeling van het Midden-Oosten en Afrika, en vele bloedige onafhankelijkheidsoorlogen.
Maar ondanks het onrecht dat gedaan werd in de koloniën door Europese grootmachten, gebruikte God deze periode om vele deuren te openen voor het Evangelie. Om te beginnen was er door de groeiende handelsbetrekkingen veel meer kennis over andere landen en volken, waardoor christenen in het Westen over hun eigen grenzen heen gingen kijken. Zendelingen konden meeliften op de koopvaardijschepen. Wegen en spoorwegen die werden aangelegd door koloniale machten, maakten het reizen naar de binnenlanden minder omslachtig. En er ontstonden wereldtalen zoals Frans en Engels, waardoor communicatie over grenzen eenvoudiger werd. Verder genoten Westerlingen vaak een zeker respect als rijke, ontwikkelde mensen, een reputatie waar zendelingen hun voordeel mee konden doen en werden ze in sommige gevallen (maar lang niet altijd) beschermd door de koloniale machten.
Het was niet de eerste keer in de geschiedenis dat de macht van een wereldrijk de verspreiding van het christendom, ongewild, bevorderde. Het Romeinse rijk in de eerste eeuwen van onze jaartelling bood soortgelijke voordelen. Er was een wereldtaal, het Grieks, waarin uiteindelijk de boeken en brieven van het Nieuwe Testament geschreven werden. De Romeinen hadden wegen aangelegd die het reizen versnelden en drukbevaren scheepsroutes doorkruisten de Middellandse Zee. Ook had Paulus als Romeins staatsburger bepaalde voorrechten die hem bescherming boden in heikele situaties en kon hij vrij reizen tussen de verschillende gebieden van het Romeinse rijk.
Het is een interessant patroon. Een wereldmacht bouwt haar imperium, maar ergens in een onverwacht hoekje van dit grote rijk geeft God een opwekking. Denk aan de Pinksterdag, of aan de opwekking in Wales (1904). En daaruit komt een zendingsbeweging voort die de kanalen van overheersing gaat gebruiken voor de dienstbaarheid van het evangelie. Is zoiets opnieuw mogelijk?

De kerk groeit buiten het Westen
Het is bekend dat het zwaartepunt van het christendom inmiddels is verschoven van Westerse landen met een lange christelijke geschiedenis, naar Afrika en Oost-Azië, waar de kerk een enorme groei heeft doorgemaakt in de laatste decennia. De meeste christenen wonen nu in wat ook wel aangeduid wordt met de term ‘The Global South’, de landen die niet gerekend worden tot het rijke, christelijke westen.
De gevolgen daarvan voor zending zijn duidelijk zichtbaar. De zendingsbeweging verkleurt net zo hard als de kerk. Het trainen van plaatselijke evangelisten en zendelingen uit niet-Westerse landen is voortvarend opgepakt door de Westerse zendingsbeweging. Wel moet worden opgemerkt dat deze uitbreiding van de zendingsbeweging nog steeds vaak plaatsvindt via Westerse kanalen, onder Westers leiderschap, volgens Westerse ideeën en/of met Westers geld.
Hoewel het prachtig is om te zien hoe de kerk in de ‘Global South’ gegroeid is, zowel in aantallen als in zelfstandigheid en steeds meer zelf zendingswerk doet, zijn er ook gebieden waar een doorbraak van het evangelie uitblijft. Landen waar zendelingen nauwelijks voet aan de grond krijgen en waar een groot deel van de bevolking nooit het evangelie heeft gehoord. Landen die bovendien vaak dichtbevolkt zijn. Deze landen liggen voornamelijk in het zogenoemde 10/40-raam. De thuisbasis van de grote wereldgodsdiensten, waar met name de islam stevig in het zadel zit.

Het hoofd nauwelijks boven water
Dit zijn ook landen die in veel gevallen geplaagd worden door oorlog, armoede, allerlei onrecht tegen vrouwen en meisjes, en slechte toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Sommige van deze landen hebben nog oude christelijke gemeenschappen, die teruggaan tot vlak na Pinksteren. Maar de islam heeft de deze ooit bloeiende gemeenschappen eeuwenlang verdrukt en achtergesteld. Als christelijke gemeenschap moeten ze moeite doen om het hoofd boven water te houden in een hen vijandige maatschappij. Ze hebben vaak eerder een overlevingsmentaliteit dan een zendingsmentaliteit.
En hoe zouden we hen dat kwalijk kunnen nemen, als christenen die al eeuwenlang godsdienstvrijheid kennen, geboren in landen die gefundeerd zijn op christelijke waarden? En hoe kunnen we in zo’n context evangeliseren? Het blijkt heel moeilijk voor Westerse zendelingen om echt voet aan de grond te krijgen in moslimlanden en in andere gesloten boeddhistische en hindoeïstische gebieden in het 10/40-raam. Deze landen hebben doorgaans geen warme betrekkingen met het Westen, bekijken blanken met argwaan, maken het hen lastig om visums te verkrijgen en houden hen goed in de gaten. De Westerse zendelingen zelf hebben het vaak moeilijk met een (veel) lagere levensstandaard en missen persoonlijke ervaring met vervolging, een soort geestelijke spier die nooit getraind is.

Hulp uit onverwachte hoek
Soms worden we er wat hopeloos van, wat misschien ook een van de redenen is waarom maar een heel klein percentage van de zendelingen überhaupt naar deze landen gaat. Het is moeilijk, gevaarlijk en veel resultaat valt er niet te verwachten. Het is in elk geval geen understatement om te zeggen dat we wel wat hulp kunnen gebruiken. En die hulp begint te komen, uit onverwachte hoek.
Als we kijken naar het Oosten, zien we de opmars van een nieuwe wereldmacht, China. Dit land heeft de visie om de volledige economische controle te krijgen over de oude Zijderoute, een verzamelnaam voor de belangrijke handelsroutes over zee en land die al duizenden jaren de verbinding vormen tussen Oost en West. China investeert enorme sommen geld in de ontwikkeling van de infrastructuur in de landen langs deze route in ruil voor grondstoffen en handelsprivileges. Dit gaat hand in hand met de opbouw van een sterke militaire aanwezigheid. Er zijn veel paralellen met de tijd van het kolonialisme. Chinezen krijgen in de landen langs de Zijderoute een zeker aanzien en bescherming door hun economische en militaire superioriteit. Het Chinees wordt een populaire taal voor jongeren om te leren. Chinezen kunnen steeds makkelijker visums krijgen. Wat uniek is aan deze situatie is dat de Zijderoute dwars door het bovengenoemde 10/40-raam loopt. In landen waar Westerlingen met de nek aangekeken worden, omarmen ze de Chinezen.
Politiek en economisch gezien beschouwt het Westen deze opmars van de Chinezen doorgaans als een bedreiging. Maar er is meer in opmars dan alleen een wereldmacht. In China heeft de laatste decennia een ongekende opwekking plaats gevonden. Schattingen over het aantal gelovigen lopen uiteen, omdat een groot deel van de Chinese kerk ondergronds opereert, maar liggen rond de 100 miljoen. In 1980 waren deze schattingen nog 6 miljoen. En deze gelovigen gaan steeds meer over hun grenzen kijken.

100.000 zendelingen
Al bijna honderd jaar geleden begonnen de eenvoudige plattelandsgelovigen in China te praten over ‘terug naar Jeruzalem’. Daarmee bedoelden ze dat ze zich geroepen voelen om zending te bedrijven in de landen langs de Zijderoute, tussen de Chinese muur en de muur van Jeruzalem. Dappere pioniers hebben zelfs ten tijde van de Japanse overheersing al de eerste stappen gezet. Heel ver zijn ze niet gekomen voor ze ten prooi vielen aan vervolging. De Chinese kerk moest door het vuur van de Culturele Revolutie gaan. Maar nu voelen velen dat de tijd daar is. Het plan is om 100.000 zendelingen klaar te stomen om de landen tussen China en Jeruzalem te bereiken met het evangelie. Vele honderden, zo niet duizenden zijn in de afgelopen jaren op weg gegaan.
En er gaan unieke deuren voor hen open. Hoeveel Westerse zendelingen zijn niet uitgezonden als leraar Engels? Nu zijn het Chinese zendelingen die het Mandarijn doceren in Pakistan en andere landen waar de Chinese overheid aan de weg timmert. Ze beginnen restaurants en winkeltjes, kleuterschooltjes en werken aan constructieprojecten in landen in het Midden-Oosten. Ze zijn gewend van weinig rond te komen, te leven zonder de zekerheden van een sociaal vangnet en meer nog, ze worden niet afgeschrikt door vervolging. Ze staan daarom dichterbij de mensen die ze willen bereiken en vragen niets van hen wat ze zelf ook niet hebben geriskeerd.

Gods Geest is aan het werk
Al lange tijd wordt er door christenen over de hele wereld gebeden voor een doorbraak in islamitische landen. Is dit wellicht (een deel van) het antwoord van God op deze gebeden? Heeft God door de opwekking en de vervolging van de kerk in China een zendingsbeweging wakker gemaakt en toegerust voor deze specifieke taak? Zou God opnieuw de opkomst van een wereldrijk gebruiken om Zijn rijk verder te bouwen? En zijn we als Westerse christenen bereid om naast deze Chinese zendelingen te gaan staan, ook al opereren ze niet volgens onze methoden of onder ons leiderschap?
Een ding is zeker, Gods Geest is aan het werk in de wereld. En we mogen leven in de verwachting dat Hij Zijn kerk zal bouwen.

Kim ter Berghe