Nieuwe dingen
Velen spraken bemoedigende woorden met het oog op het nieuwe jaar. Wie dat vanuit de Bijbel deed, zocht naar teksten van hoop, naar woorden van troost. Wie dat vanuit de politiek deed, zocht naar opbeurende gedachten in deze sombere en dreigende tijden. Wereldwijde terreur van een steeds razender Islamitische wereld, een economische crisis met ernstige financiële tekorten bij de overheid en grote politieke spanningen in Europa rond de vorming van het nieuwe Romeinse rijk, zijn de dingen die perspectief verduisteren en alles onzeker maken. Maar crisistijd is altijd ook Christustijd! Een overweging bij de tijd.
De feesten zijn over, de miljoenen aan vuurwerk waren binnen twintig minuten de lucht in geknald en de donkere januarimaand is al weer bijna op de helft. Elke dag horen we de ontwikkelingen in kerk en wereld. Dit jaar zal de kerkfusie een feit worden en welke Islamitische aanslagen kunnen we tegemoet zien in onze vrije wereld en waar zal dat plaatsvinden? Soms moeten we ons maar eens even terugtrekken, de gordijnen sluiten om de donkere wereld buiten te sluiten en ons te richten op de Here, die in de hemel troont. Hij is de God van de nieuwe dingen, die soms langs wondere wegen tot ons komen. Daarom kan het zo helend zijn om op Hem te zien en te letten op Zijn machtige daden.
Er is een profeet, wiens naam betekent: de feestelijke. In onze Bijbel vinden we hem met de naam Haggaï. Hij heeft een bijzonder woord ter bemoediging, ten tijde van de herbouw van de Tempel in de dagen van koning Kores, de koning der Perzen. We vinden deze geschiedenis in de boeken Ezra en Nehemia. De Tempelbouw had grote vertraging opgelopen door allerlei interne strubbelingen en tegenstand. Toen het fundament van de Tempel werd gelegd kwam er een grote lofprijzing. Priester en zangers kwamen in ambtsgewaden en met trompetten en de zonen van zangmeester Asaf met cymbalen, om de Here te loven en te prijzen, volgens de aanwijzingen van David. Ze zongen in beurtzangen, lof en prijs, over de goedheid van de Here, de God van Israël (Ezra 3:10+11). Jonge mensen vanaf twintig jaar hadden de leiding over het werk van God (Ezra 3:8). Vaders met hun zonen werden ingeschakeld en traden op. Wat een vreugdetonen werden daar gehoord onder druk van de tijd en de terreurdreiging die er voortdurend was (3:3).
Wij leven ook in een tijd van grote aandacht voor het lied en de lofprijzing. Jonge mensen vroegen mij: wij hebben een Praise-avond, maar wilt u een goed woord komen brengen. Het mag best een stevige bijbelse boodschap zijn, want dat hebben we nodig in deze tijd, werd er bij gezegd. Voordat ik aan de beurt was hadden we al anderhalf uur gezongen, nieuwe en oude liederen, liederen van lof en prijs! Honderden jongeren verheerlijkten God en schepten vreugde in zang en muziek. Eens maakte ik een samenkomst mee van tienduizend mensen. We zongen ook daar lof en prijs aan God en aan het Lam. Het ene lied ging over in het andere. De zangleider had bemoedigende en krachtige tussenteksten uit de Schrift. De oproep klonk om de Here te zoeken met je hele hart tijdens de zang met je volle stem. Toen we overgingen op het prachtige ‘Komt, laten wij aanbidden’ (O come, let us adore Him) knielden tienduizend mensen zingend en aanbiddend neer, Afrikaners naast Arabieren, Amerikanen naast Nederlanders en het was even alsof we de heerlijkheid van hemel binnen gingen, of dat die heerlijkheid neerdaalde op de aarde. Een wondere ervaring, zoiets als Abraham Kuijper beleefd moet hebben tijdens een week van samenkomsten met de grote prediker Dwight L. Moody in Engeland. Hij schreef naar huis: het is alsof de hemel hier op aarde is neergedaald. Zo ook in Ezra 3. De jubelklanken werden tot in de verre verte gehoord.
Maar er was ook een ander geluid: er werd geweend door de ouderen, die de eerste Tempel nog hadden gekend. Maar die was een bouwval geworden en was niet meer te herstellen. Er moest iets nieuws komen. Er kwam verwarring, gezang en geween mengden zich dooreen. Vreugde en kritiek verstoorden elkaar. De vijanden kwamen ook in touw toen de eenheid weg was. De bouw stopt, het fundament blijft kaal liggen. Het werk van God raakt jaren achterop. In die situatie treedt Haggaï op.
Hij verwijt ze dat ze zelf in hun weldoortimmerde huizen wonen, maar geen werkelijke vrucht droegen. Veel gezaaid, vroeger, maar weinig geoogst. Hij herinnert ze eraan hoe ze vroeger hout haalden om het huis van Gods heerlijkheid te bouwen. Maar hun hart was veel meer gericht op hun eigen huis en hun eigen belang en niet op het belang van de Here en Zijn huis (Haggaï 1:3-11). Dan wekt de Here de geest op van Zerubbabel en anderen en de herbouw nam een aanvang. Die geestelijke opwekking was eerst nodig. De profeet roept op tot de sterkte van de Here. Hij roept de ouderen op, die weenden over wat er niet meer was en over het nieuwe dat het in hun ogen niet is (2:4). De Here zegt: "Ik ben jullie niet vergeten, Ik ben met u, zoals Ik al heb beloofd toen gij uit Egypte wegtrok en Mijn Geest in uw midden stond" (2:6). Hij beloofde een heerlijkheid van de Tweede Tempel, want die zal groter zijn dan die van de eerste. Immers, tot die Tempel zou de lang verwachte Messias komen (Mal. 3:1).
Maar het gaat hier verder. Ook hier dat wonderlijke van de diepere dimensies in de profetie. Zij reikt ook uit naar de laatste dagen, als de Derde Tempel herrijzen zal, direct na de Grote Verdrukking (2:7). Dan zullen de kostbaarheden van alle volken toestromen naar Jeruzalem, want dan gaat de Here "de hemel, de aarde, de zee en het droge doen beven".
Hij zal de schatten van de wereld uitschudden ten gunste van Zijn volk Israël en van de Tempel der heerlijkheid. Dan zal Israel die bemoedigingen van Haggaï ook hard nodig hebben. De machten van de wereld zullen wankelen en omver geworpen worden. Wat een toekomst, als de steen los komt van boven, zonder toedoen van mensenhanden. God gaat zijn belofte waarmaken in volkomen nieuwe dingen!
Die troost mogen wij ook ervaren. Hij is ook ons niet vergeten. Zijn Gemeente, duur gekocht en betaald met het kostbaar bloed van Christus, dat vloeide op het kruis. Dwars door alle verwarring heen mogen we ook in onze dagen letten op het spreken van de Here. Hij doet dat altijd op wondere wijze, zoals wij het niet verwachten. Er is veel moeite om wat er vandaag niet meer is in de kerk. Wat zo goed was smolt weg en is niet meer terug te halen. Gods volk hoeft niet te wenen bij de bouwval, noch te versomberen als de Here nieuwe wegen inslaat. Crisistijd is Christustijd! Ook nu. Laat ons hart dan ook volkomen naar Hem uitgaan. Dat is het beste voornemen bij de aanvang van dit nieuwe jaar.
Feike ter Velde
De feesten zijn over, de miljoenen aan vuurwerk waren binnen twintig minuten de lucht in geknald en de donkere januarimaand is al weer bijna op de helft. Elke dag horen we de ontwikkelingen in kerk en wereld. Dit jaar zal de kerkfusie een feit worden en welke Islamitische aanslagen kunnen we tegemoet zien in onze vrije wereld en waar zal dat plaatsvinden? Soms moeten we ons maar eens even terugtrekken, de gordijnen sluiten om de donkere wereld buiten te sluiten en ons te richten op de Here, die in de hemel troont. Hij is de God van de nieuwe dingen, die soms langs wondere wegen tot ons komen. Daarom kan het zo helend zijn om op Hem te zien en te letten op Zijn machtige daden.
Er is een profeet, wiens naam betekent: de feestelijke. In onze Bijbel vinden we hem met de naam Haggaï. Hij heeft een bijzonder woord ter bemoediging, ten tijde van de herbouw van de Tempel in de dagen van koning Kores, de koning der Perzen. We vinden deze geschiedenis in de boeken Ezra en Nehemia. De Tempelbouw had grote vertraging opgelopen door allerlei interne strubbelingen en tegenstand. Toen het fundament van de Tempel werd gelegd kwam er een grote lofprijzing. Priester en zangers kwamen in ambtsgewaden en met trompetten en de zonen van zangmeester Asaf met cymbalen, om de Here te loven en te prijzen, volgens de aanwijzingen van David. Ze zongen in beurtzangen, lof en prijs, over de goedheid van de Here, de God van Israël (Ezra 3:10+11). Jonge mensen vanaf twintig jaar hadden de leiding over het werk van God (Ezra 3:8). Vaders met hun zonen werden ingeschakeld en traden op. Wat een vreugdetonen werden daar gehoord onder druk van de tijd en de terreurdreiging die er voortdurend was (3:3).
Wij leven ook in een tijd van grote aandacht voor het lied en de lofprijzing. Jonge mensen vroegen mij: wij hebben een Praise-avond, maar wilt u een goed woord komen brengen. Het mag best een stevige bijbelse boodschap zijn, want dat hebben we nodig in deze tijd, werd er bij gezegd. Voordat ik aan de beurt was hadden we al anderhalf uur gezongen, nieuwe en oude liederen, liederen van lof en prijs! Honderden jongeren verheerlijkten God en schepten vreugde in zang en muziek. Eens maakte ik een samenkomst mee van tienduizend mensen. We zongen ook daar lof en prijs aan God en aan het Lam. Het ene lied ging over in het andere. De zangleider had bemoedigende en krachtige tussenteksten uit de Schrift. De oproep klonk om de Here te zoeken met je hele hart tijdens de zang met je volle stem. Toen we overgingen op het prachtige ‘Komt, laten wij aanbidden’ (O come, let us adore Him) knielden tienduizend mensen zingend en aanbiddend neer, Afrikaners naast Arabieren, Amerikanen naast Nederlanders en het was even alsof we de heerlijkheid van hemel binnen gingen, of dat die heerlijkheid neerdaalde op de aarde. Een wondere ervaring, zoiets als Abraham Kuijper beleefd moet hebben tijdens een week van samenkomsten met de grote prediker Dwight L. Moody in Engeland. Hij schreef naar huis: het is alsof de hemel hier op aarde is neergedaald. Zo ook in Ezra 3. De jubelklanken werden tot in de verre verte gehoord.
Maar er was ook een ander geluid: er werd geweend door de ouderen, die de eerste Tempel nog hadden gekend. Maar die was een bouwval geworden en was niet meer te herstellen. Er moest iets nieuws komen. Er kwam verwarring, gezang en geween mengden zich dooreen. Vreugde en kritiek verstoorden elkaar. De vijanden kwamen ook in touw toen de eenheid weg was. De bouw stopt, het fundament blijft kaal liggen. Het werk van God raakt jaren achterop. In die situatie treedt Haggaï op.
Hij verwijt ze dat ze zelf in hun weldoortimmerde huizen wonen, maar geen werkelijke vrucht droegen. Veel gezaaid, vroeger, maar weinig geoogst. Hij herinnert ze eraan hoe ze vroeger hout haalden om het huis van Gods heerlijkheid te bouwen. Maar hun hart was veel meer gericht op hun eigen huis en hun eigen belang en niet op het belang van de Here en Zijn huis (Haggaï 1:3-11). Dan wekt de Here de geest op van Zerubbabel en anderen en de herbouw nam een aanvang. Die geestelijke opwekking was eerst nodig. De profeet roept op tot de sterkte van de Here. Hij roept de ouderen op, die weenden over wat er niet meer was en over het nieuwe dat het in hun ogen niet is (2:4). De Here zegt: "Ik ben jullie niet vergeten, Ik ben met u, zoals Ik al heb beloofd toen gij uit Egypte wegtrok en Mijn Geest in uw midden stond" (2:6). Hij beloofde een heerlijkheid van de Tweede Tempel, want die zal groter zijn dan die van de eerste. Immers, tot die Tempel zou de lang verwachte Messias komen (Mal. 3:1).
Maar het gaat hier verder. Ook hier dat wonderlijke van de diepere dimensies in de profetie. Zij reikt ook uit naar de laatste dagen, als de Derde Tempel herrijzen zal, direct na de Grote Verdrukking (2:7). Dan zullen de kostbaarheden van alle volken toestromen naar Jeruzalem, want dan gaat de Here "de hemel, de aarde, de zee en het droge doen beven".
Hij zal de schatten van de wereld uitschudden ten gunste van Zijn volk Israël en van de Tempel der heerlijkheid. Dan zal Israel die bemoedigingen van Haggaï ook hard nodig hebben. De machten van de wereld zullen wankelen en omver geworpen worden. Wat een toekomst, als de steen los komt van boven, zonder toedoen van mensenhanden. God gaat zijn belofte waarmaken in volkomen nieuwe dingen!
Die troost mogen wij ook ervaren. Hij is ook ons niet vergeten. Zijn Gemeente, duur gekocht en betaald met het kostbaar bloed van Christus, dat vloeide op het kruis. Dwars door alle verwarring heen mogen we ook in onze dagen letten op het spreken van de Here. Hij doet dat altijd op wondere wijze, zoals wij het niet verwachten. Er is veel moeite om wat er vandaag niet meer is in de kerk. Wat zo goed was smolt weg en is niet meer terug te halen. Gods volk hoeft niet te wenen bij de bouwval, noch te versomberen als de Here nieuwe wegen inslaat. Crisistijd is Christustijd! Ook nu. Laat ons hart dan ook volkomen naar Hem uitgaan. Dat is het beste voornemen bij de aanvang van dit nieuwe jaar.
Feike ter Velde