Nest jonge hondjes

Feike ter Velde • 77 - 2001/02 • Uitgave: 17
Een boer heeft een nestje jonge hondjes, die hij verkopen moet. Hij schildert een bord met de aanbieding van de puppies en plaatst dat in de voortuin van de boerderij, vlak langs de weg. Daarmee bezig tikt iemand hem tegen zijn arm. Het is een kleine jongen, die hem vraagt of hij er een mag kopen. "Nou", zegt de boer, "ze komen uit een heel goed nest, jongen, en daarom kosten ze erg veel geld". Even laat het jongetje zijn hoofd zakken. Dan voelt hij diep in zijn broekzak en toont de boer zijn geld. "Ik heb zevenentachtig cent", zegt hij. "Is dat genoeg om alleen maar even te kijken?" De boer fluit op zijn vingers en roept zijn hond, die te voorschijn komt. De vier puppies hollen als vochtbolletjes op vier korte pootjes achter hun moeder aan.

De jongen kijkt zijn ogen uit naar zoveel pracht. Don ziet hij beweging bij het hondenhok. Langzaam strompelt er nog een puppie naar buiten, merkbaar kleiner dan de andere vier. Moeilijk beweegt het zich in de richting van de andere vier. Het doet z'n uiterste best om er zo snel mogelijk ook bij te zijn. "Die wil ik graag hebben", riep het jongetje uit. De boer buigt zich naar het jongetje en zegt: "Die moet je niet nemen want die zal nooit goed kunnen rennen en spelen als de andere vier. Hij is waardeloos". Het jongetje doet een stap terug, rolt een broekspijp omhoog en toont de boer zijn rechter been, waarlangs een stalen strip aan beide zijden naar omlaag loopt naar een speciale schoen. Hij zegt: "Ik kan ook niet goed rennen en spelen met andere kinderen. Dit kleine hondje heeft iemand nodig die hem begrijpt". Volgende week mag je 'm komen halen jongen", zegt de boer met tranen in zijn ogen.

FtV