Nehemia (1) - de biddende bouwer
Nehemia (1)
De biddende bouwer
Zo mogen we Nehemia (= de Heere heeft getroost) noemen. Hij heeft veel gedaan voor de wederopbouw van zijn vaderstad en trad gelijk op als reformator,maar altijd biddend. Er staan vele gebeden in zijn boek.
Familiebezoek uit Jeruzalem confronteert hem,die een hoge positie aan het Perzische hof heeft gekregen, met de deplorabele situatie van de stad,waar zijn voorouders begraven liggen. Hoog geklommen op de maatschappelijke ladder en ver van huis weet hij zich hecht verbonden met zijn volk. Zijn eerste reactie is een ontroerend gebed, dat hij opzendt tot zijn God (1:5-11). Solidair in de schuld pleit hij op de belofte van Gods verbond:zij zijn toch Uw knechten en het volk, dat U hebt verlost.
De zaak Jeruzalem beheerst hem, houdt hem bezig dag en nacht. Hij heeft geen blij ogenblik meer. Het is hem aan te zien, zodat de koning het opmerkt. Nehemia zegt eerlijk wat hem deprimeert. De koning begrijpt dat deze minister een plan in zijn hoofd heeft: zeg het maar. En Nehemia zegt het eerlijk verhoring van zijn gebed (1;11).
De koning gaat bijzonder welwillend op zijn plannen in, geeft hem bouwverlof, voorziet hem van de nodige aanbevelingsbrieven en Nehemia krijgt de beschikking over de benodigde materialen.
Het valt op dat Nehemia enerzijds de situatie van Jeruzalem biddend bij zijn God heeft gebracht, maar dat hij tegelijk een bouwplan heeft uitgedacht. Zo brengt hij daadwerkelijk in praktijk: Bid en werk. Daarom kan hij de royale medewerking van zijn koning zien als de goede hand van zijn God over hem. Hij maakt geen scheiding tussen bidden en werken,zoals wij zo vaak doen Maar hij ziet zijn werk en zijn plannen in Gods licht.
Opmerkelijk is dat het bericht van zijn komst hem vooruit gesneld is en twee allochtonen Sanballat en Tobia misnoegd kennis hebben genomen van de naderende Perzische hofdignitaris, die wat goeds zocht voor Israël. Verholen anti-sémitisme. Nehemia komt in Jeruzalem aan zonder officieel ontvangen te worden. Eerst gaat hij zich bezinnen eer hij begint. Hij houdt een nachtelijke inspectietocht, vergezeld van enige getrouwen, die moeten lopen, terwijl hijzelf op een ezel rijdt. Deze tocht doet hem met eigen ogen zien hoe erg het is met Jeruzalem. Wat een ellende! Is dat Uw stad? Een pracht positie hebben aan het Perzische hof en dan nu ronddwalen in een donkere nacht in deze sombere stad? Had ik niet beter aan het hof kunnen blijven? Maar neen God had het in zijn hart gegeven wat hij doen moest. Hij staat in Gods dienst en daarom legt hij vrijmoedig zijn plannen neer bij de Jeruzalemse autoriteiten, die direct instemden met Nehemias bouwplannen. Krachtig wordt de zaak ter hand genomen. Het is duidelijk gemaakt: Gods hand is in en bij dit alles.
Maar satan is ook aan het werk. Het tweetal vijanden is een drietal geworden. Een Arabier is er ook bij gekomen. De heren hanteren zeer hautain het wapen van de spot en dat gaat gepaard met verdachtmaking: rebellie tegen de koning. Dat is Jeruzalem eigen (Ezra 4) maar Nehemia doorziet hen. Ze lopen achter de feiten aan en hij zegt hun Gods oordeel aan:dit zijn mensen zonder toekomst. En het geheim van zijn krachtig optreden en afweer van de vijanden? Het is die ontroerende belijdenis: God van de hemel zal het ons doen gelukken en wij zullen ons opmaken en bouwen. Let op:niet - wij zullen aan het werk gaan en dan zal God zegenen. Maar God zal het ons doen gelukken het is Zijn werk - en dan hebben wij maar nederig te volgen en te bouwen.
Nehemia type van de grote Redder,die de zondediepte heeft gepeild, maar niet terugdeinsde om de gemakkelijkste weg te gaan. Hij wist: God zal het werk kronen en daarom ga Ik de kruisweg. De kroon wacht.
In Zijn kracht kunnen we werken. Er is veel te doen. Ga aan het werk. Niet om de zegen te verdienen, maar omdat die zegen al vaststaat. Daarom
Ds. J.H. Velema
De biddende bouwer
Zo mogen we Nehemia (= de Heere heeft getroost) noemen. Hij heeft veel gedaan voor de wederopbouw van zijn vaderstad en trad gelijk op als reformator,maar altijd biddend. Er staan vele gebeden in zijn boek.
Familiebezoek uit Jeruzalem confronteert hem,die een hoge positie aan het Perzische hof heeft gekregen, met de deplorabele situatie van de stad,waar zijn voorouders begraven liggen. Hoog geklommen op de maatschappelijke ladder en ver van huis weet hij zich hecht verbonden met zijn volk. Zijn eerste reactie is een ontroerend gebed, dat hij opzendt tot zijn God (1:5-11). Solidair in de schuld pleit hij op de belofte van Gods verbond:zij zijn toch Uw knechten en het volk, dat U hebt verlost.
De zaak Jeruzalem beheerst hem, houdt hem bezig dag en nacht. Hij heeft geen blij ogenblik meer. Het is hem aan te zien, zodat de koning het opmerkt. Nehemia zegt eerlijk wat hem deprimeert. De koning begrijpt dat deze minister een plan in zijn hoofd heeft: zeg het maar. En Nehemia zegt het eerlijk verhoring van zijn gebed (1;11).
De koning gaat bijzonder welwillend op zijn plannen in, geeft hem bouwverlof, voorziet hem van de nodige aanbevelingsbrieven en Nehemia krijgt de beschikking over de benodigde materialen.
Het valt op dat Nehemia enerzijds de situatie van Jeruzalem biddend bij zijn God heeft gebracht, maar dat hij tegelijk een bouwplan heeft uitgedacht. Zo brengt hij daadwerkelijk in praktijk: Bid en werk. Daarom kan hij de royale medewerking van zijn koning zien als de goede hand van zijn God over hem. Hij maakt geen scheiding tussen bidden en werken,zoals wij zo vaak doen Maar hij ziet zijn werk en zijn plannen in Gods licht.
Opmerkelijk is dat het bericht van zijn komst hem vooruit gesneld is en twee allochtonen Sanballat en Tobia misnoegd kennis hebben genomen van de naderende Perzische hofdignitaris, die wat goeds zocht voor Israël. Verholen anti-sémitisme. Nehemia komt in Jeruzalem aan zonder officieel ontvangen te worden. Eerst gaat hij zich bezinnen eer hij begint. Hij houdt een nachtelijke inspectietocht, vergezeld van enige getrouwen, die moeten lopen, terwijl hijzelf op een ezel rijdt. Deze tocht doet hem met eigen ogen zien hoe erg het is met Jeruzalem. Wat een ellende! Is dat Uw stad? Een pracht positie hebben aan het Perzische hof en dan nu ronddwalen in een donkere nacht in deze sombere stad? Had ik niet beter aan het hof kunnen blijven? Maar neen God had het in zijn hart gegeven wat hij doen moest. Hij staat in Gods dienst en daarom legt hij vrijmoedig zijn plannen neer bij de Jeruzalemse autoriteiten, die direct instemden met Nehemias bouwplannen. Krachtig wordt de zaak ter hand genomen. Het is duidelijk gemaakt: Gods hand is in en bij dit alles.
Maar satan is ook aan het werk. Het tweetal vijanden is een drietal geworden. Een Arabier is er ook bij gekomen. De heren hanteren zeer hautain het wapen van de spot en dat gaat gepaard met verdachtmaking: rebellie tegen de koning. Dat is Jeruzalem eigen (Ezra 4) maar Nehemia doorziet hen. Ze lopen achter de feiten aan en hij zegt hun Gods oordeel aan:dit zijn mensen zonder toekomst. En het geheim van zijn krachtig optreden en afweer van de vijanden? Het is die ontroerende belijdenis: God van de hemel zal het ons doen gelukken en wij zullen ons opmaken en bouwen. Let op:niet - wij zullen aan het werk gaan en dan zal God zegenen. Maar God zal het ons doen gelukken het is Zijn werk - en dan hebben wij maar nederig te volgen en te bouwen.
Nehemia type van de grote Redder,die de zondediepte heeft gepeild, maar niet terugdeinsde om de gemakkelijkste weg te gaan. Hij wist: God zal het werk kronen en daarom ga Ik de kruisweg. De kroon wacht.
In Zijn kracht kunnen we werken. Er is veel te doen. Ga aan het werk. Niet om de zegen te verdienen, maar omdat die zegen al vaststaat. Daarom
Ds. J.H. Velema