Missionaire huizen
Een oudere vriendin zat bij ons aan de keukentafel, waar we een gesprek kregen over gelovigen die vervolgd worden. Mijn man vertelde een verhaal over de ondergrondse kerk in een bepaald land dat haar erg trof. “En dan zit ik hier met mijn mooie huis,” zei ze. Onlangs had ze inderdaad een prachtig landhuis gekocht waar je wel met twintig man kan wonen. “Natuurlijk, we hebben er hard voor gewerkt, maar het is toch een verantwoordelijkheid om er wat mee te doen.”
In die ene zin gaf ze twee perspectieven op het bezit van een huis. Het eerste perspectief dat onze vriendin naar voren bracht was het gebruikelijke, wereldse perspectief. Je werkt hard, investeert handig, en als beloning voor je inzet en slimheid kun je een prachtig huis kopen.
Zegeningen
Maar dit perspectief schiet te kort, want naast hard werken, komt er ook veel genade en/of geluk aan te pas. Hoeveel mensen op deze aarde werken niet nog veel harder en mogen blij zijn met een slaapplaats in een zeecontainer bij de fabriek, een kleihutje in een verlaten vallei of microflat in een miljoenenstad? En het kunnen volgen van een opleiding, het kunnen vinden van een baan en het hebben van een goede gezondheid om te kunnen werken zijn evenmin vanzelfsprekend.
De huizen die we hebben zijn niet in de eerste plaats een terechte beloning op onze inspanningen, maar een gave uit de handen van God. En als God ons iets geeft, is het doorgaans de bedoeling dat we die zegeningen met anderen delen. Zoals onze vriendin aangaf, een huis, daar moet je wat mee doen.
Gastvrije huizen
Het gesprekje kwam weer bij me boven bij het volgen van de discussie over de missionaire functie van kerkgebouwen. Een kerkgebouw, zeker een mooie, oude kerk, kan een plek zijn waar mensen die God zoeken iets van hem kunnen vinden. Er is stilte, symboliek, misschien gewijde muziek, er kan wat te lezen zijn, of iets te doen dat mensen helpt om zich op God te richten en de verbinding tussen hemel en aarde tot stand te brengen.
Maar christen-zijn heeft niet alleen te maken met een mensenziel die rust vindt bij God. Het is ook belangrijk dat een persoon opgenomen wordt in de ‘gemeenschap der heiligen’, de familie van mensen die Jezus volgen. Voor de hart-tot-hart-gemeenschap van christenen onderling, daar lenen kerkgebouwen zich minder goed voor. En ook mensen die op zoek zijn naar God hebben niet genoeg aan de heiligheid van gewijde plekken. Vragen stellen, proeven wat christen zijn betekent in het gewone leven, pijn en twijfels delen, daarvoor is de veiligheid nodig van gastvrije huizen.
Grenzen aan onze gastvrijheid
Al van de eerste gemeente lezen we dat ze, naast het bidden in de tempel, in hun huizen samenkwamen om het brood te breken en de maaltijd te delen, in eenvoud en blijdschap. Maar ook verder in het Nieuwe Testament zijn er tal van voorbeelden hoe gelovigen hun huis gebruikten in dienst van God. De gemeentes die onder de heidenen gesticht werden, kwamen samen in woonhuizen. Apostelen verbleven bij gelovigen thuis op hun lange zendingsreizen. Evangelisatiebijeenkomsten werden soms in huizen gehouden. Denk bijvoorbeeld aan Cornelius die al zijn vrienden en familie bijeen had gebracht bij hem thuis om te horen wat Petrus te vertellen had.
Ook in onze tijd zijn er mogelijkheden te over om onze huizen te gebruiken in dienst van God. Maar er kunnen dingen zijn die dat in de weg staan. Nederland heeft bijvoorbeeld geen uitgesproken cultuur van gastvrijheid. Niet dat er geen gastvrije mensen zijn, maar vergeleken met andere culturen zijn we over het algemeen een stelletje mopperende kluizenaars. Mensen moeten een afspraak maken om te komen. Dan krijgen ze koffie en koekjes, maar doorgaans geen maaltijd, en spontaan blijven logeren, dat zit er vaak helemaal niet in. We hebben namelijk grenzen, die ons persoonlijke comfort en onze planning moeten veiligstellen. Daardoor zijn we erg efficiënt met onze tijd, maar missen we vaak de flexibiliteit om in te spelen op de onverwachte behoeften van onze naasten.
In het boek Vinexvrouwen van Naima al Bezaz, een Nederlandse schrijfster van Marokkaanse komaf, stond een kleine anekdote die dit illustreert. Een vriendin van de schrijfster had opgepast op de kinderen van een familielid. De ouders kwamen laat thuis en toen zij naar het station ging, miste ze de laatste trein. De schrijfster bood haar onmiddellijk een slaapplaats aan en kon maar niet begrijpen dat haar familielid haar in de kou had laten staan. Maar ja, de vriendin legde uit dat het niet was afgesproken dat ze zou blijven logeren bij het familielid en je kunt niet zomaar weer bij iemand op de stoep staan om te zeggen dat je moet blijven slapen.
Je trots opzij zetten
Het was een herkenbaar verhaal. Wij Nederlanders hebben vaak moeite met simpele en ongeplande gastvrijheid. Als er dan mensen komen eten, dan moet een heerlijke maaltijd gekookt worden en het hele huis netjes zijn – en bij logés helemaal. Dat is allemaal zo’n gedoe dat we het dan maar vaak niet doen. Maar je huis ter beschikking stellen van het koninkrijk van God, betekent soms ook je trots opzij zetten.
Om een voorbeeld te geven, er is een nieuwe bezoeker in de kerk. Kun je die meevragen op de koffie, of denk je ‘nee, dat kan niet want de vieze ontbijtboel is nog niet opgeruimd’. En als iemand duidelijk meer nodig heeft dan een bakje koffie, kun je dan zeggen ‘blijf lekker eten’ ook als het betekent dat je een paar diepvriespizza’s in de oven moet gooien? Of is dat je eer te na?
En wat als de behoeften van anderen jouw zorgvuldige planning in de war gooien? Kiezen voor gastvrijheid kan pijn doen op zulke momenten. Christelijke gastvrijheid is nu een keer niet op geplande tijden restaurantje spelen, maar beschikbaar durven zijn voor mensen die door God op je pad gebracht worden.
En daarin ligt een enorme kracht. Of je nu een studentenkamer hebt, een bejaardenflat, een klein huurhuisje of een landhuis zoals onze vriendin, als jij daar bent om in de naam van Jezus mensen zorg en aandacht te geven, dan wordt je huis een heiligdom waarin mensen iets van God kunnen ervaren.
Jezus volgen in de praktijk
Voordeel is dat mensen die bij je thuiskomen ook gelijk je zwakke kanten zien. Je ruziënde kinderen, je rommelige garage en je overvolle vuilnisbak. Het huis is niet een heiligdom dat zoals een kathedraal mensen zich klein laat voelen. Het laat zien hoe gewone mensen met gewone zwakheden en problemen Jezus volgen in het dagelijkse leven. Je gasten krijgen te zien hoe de grootheid en de goedheid van God vertaald worden in het praktische en tastbare, met vallen en opstaan.
Ja, je kunt je huis helemaal voor jezelf houden. Het is je wettelijke recht om je terug te trekken in de privacy van je eigen plek en te genieten van het huis waarvoor je hard gewerkt hebt. Maar dan mis je wel de vreugde en verrassingen die het hebben van een open huis met zich meebrengt. Wanneer je een gemeentekring aan huis hebt, de buren spontaan uitnodigt om mee te barbecueën, de kinderen uit de buurt op je met lego bezaaide vloer spelen, of je een asielzoeker een plekje biedt voor onbepaalde tijd, dan wordt je huis als het ware een uitbouw van de kerk. Een plek waar gemeenschap, ontmoeting en liefde te vinden zijn en waar God zelf zal wonen.
Kim ter Berghe
In die ene zin gaf ze twee perspectieven op het bezit van een huis. Het eerste perspectief dat onze vriendin naar voren bracht was het gebruikelijke, wereldse perspectief. Je werkt hard, investeert handig, en als beloning voor je inzet en slimheid kun je een prachtig huis kopen.
Zegeningen
Maar dit perspectief schiet te kort, want naast hard werken, komt er ook veel genade en/of geluk aan te pas. Hoeveel mensen op deze aarde werken niet nog veel harder en mogen blij zijn met een slaapplaats in een zeecontainer bij de fabriek, een kleihutje in een verlaten vallei of microflat in een miljoenenstad? En het kunnen volgen van een opleiding, het kunnen vinden van een baan en het hebben van een goede gezondheid om te kunnen werken zijn evenmin vanzelfsprekend.
De huizen die we hebben zijn niet in de eerste plaats een terechte beloning op onze inspanningen, maar een gave uit de handen van God. En als God ons iets geeft, is het doorgaans de bedoeling dat we die zegeningen met anderen delen. Zoals onze vriendin aangaf, een huis, daar moet je wat mee doen.
Gastvrije huizen
Het gesprekje kwam weer bij me boven bij het volgen van de discussie over de missionaire functie van kerkgebouwen. Een kerkgebouw, zeker een mooie, oude kerk, kan een plek zijn waar mensen die God zoeken iets van hem kunnen vinden. Er is stilte, symboliek, misschien gewijde muziek, er kan wat te lezen zijn, of iets te doen dat mensen helpt om zich op God te richten en de verbinding tussen hemel en aarde tot stand te brengen.
Maar christen-zijn heeft niet alleen te maken met een mensenziel die rust vindt bij God. Het is ook belangrijk dat een persoon opgenomen wordt in de ‘gemeenschap der heiligen’, de familie van mensen die Jezus volgen. Voor de hart-tot-hart-gemeenschap van christenen onderling, daar lenen kerkgebouwen zich minder goed voor. En ook mensen die op zoek zijn naar God hebben niet genoeg aan de heiligheid van gewijde plekken. Vragen stellen, proeven wat christen zijn betekent in het gewone leven, pijn en twijfels delen, daarvoor is de veiligheid nodig van gastvrije huizen.
Grenzen aan onze gastvrijheid
Al van de eerste gemeente lezen we dat ze, naast het bidden in de tempel, in hun huizen samenkwamen om het brood te breken en de maaltijd te delen, in eenvoud en blijdschap. Maar ook verder in het Nieuwe Testament zijn er tal van voorbeelden hoe gelovigen hun huis gebruikten in dienst van God. De gemeentes die onder de heidenen gesticht werden, kwamen samen in woonhuizen. Apostelen verbleven bij gelovigen thuis op hun lange zendingsreizen. Evangelisatiebijeenkomsten werden soms in huizen gehouden. Denk bijvoorbeeld aan Cornelius die al zijn vrienden en familie bijeen had gebracht bij hem thuis om te horen wat Petrus te vertellen had.
Ook in onze tijd zijn er mogelijkheden te over om onze huizen te gebruiken in dienst van God. Maar er kunnen dingen zijn die dat in de weg staan. Nederland heeft bijvoorbeeld geen uitgesproken cultuur van gastvrijheid. Niet dat er geen gastvrije mensen zijn, maar vergeleken met andere culturen zijn we over het algemeen een stelletje mopperende kluizenaars. Mensen moeten een afspraak maken om te komen. Dan krijgen ze koffie en koekjes, maar doorgaans geen maaltijd, en spontaan blijven logeren, dat zit er vaak helemaal niet in. We hebben namelijk grenzen, die ons persoonlijke comfort en onze planning moeten veiligstellen. Daardoor zijn we erg efficiënt met onze tijd, maar missen we vaak de flexibiliteit om in te spelen op de onverwachte behoeften van onze naasten.
In het boek Vinexvrouwen van Naima al Bezaz, een Nederlandse schrijfster van Marokkaanse komaf, stond een kleine anekdote die dit illustreert. Een vriendin van de schrijfster had opgepast op de kinderen van een familielid. De ouders kwamen laat thuis en toen zij naar het station ging, miste ze de laatste trein. De schrijfster bood haar onmiddellijk een slaapplaats aan en kon maar niet begrijpen dat haar familielid haar in de kou had laten staan. Maar ja, de vriendin legde uit dat het niet was afgesproken dat ze zou blijven logeren bij het familielid en je kunt niet zomaar weer bij iemand op de stoep staan om te zeggen dat je moet blijven slapen.
Je trots opzij zetten
Het was een herkenbaar verhaal. Wij Nederlanders hebben vaak moeite met simpele en ongeplande gastvrijheid. Als er dan mensen komen eten, dan moet een heerlijke maaltijd gekookt worden en het hele huis netjes zijn – en bij logés helemaal. Dat is allemaal zo’n gedoe dat we het dan maar vaak niet doen. Maar je huis ter beschikking stellen van het koninkrijk van God, betekent soms ook je trots opzij zetten.
Om een voorbeeld te geven, er is een nieuwe bezoeker in de kerk. Kun je die meevragen op de koffie, of denk je ‘nee, dat kan niet want de vieze ontbijtboel is nog niet opgeruimd’. En als iemand duidelijk meer nodig heeft dan een bakje koffie, kun je dan zeggen ‘blijf lekker eten’ ook als het betekent dat je een paar diepvriespizza’s in de oven moet gooien? Of is dat je eer te na?
En wat als de behoeften van anderen jouw zorgvuldige planning in de war gooien? Kiezen voor gastvrijheid kan pijn doen op zulke momenten. Christelijke gastvrijheid is nu een keer niet op geplande tijden restaurantje spelen, maar beschikbaar durven zijn voor mensen die door God op je pad gebracht worden.
En daarin ligt een enorme kracht. Of je nu een studentenkamer hebt, een bejaardenflat, een klein huurhuisje of een landhuis zoals onze vriendin, als jij daar bent om in de naam van Jezus mensen zorg en aandacht te geven, dan wordt je huis een heiligdom waarin mensen iets van God kunnen ervaren.
Jezus volgen in de praktijk
Voordeel is dat mensen die bij je thuiskomen ook gelijk je zwakke kanten zien. Je ruziënde kinderen, je rommelige garage en je overvolle vuilnisbak. Het huis is niet een heiligdom dat zoals een kathedraal mensen zich klein laat voelen. Het laat zien hoe gewone mensen met gewone zwakheden en problemen Jezus volgen in het dagelijkse leven. Je gasten krijgen te zien hoe de grootheid en de goedheid van God vertaald worden in het praktische en tastbare, met vallen en opstaan.
Ja, je kunt je huis helemaal voor jezelf houden. Het is je wettelijke recht om je terug te trekken in de privacy van je eigen plek en te genieten van het huis waarvoor je hard gewerkt hebt. Maar dan mis je wel de vreugde en verrassingen die het hebben van een open huis met zich meebrengt. Wanneer je een gemeentekring aan huis hebt, de buren spontaan uitnodigt om mee te barbecueën, de kinderen uit de buurt op je met lego bezaaide vloer spelen, of je een asielzoeker een plekje biedt voor onbepaalde tijd, dan wordt je huis als het ware een uitbouw van de kerk. Een plek waar gemeenschap, ontmoeting en liefde te vinden zijn en waar God zelf zal wonen.
Kim ter Berghe