Mishandeling... ik wist niet beter

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 1
Sonja Odendaal werd geboren in een Hindoestaans gezin van uiteindelijk dertien kinderen. Haar geboorteland verruilde ze in 1980, met haar vijf kinderen, voor Nederland. Opgegroeid met huiselijk geweld accepteerde ze de slagen van haar man. Ze wist niet beter. Nu is ze vrij en dient de Here met vreugde.


Mijn ouders komen uit India. Ze vestigden zich in Suriname. Mijn moeder was negen jaar oud toen ze werd uitgehuwelijkt en dertien jaar toen ze haar eerste
kind kreeg. Dat is normaal in de hindoe-cultuur. Ze heeft geen makkelijk leven gehad. Ze stierf op 45-jarige leeftijd en was bijna haar hele leven zwanger geweest. Ik weet niet beter dan dat mijn vader mijn moeder regelmatig sloeg. Meestal met een leren riem. Wij, de kinderen, werden meestal in een kamer opgesloten
en dan hoorden we dat moeder in de woonkamer
of de keuken werd geslagen, mishandeld. Hij dronk veel en vooral als hij dronken was werd hij zeer gewelddadig. Hij sloeg zijn kinderen ook. Wij durfden nooit iets te zeggen. Een vader in een Hindoestaans gezin heeft toch een machtspositie. Ik was niet anders
gewend. Ook in andere gezinnen gebeurde het. Dat was normaal.

Al jong had ik bedacht nooit te zullen trouwen. Ik wilde mijn middelbare school in Suriname afmaken en dan verder gaan studeren in Nederland. Mijn ouders
hebben ons niet met het hindoe-geloof opgevoed.

Ik mocht mijn schoolopleiding van vader niet afmaken.
Hij heeft me uitgehuwelijkt op mijn negentiende jaar aan een jongen van twintig die ik niet kende. Hij heette Kris en kwam uit een streng Hindoestaans gezin.
Het is een Hindostaanse gewoonte dat het meisje bij de schoonouders komt wonen. Ze woonden ver buiten de stad, zonder stromend water en zonder elektriciteit. Kris was de oudste van de tien kinderen in dat gezin. En daar moest ik werken. Wassen, koken,
het huis schoon en netjes houden. Ik werd een soort Assepoester in een primitieve leefomgeving. Vrij spoedig was ik er getuige van dat mijn schoonvader al ik wist niet betereven gewelddadig was als mijn eigen vader. Ook hij mishandelde zijn vrouw.


Ik was twee maanden getrouwd toen Kris mij voor het eerst sloeg. Ik wist niet waarom. Ik durfde niets te zeggen. Nu accepteren de meeste vrouwen dat niet meer, maar toen wel. Ik wist niet beter. Ik werd daar steeds meer geïsoleerd van mijn eigen familie. Ik moest altijd thuis blijven. Een enkele keer mocht ik mee boodschappen doen in de stad, maar dan moest er altijd iemand mee. Nooit alleen. Zeker twee keer in de week werd ik door mijn man geslagen. Hij kwam regelmatig dronken thuis en dan was het altijd raak. Ik werkte de hele dag hard, en ’s avonds wachtte mij vaak slaag. Mijn eerste twee kinderen werden dood geboren. Ik werd ook niet ontzien, geen rust gegund toen ik zwanger was. Toen ik van mijn derde kindje in verwachting was kreeg mijn moeder een hersentumor. Maar ik mocht haar niet bezoeken. Mijn schoonouders
waren naar een waarzegger geweest, om te vragen waarom mijn twee eerste kindjes dood werden geboren.
Ze kregen het advies om mij nooit met de dood in aanraking te laten komen; dus niet bij zieke mensen binnengaan. Ik heb mijn stervende moeder niet mogen
bezoeken. Ik had haar lange tijd niet gezien. Toen ben ik heel erg verdrietig geworden. Ik raakte in een diepe put. Ik heb toen mijn eerste zelfmoordpoging gedaan. Ik wilde niet meer leven. De mishandelingen door mijn man gingen gewoon door. Soms zonder enige aanleiding, dan omdat het eten te warm of te koud was of zijn kleren niet op de juiste plek lagen. Meestal sloeg hij met een riem, waaraan een stalen uiteinde zat. Mijn gehoor- en evenwichtsorgaan is blijvend
beschadigd door zijn rake klappen.


De enige troost vond ik in mijn kinderen. Die waren alles voor me. Eenmaal in Nederland gingen de mishandelingen
door. Een keer vroeg de huisarts door toen ik met klachten bij hem kwam. Ik vertelde hem van de mishandelingen door mijn man. Ik wilde ook dood en heb toen een tweede zelfmoordpoging gedaan.

Via de huisarts kwam ik in een ‘blijf-van-mijn-lijf-huis’, met de twee jongste van mijn vijf kinderen. De drie jongens die ik thuis achterliet waren 10, 8 en 6 jaar. Ik bleef daar maar een nacht. Het ging twee weken
goed en daarna begon het allemaal weer. Ik ben uiteindelijk met de kinderen weggevlucht. De politie kwam er bij, maar die kon hem maar één dag opsluiten.
Toen kwam hij weer thuis om alles kort en klein te slaan. Daarna ben ik definitief van hem gescheiden. Maar hij bleef komen. Ik liet hem soms binnen, ter wille van de lieve vrede voor mijn kinderen. Toen heeft hij mij ook een keer verkracht. Mijn zoon van zeventien
verdedigde een andere keer zijn moeder en viel hem aan. Ik was bang dat hij hem zou vermoorden en zo zijn eigen leven zou verwoesten. Ik heb toen heel hard geschreeuwd, dat hij dat niet moest doen.


Mijn man had op zolder een hindoe-altaar en veel godenbeelden. In mijn wanhoop ben ik daar een keer neergeknield en heb geroepen: “Als iemand de ware God is help mij dan.” Dat gebed werd na enige tijd verhoord. Door mijn zuster in Suriname, die naar Nederland kwam om mij te bezoeken. Zij was christen geworden en vertelde mij daarover. Ik wilde er niets van weten. Ik dacht alleen maar aan mijn ellendige leven. Maar ze nam me mee naar een evangelische gemeente. Ik vond het niets. Ik was er eenzaam. Niemand praatte met me. Daarna kwam een andere zus uit Suriname. Die was ook christen geworden! Zij nam mij ook mee naar de gemeente. Toen heeft God mijn hart aangeraakt. Ik proefde van de liefde van de Here Jezus. Jezus, Hij was het. Ik ben tot bekering gekomen en gedoopt.


Later in de kerk van Victory Outreach heb ik meer geleerd van de Heilige Geest en van aanbidding en lofprijzing. Want ik kon nog steeds niet meezingen. Ik zat helemaal op slot, ik was altijd erg nerveus en voelde
me minderwaardig. Toen sprak God tot mijn hart: “Ik heb je aangenomen zoals je bent.” Dat woord werd tot een diepe aanraking. De tranen rolde over mijn wangen. En toen werd mijn hart vervuld door de Heilige Geest. Ik kon zingen, de Here Jezus loven en prijzen, om wat Hij aan mij heeft gedaan. Zijn genezende liefde deed een diep werk in mij.


Mijn ex-man heeft nog enige tijd veel aangericht in huis. Maar toen werd hij ziek en stierf op 57-jarige leeftijd. Ik bid ook voor de genezing van mijn kinderen.
Zij hebben ook veel meegemaakt. Ik mag de Here dienen, samen met mijn nieuwe man, die Hij op mijn weg bracht. Ik wist zeker dat ik nooit meer zou trouwen, maar de Here ging een andere weg. Nu dienen we Hem samen. Elke dag is er diepe vreugde en vrede. Hij had een plan met mijn leven en heeft mij, zelfs in alle ellende, beschermd en Zijn hand op mijn leven gehouden. Ik zou geen dag meer kunnen leven zonder Jezus, mijn Heer en Heiland, mijn Redder
en mijn Heelmeester.