Messiasbelijdende Joden (4)

Willem J. Ouweneel • 77 - 2001/02 • Uitgave: 12
In het vorige nummer heb ik een overzicht proberen te geven van
de verschillende richtingen binnen het Messiasbelijdende jodendom. Joden die in Jezus geloven, verschillen van mening over zulke belangrijke kwesties als: Is het voor hen wenselijk, of zelfs verplicht, de Wet van Mozes te onderhouden, of juist niet? Is het voor hen wenselijk, of zelfs verplicht, de zogenoemde 'Mondelinge Wet' (de rabbijnse tradities) te onderhouden, of juist niet? Is het (vanuit Messiasbelijdend gezichtspunt gezien) voor niet-joodse christenen wenselijk, of zelfs verplicht, de Wet van Mozes te onderhouden, of juist niet? Het mag vanzelf spreken dat dit hier niet de plaats is om al deze opvattingen uitvoerig te bespreken. Misschien is dat ook maar beter. Niet-joodse christenen hebben door de eeuwen heen de joodse gelovigen altijd al veel te veel willen vertellen wat zij moeten geloven en hoe zij over allerlei zaken hebben te denken. Daarom wil ik dat hier niet doen. Laten we de verschillende Messiasbelijdende opvattingen maar eens op ons laten inwerken en er onze eigen gedachten over vormen.

MESSIAANSE GEMEENTEN
Het enige dat ik nog wil doen, is aandacht geven aan het nieuwe verschijnsel van de Messiasbelijdende gemeenten. In Nederland bestaan er al verscheidene, die onderling overigens nogal in opvatting verschillen, geheel volgens het overzicht dat ik daarvan gegeven heb. Joodse christenen (die in tegenstelling tot de Messiasbelijdende Joden niet of veel minder sterk vasthouden aan hun joodse identiteit en gewoon deel uitmaken van de traditionele kerken en gemeenten) hebben vaak grote moeite met het ontstaan van afzonderlijke Messiasbelijdende gemeenten. Inderdaad zijn daaraan bepaalde gevaren verbonden; maar veel Messiasbelijdende leiders en schrijvers blijken zich daarvan terdege bewust te zijn. Zij zijn van mening - en ik denk terecht - dat zulke gevaren overwonnen kunnen worden.

Trouwens, laten we eerlijk zijn: als wij, niet-joodse christenen, er onbekommerd klein en groot dopende gemeenten, wel en niet in tongen sprekende gemeenten, vrouw-actieve en vrouw-passieve gemeenten, zeer strakke en zeer vrije gemeenten, heel oude en heel nieuwe liederen zingende gemeenten enz. enz. op nahouden, waarom zouden er dan ook niet Messiaans-joodse gemeenten mogen zijn? Maar ik geloof, zonder bevoogdend te zijn en geheel in overeenstemming met wat gezaghebbende Messiasbelijdende Joden als David Stern en Dan Juster zelf hierover hebben opgemerkt, te mogen zeggen dat de Messiaans-joodse gemeente in de waarlijk bijbelse betekenis minstens aan de volgende kenmerken voldoet (afgezien natuurlijk van de gewone kenmerken waaraan alle christgelovige gemeenten dienen te voldoen):

NIET WETTISCH
We kunnen van wetticisme spreken in gevallen waarin men

(a) zich houdt aan de dodende letter van de Torah zonder geleid te worden door de levende Geest (vgl. Rom. 7:6: 8:4: 2 Kor. 3:6),

(b) punten voor de hemel wil verdienen.

(c) anderen veroordeelt omdat zij de Torah niet onderhouden op hun manier,

(d) menselijke tradities die niet direct op de Schrift gegrond zijn, overschat,

(e) anderen om zich heen wil overheersen met de eigen overgeestelijke wettischgezindheid,

(f) niet flexibel is wanneer het om gemeenschap met niet-joodse medegelovigen gaat, enz. De onderhouding van de Mozaïsche Torah mag nooit in strijd komen met de navolging van Christus, maar moet eraan ondergeschikt zijn. Sommige Messiasbelijdende Joden - en trouwens ook sommige reformatorische chris tenen - lopen gevaar dat zij de onderhouding van de Torah (in welke zin en in welke mate men deze ook neemt) tot een doel in zichzelf maken, als iets dat feitelijk de plaats van de Here Jezus inneemt.

NIET OPPERVLAKKIG
Dat is in zekere zin het omgekeerde van wettisch. Een losse, oppervlakkige houding leidt tot het verlangen vrij te zijn van alle tradities en het soort oppervlakkigheid aan te nemen dat helaas ook kenmerkend is voor sommige evangelicale christenen die uit traditionele protestantse milieus komen. Zulke Messiasbelijdende Joden gooien niet alleen de rijkdom van hun eigen religieuze, nationale en culturele erfenis weg, maar verzuimen bovendien te leren van de dwalingen uit het niet-joodse christelijke verleden. Net als sommige evangelicale christenen willen zij het theologische en gemeentelijke wiel opnieuw uitvinden.

Van het helemaal aan de kant schuiven van de gangbare theologie is nog nooit een christen veel wijzer geworden. Toch gebeurt dit zo gemakkelijk. Men meent dan dat het feit dat men door God geroepen is, het leren van vroegere generaties christenen overbodig maakt. Het is echter de normale weg van God dat Hij ons onderwijst door de leraren (joods of niet-joods, uit vroeger tijd of hedendaags) die Hij de Gemeente gegeven heeft (1 Kor. 12:28v.: Ef. 4:11-14). Zulke gemeenten, die menen aan de 'rechtstreekse leiding van de Heilige Geest' genoeg te hebben, vallen onbekommerd in allerlei valkuilen waarin ook vroegere generaties al zijn terechtgekomen. Ook laten zulke gemeenten na verloop van tijd vele van hun leden onbevredigd, doordat deze laatsten zich beginnen te herinneren, niet alleen hoe traditionalistisch hun verleden wellicht was, maar ook wat een theologische diepgang er niettemin in zat, vooral in traditionele christelijke kerken - of trouwens ook in het rabbijnse jodendom.

NIET SEPARATISTISCH
Niemand kan Messiasbelijdende Joden het recht ontzeggen hun eigen gemeenten te stichten, integendeel. Dit recht leidt als zodanig niet tot separatisme (neiging tot afscheiding), zolang Messiasbelijdende Joden zoveel mogelijk praktische gemeenschap blijven onderhouden met allen die in Christus geloven. Zij dienen
niet-joodse (en Hebreeuwse) christenen in hun samenkomsten even hartelijk toe te laten als de leden van hun eigen gemeenten. Messiasbelijdende Joden hebben het volste recht hun joodse identiteit te handhaven. En aangezien hun niet-joodse leden zich vrijwillig bij zulke gemeenten aansluiten, mogen zij van deze leden vergen dat dezen instemmen met joodse religieuze praktijken. Maar de onderhouding van de joodse spijs-wetten door Messiasbelijdende Joden mag nooit tussen hen en hun niet-joodse medegelovigen in komen.

Nimmer behoren Messiasbelijdende Joden te vergeten dat zij samen met niet-joodse christenen het Lichaam van Christus vormen. Er zijn verschillen tussen Messiasbelijdende Joden en niet-joodse christenen, zoals die er ook zijn tussen slaven en vrijen entussen mannen en vrouwen, maar in Christus zijn zij allen één (Gal. 3:28) - en dit moet aan het licht komen op zeer praktische wijze.

NIET KETTERS
In principe kunnen alle ketterijen die door de eeuwen heen in christelijke kringen zijn opgekomen, ook voorkomen onder Messiasbelijdende Joden. Ik zie één specifiek voorbeeld daarvan in de geneigdheid onder sommige Messiasbelijdende Joden lichtvaardig bepaalde christelijke 'dogma's' te verwerpen omdat 'zij niet op de Schrift gebaseerd zijn'. Zo komt in de 'Basic Doctrinal Statement' (de basale leerbeginselen) van de Association of Torah-Observant Messianics ('Associatie van Torah-Onderhoudende Messiasbelijders') de opvatting voor 'dat JHWH (de Here) Zich op vele manieren en in vele kenmerken en persoonlijkheden openbaart, inclusief, maar niet beperkt tot, de Hemelse Vader, de Zoon/het Woord/de Messias, en de Roeach haKodesj (Heilige Geest).' Men vraagt zich in gemoede af in welke andere 'persoonlijkheden' dan de Vader, de Zoon en de Geest de Here God Zich dan wel heeft geopenbaard!

Het moge waar zijn dat de traditionele leer van de Drieëenheid hellenistische (Grieks-filosofische) invloeden vertoont, dat de term 'persoon' (met betrekking tot de drie 'personen' in de Godheid) in het licht van de moderne persoonlijkheidspsychologie misleidend is, en dat de Here God Zich onder vele 'gestalten geopenbaard heeft, zoals de Sjechinah (de heerlijkheid van God die zichtbaar werd in de wolkkolom). Maar de leer van de Drieëenheid, inclusief de Godheid (niet slechts goddelijkheid) van Jezus, te ondermijnen zonder door zeventien eeuwen van theologisch nadenken over de Drieëenheid gekropen te zijn, is op z'n minst onverstandig te noemen. Dit lijkt me één van de grootste gevaren van het Messiaanse jodendom (dat zij trouwens alweer lijken te delen met sommige evangelicale christenen!): enerzijds met het waswater de baby weg te gooien, anderzijds te proberen opnieuw het wiel uit te vinden.

NASCHRIFT
Ik ben mij ervan bewust dat deze serie artikelen bij de lezer een heleboel vragen kan hebben opgeworpen. Ik heb het in zekere mate voor de Messiasbelijdende Joden en hun joodse levenspraktijk opgenomen, en daar hoeft niet iedere lezer het mee eens te zijn. Ik kan me dat ook levendig voorstellen, want toen ik voor het eerst met Messiasbelijdende Joden in aanraking kwam - alweer enkele decennia geleden - heb ik net zo afwijzend gereageerd als wellicht sommige lezers doen. Daarom heb ik al jarenlang studie gemaakt van het hedendaagse Messiaanse jodendom.

Voordat u van plan bent mij een lange brief te schrijven, mag ik u er bescheiden op attent maken dat ik de opgeworpen vragen hoop te beantwoorden in een boek over de vraag of christenen al of niet onder de Torah staan. Hopelijk kan dat boek binnen een half jaar verschijnen. Wellicht kunt u uw vragen nog tot zolang 'ophouden', totdat u in genoemd boek kunt lezen hoe ik denk dat de antwoorden op die vragen zouden moeten luiden.

Dr. Willem J. Ouweneel