Menachem - ‘Ik ben uw Trooster’

Gieneke van Veen-Vrolijk • 88 - 2012 • Uitgave: 9
Hebreeuwse werkwoorden kunnen bepaalde betekenissen hebben die worden bepaald door de vorm waarin het werkwoord voorkomt.1 Dit geldt ook voor het werkwoord ‘nchm,’ dat in de vorm ‘nicham’ als grondbetekenis heeft: (ver)troosten; hiernaast duidt ‘nicham’ ook op: (ver)sterken, bemoedigen. Dit werkwoord komt in de Hebreeuwse Bijbel voor met betrekking tot de Here God, maar eveneens betreffende onderlinge relatie van mensen.
In veel gevallen komt het werkwoord ‘nicham’/vertroosten voor waarbij de Here het onderwerp is: Hij is de Goddelijke Trooster. Het ‘nicham’/troosten van de Here God komt zo naar voren als een belangrijk Bijbels thema. Zijn vertroosting betreft zowel Zijn volk als de individuele mens. In profetische teksten is het ‘nicham’/vertroosten van de Here vooral collectief van aard, gericht op een groep, Zijn volk, Jeruzalem. In de Psalmen is Gods ‘nicham’/troosten vooral persoonlijk gericht en betreft de individuele mens in het bijzonder.

De HERE troost Zijn bedroefde volk
De profeet Jesaja spreekt herhaaldelijk over de vertroostingen van de Here. Profetisch roept hij hemel en aarde op tot vreugdevol gejuich, “want de HERE heeft zijn volk getroost…” (Jesaja 49:13). De Here vertroostte, versterkte en bemoedigde Zijn verdrukte volk en liet hen uit de ballingschap terugkeren en daarom werden zelfs de puinhopen van Jeruzalem opgeroepen om Hem te bejubelen “want de HERE heeft zijn volk ‘nicham’/getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost” (Jesaja 52:9). “Want de HERE zal Sion… ‘nicham’/troosten” (Jesaja 51:3).
God Zelf verzekert Zijn volk ervan dat Hij zal ‘nicham’/troosten (Jesaja 51:12). Toch klinkt ook bij Jesaja een persoonlijke stem die getuigend juicht: “Ik dank U HERE, uw toorn is afgekeerd… U ‘nicham’/vertroost mij. Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen…” (12:1-2). Dit profetische danklied wordt ook vervuld in ieder die haar/zijn heil in Jezus als Verlosser belijdt. Zing mee!
Jeremia profeteert dat de Here belooft dat Hij Zijn volk, jong en oud, na alle pijn en smart uiteindelijk zal verblijden met Zijn troost en voorzegt namens Hem: “Ik zal hun rouw veranderen in vreugde, Ik zal hen ‘nicham’/vertroosten en hen blij maken na hun verdriet” (Jeremia 31:13). God schonk Zijn volk deze profetie: “Zo zegt de HERE van de legermachten… de HERE zal Sion nog ‘nicham’/troosten en Jeruzalem nog verkiezen” (Zacharia 1:17). Gods troostrijke beloften zullen tot heerlijke vervulling komen!

De HERE troost de individuele mens
Wie de Here dient en aanbidt, mag rekenen op Zijn persoonlijke vertroostingen in alle situaties van het leven. In tijden van nood ondersteunt en sterkt Zijn ‘nicham’/vertroosten. In vreugdevolle omstandigheden bemoedigt Hij en spoort aan tot volharding in dankbare aanbidding en toewijding aan Zijn dienst.
In moeiten en zorg mag Gods kind zeker weten dat Hij verhoogt, uithelpt, aanmoedigt en sterkt (Psalm 71:21). In tijden van verdrukking en nood troost Gods met hulp en bijstand (Psalm 86:17). Daarom bad de auteur van Psalm 119 in zijn vernedering om Gods vertroostingen (Psalm 119:76, 82).
Wie de Here Jezus als persoonlijke Verlosser kent, weet ook hoe troostrijk de aanwezigheid en zorgende leiding is van de Herder die angst verdrijft. Te allen tijde, in vreugde en verdriet, mag ieder persoonlijk ondervinden en belijden: “Uw stok en uw staf die vertroosten mij” (Psalm 23:4). Dat is dagelijkse realiteit, Gods steun en troost voor elk moment!

Spreken tot het hart
Een bijzonder aspect van ‘nicham’/vertroosten is ‘spreken tot het hart’, waardoor men versterking, bemoediging ontvangt. Jozef deed dat bij zijn beschaamde, angstige broers (Genesis 50:21). Ook Ruth ondervond troost doordat Boaz tot haar hart sprak en haar zo aanmoedigde en sterkte, zoals zijzelf verwoordt “u ‘nicham’/troostte mij en sprak naar het hart…” (Ruth 2:13).
Eeuwen later richt Jesaja zich namens de Here profetisch tot Jeruzalem en haar wachters met de troostvolle en sterk aansporende oproep: “Troost, troost mijn volk zal uw God zeggen. Spreek tot het hart van Jeruzalem en roep haar toe…” (Jesaja 40:1-2).

Menachem
Het werkwoord ‘nicham’ komt regelmatig voor in de (deelwoord)vorm ‘menachem’: trooster.2 David schrijft Psalm 69 in grote nood, omgeven door zeer veel vijanden (vs.5), zonder enige ‘menachem’/trooster, maar weet in die uiterste ellende één ding: de Here kent zijn situatie (vs.20-21). Na Jeruzalems ondergang kreunt Jeremia herhaaldelijk dat er voor die smart geen ‘menachem’/vertrooster is (Klaagliederen 1:2,9,16,17,21; 2:13). Toch had Jesaja geprofeteerd van vertroosting: “Ik, Ik ben uw ‘menachem’/Trooster” (Jesaja 51:12).
Ook nu wil Hij onze ‘Menachem’ zijn.

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Dat zijn de zogeheten stamformaties die elk een eigen vertaling van de desbetreffende werkwoordstam vragen.
2 Deze vorm ‘Menachem’/vertrooster komt regelmatig als (mannelijke) eigennaam voor.