Mag je als vrouw een Alphacurus geven?

Theo Niemeijer • 96 - 2020 • Uitgave: 6
Jaren geleden hebben wij met onze vijf tieners onze kerk verlaten omdat daar vier vrouwen als oudste werden ingezegend. We hebben de Bijbel op dit thema bestudeerd en kwamen tot geen ander besluit. In de Bijbelgetrouwe gemeente waar we ons toen bij aansloten voelden we ons erg gezegend. Nu, na tien jaar, zien we jammer genoeg dezelfde verschuiving ook plaatsvinden in deze gemeente. Ik heb meegedraaid in een Alphakring en werd gevraagd om lid te worden van het Alpha-team. Nu is mij gevraagd om de lessen te presenteren, waardoor ik in een dilemma terechtgekomen ben. Wanneer mag een vrouw spreken en leren? Wanneer laat ik dat aan de broeders over? (K.V. te @)

Antwoord:

Wat is het vreselijk, wanneer je als gezin je vertrouwde plek moet verlaten omdat de leiding van de gemeente Gods Woord niet meer zo nauw neemt. De zuster die deze vraag stelt schreef: “Nu, jaren later hadden we wellicht een hele andere keuze gemaakt: blijf zitten waar je zit en verroer je veel!”
We hebben hier te maken met een ontwikkeling die niet meer te stoppen is. Vooral in deze tijd van gendermainstream, waarin de verschillen tussen man en vrouw steeds meer vervagen, zien we dat deze veranderingen zich ook in de kerk voltrekken.
De Bijbel blijkt in vele opzichten verouderd en ouderwets te zijn en dient aangepast te worden aan onze huidige maatschappij. Uitspraken van Paulus zijn cultuurgebonden, vrouwonvriendelijk en de desbetreffende Bijbelteksten dienen anders vertaald en uitgelegd te worden en zo wordt de Bijbel pasklaar gemaakt om de nieuwe inzichten te rechtvaardigen.

Hebben we hiermee de zaken niet omgedraaid? Moet de Bijbel niet ons veranderen in plaats van dat wij de Bijbel aanpassen en veranderen? Zo hebben we ons boven het gezag van de Bijbel geplaatst en laten ons niet meer gezeggen.
Gods Woord leert ons dat man en vrouw gelijkwaardig zijn, dit in tegenstelling met vele andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Gelijkwaardigheid betekent echter nog niet gelijk-aardigheid! In Genesis 1:27 en Mattheüs 19:4 lezen we dat de Here God de eerste mensen als mannelijk en vrouwelijk geschapen heeft. Mannelijk en vrouwelijk om elkaar zowel lichamelijk, geestelijk en psychisch aan te kunnen vullen.
Aan Adam gaf de Here het gebod, waarin vrij van alle bomen in de Hof van Eden gegeten mocht worden, behalve van de ‘Boom der kennis van goed en kwaad’. Toen de Here dit gebod aan de mens gaf, was de vrouw nog niet eens geschapen! Adam moest dit gebod bewaren en had Eva ervan moeten weerhouden om van de boom te eten. Hij stond er wel bij maar greep niet in, hij liet het gebeuren. Adam had er tussen moeten springen en als bewaker van Gods gebod, de pas voor satan af moeten snijden!
Als gevolg van de zondeval zei de Here tegen de vrouw: ‘Ik zal zeer vermeerderen de moeite van uw zwangerschap; met smart zult u kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen’ (Genesis 3:16).

Onder het gezag
Vooral dit laatste is voor velen onbegrijpelijk en verwerpelijk. Dat geldt nu toch niet meer? De gevolgen van de zondeval zijn in Christus toch al opgeheven? Het tegendeel is echter waar. Nog steeds kruipt de slang op haar buik in het stof, nog steeds worden met smart kinderen gebaard, nog steeds zucht de aardbodem onder de vloek van de zondeval en nog steeds keert de mens na zijn sterven weer terug tot stof, waaruit de mens genomen is. Nee, daaraan is niets veranderd. Pas wanneer er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn wordt alles nieuw! Door het verlossingswerk van de Here Jezus zijn we wel van de macht van de zonde en de dood verlost, maar we zijn pas echt verlost van de aanwezigheid van zonde en dood in ons leven bij de komst van Christus.
De gehele Bijbel bevestigt de positie van de vrouw zoals in Genesis 3:16 beschreven. De vrouw wordt door de Here God bewust en duidelijk onder het gezag van de man geplaatst. Niet omdat de man beter- of meer is, maar omdat de Here God dit in zijn wijsheid besloten heeft.

Ten dienste van de ander
Zo wordt in het Oude Testament alleen het mannelijk geslacht uit de stam Levi voor het priesterschap afgezonderd. Heidense volkeren rond Israël kenden wel de bediening van priesteressen, maar dat was een gruwel in Gods ogen en vond je in Israël nergens terug.
De profeten die Gods volk moesten onderwijzen waren allemaal mannen, geen enkele vrouw is opgenomen in de lijst van de profeten in de Bijbel.
Toen de Here Jezus na zijn nachtelijk gebed de kring van apostelen samenstelde, koos Hij twaalf mannen uit. Waren er dan geen vrouwen in zijn omgeving, zeker wel, maar deze vrouwen ‘dienden hen met dat wat zij bezaten’ (Lukas 8:3).
Deze lijn vervolgt Paulus, wanneer hij de gemeente in Korinthe onderwijs geeft over de positie van de vrouw in de gemeente. De vrouw behoort het gezag van haar man te erkennen - anders stelt zij zich open voor de macht van de engelen (demonen), kunnen we in 1 Korinthe 11:10 lezen. Vervolgens leert hij de gemeente van Efeze dat de verhouding tussen man en vrouw met die van Christus en de gemeente te vergelijken is: De man is het hoofd, zoals Christus het hoofd van de gemeente is (Efeze 5:22-24). Een vrouw die haar man als hoofd niet erkent, zal daarmee ook Christus niet als hoofd erkennen! De man ontleent zijn gezagspositie van de Here en heeft het dus niet van zichzelf. Gezag is dienend en staat altijd ten dienste van de ander. Dit is dan ook de rede van de uitspraak van Paulus aan zijn opvolger Timotheüs over de positie van de vrouw in de gemeente: ‘Ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft’ (1 Timotheüs 2:12).

Verantwoordelijkheid
Naast de vele taken die in de gemeente gedaan worden en waarvoor de zusters volop ingeschakeld kunnen worden, kunnen we op grond van de Bijbel zeggen dat met name de pastorale- en onderwijstaken binnen de gemeente uitsluitend de verantwoordelijkheid van broeders is. Niet omdat deze het beter kunnen, maar omdat God dit zo aangeeft in Zijn Woord.

Bij onderwijs buiten de gemeente, bijvoorbeeld in de zendingsgebieden, of bij evangelisatie (Alpha?) ligt dit anders. Daar is (nog) geen sprake van een gemeenteverband met oudsten en diakenen.
Voorbeelden als de vier dochters van Filippus die profetessen waren (Handelingen 21:9) en Debora die als richter het volk Israël richtte (Richteren 4 en 5) kun je niet als argument gebruiken om een leidende positie als vrouw in de gemeente te kunnen rechtvaardigen. In beide gevallen gaat het hier niet om het pastoraal- en leergezag binnen de nieuwtestamentische gemeente. Daarnaast is profeteren heel wat anders dan het systematisch onderwijzen van de gemeente.

Theo Niemeijer