Lezen tijdens het hardlopen

Wim Zwitser • 91 - 2015 • Uitgave: 16
Habakuk is slecht te spreken over het goddeloze gedrag van zijn Joodse volksgenoten. De tien stammen zijn al in ballingschap gegaan naar Assur, maar Juda gaat op dezelfde voet verder. Waarom grijpt God niet in? God antwoordt hem dat Hij inderdaad gaat ingrijpen en wel via de Chaldeeën. Dat volk voldoet prima aan alle eisen om de goddeloze Judeeërs een lesje te leren.
Habakuk schrikt enorm van Gods oplossing. Waarom uitgerekend de Chaldeeën? Die Babyloniërs zijn immers nog veel goddelozer dan de Judeeërs? Habakuk is het bepaald niet eens met God en hij vertelt Hem dat duidelijk.


Opnieuw antwoordt God, maar dit keer met een visioen (Habakuk 2:2). Daarin vertelt God uitvoerig hoe de goddelozen Zijn oordeel nooit zullen ontlopen. Dat geldt zowel goddeloze volksgenoten als de nog goddelozere Chaldeeën. En de rechtvaardige? Die leeft, dankzij zijn geloof.
Is dat het geloof waardoor iemand rechtvaardig wordt? Nee. Er is verschil tussen rechtvaardig worden en als een rechtvaardige leven. In Romeinen 3 en 4 legt Paulus uit hoe iemand een rechtvaardige wordt, maar het doel van de brief is veel omvangrijker. Hij wil aan hen (de gelovigen!) het evangelie uitleggen (1:15). Die blijde boodschap vertelt niet alleen hoe iemand rechtvaardig wordt, maar vooral hoe hij als rechtvaardige leeft. Paulus onderbouwt die stelling met Habakuks woorden: ‘de rechtvaardige zal door zijn geloof leven’ (Habakuk 2:4).

Gods zekere belofte
De rechtvaardige leeft doordat hij Gods gedachten kent. Dat vult zijn leven. God belooft Habakuk dat de uitvoering van het visioen weliswaar nog even wacht, maar het zal beslist komen. De goddeloze zal zijn straf niet ontlopen (Habakuk 2:3).
Ook dit vers wordt in het Nieuwe Testament geciteerd en wel in Hebreeën 10:37. Maar met een enkele aanpassing! Zo worden de woorden ‘komen zal het gewis’ (‘Hij’ in SV en HSV) vervangen door ‘Hij die komt, zal komen’. In Hebreeën 10:37 gaat het dus niet om een komend iets (het naderende oordeel), maar om een komend Iemand (de Heer Jezus). Dat laatste is een zegen om naar uit te kijken.
Opnieuw volgt dan het citaat ‘de rechtvaardige zal door geloof leven’, waarmee de schrijver duidelijk maakt dat het leven van een christen beheerst dient te worden door de naderende komst van Christus. Dat is het vergezicht (visioen) voor elk kind van God vandaag. Dat is zijn leven.

Leven door geloof
Habakuk moet het visioen duidelijk leesbaar op borden schrijven, ‘zodat het in het snel voorbijlopen te lezen is’ (Habakuk 2:2). Veelal denkt men dan dat de loper het moet kunnen lezen, maar het gaat erom dat de lezer moet blijven hardlopen. Het accent ligt niet op lezen, maar op hardlopen. De hardlopende voorbijganger moet de boodschap goed kunnen lezen, maar vooral door blijven lopen.
Wie zijn die hardlopers? Dat is niet het overgrote, goddeloze deel van Juda. Die leiden hun leven van gemakzucht. Nee, het kleine, trouwe deel (‘het overblijfsel’ in de taal van de profeten) leeft totaal anders. Zij zijn onderweg en kijken uit naar de komende Messias. Onderweg lezen zij de woorden van Habakuk. Dat geeft hen extra kracht om door te blijven lopen en niet stil te staan of moedeloos te worden.
Na Hebreeën 10:37 volgt Hebreeën 11, met de lijst van gelovigen uit het Oude Testament. Zij lieten ‘door het geloof’ indrukwekkende dingen zien in hun leven. Met elkaar vormen zij op dit moment ‘een grote wolk van getuigen’ (Hebreeën 12:1), die ons onderweg aanmoedigen om door te lopen. Zij konden volhouden! Aan de finish van onze loop staat Iemand te wachten. Op Hem houden we ons oog gericht (Hebreeën 12:2).

De komst van de Heer Jezus mag ons nooit tot passieve christenen maken. Integendeel, we hebben een boodschap: “Hij komt!” Voor ongelovigen houdt dit een duidelijke waarschuwing in, maar waar zijn die christenen die ‘door Christus Jezus gegrepen zijn’ (Filippenzen 3:12)? Die zo vol zijn van Zijn komst? Paulus spreekt duidelijke taal: ‘Christus, ons leven’ (Kolossenzen 3:4). Dat was te zien!

Wim Zwitser

Wim Zwitser is spreker namens Het Zoeklicht. “Het Woord van God brengt mij steeds meer onder de indruk van Christus, aan Wie wij alles te danken hebben. Hij gaf zich voor mij. Zou ik Hem dan niet van harte dienen en ook anderen daartoe aansporen?”