Leve Egypte

Jan van Barneveld • 88 - 2012 • Uitgave: 23
Israël is Gods eerstgeboren zoon (Exodus 4:22). Efraïm is Gods lievelingszoon (Jeremia 31:20). In onze tijd roept de HERE de nakomelingen van Jakob uit alle uithoeken van de aarde (Jesaja 41:8,9) en brengt ze terug naar Sion. Momenteel is Manasse aan de beurt. Efraïm komt nog. De wachters van Sion zullen met eigen ogen zien hoe de HERE Zelf naar Sion terugkeert (Jesaja 52:8 en Zacharia 8:3). Heeft de HERE geen oog voor andere volken? Want de HERE is ‘Heerser over de volken’ (Psalm 22:28). Koning Josafat bad: ‘Heerst Gij niet over alle koninkrijken van de volken?’ (2 Kronieken 20:6). Dus nu over Egypte.

Egypte in de Bijbel
Er staan in de Bijbel veel profetieën over volken zoals Assyrië, Babylon, Ammon, Moab, Edom, Filistijnen, Libanon, Ethiopië en nog meer. Israël wordt ongeveer 1900 maal genoemd in de Bijbel. Egypte komt op de tweede plaats met 680 keer. Veel profetieën over Egypte zijn vervuld. Een groot percentage betreft oordelen over Egypte. Er zijn ook eindtijdprofetieën waarin deze oude wereldmacht een rol speelt. Bijvoorbeeld in een eindtijdprofetie van Daniël lezen we over de koning van het Zuiden, Egypte, die met de koning van het Noorden (antichrist?) oorlog voert (Daniël 11:36-45). De demonische engelmacht (sar) achter Egypte is het zeemonster Rahab. In Jesaja 30:7 wordt Egypte ‘stilzittende Rahab’ genoemd. Uiteindelijk loopt het heel positief en goed af met Egypte. Iets daarvan zien we in Psalm 87:4, waar Rahab (Egypte) genoemd wordt onder de volken die de HERE, de God van Israël zullen kennen.

Pluspunten
Er zijn een paar heel positieve dingen uit de geschiedenis van Egypte te vertellen. In de tijd van Jozef was Egypte buitengewoon gastvrij en genereus tegenover Israël, dat hulp zocht tijdens een grote, wereldwijde hongersnood. Farao nodigde Jakob en zijn hele gezin uit om naar Egypte te komen. Via Jozef zei Farao tegen zijn broers: ‘Belaadt uw dieren (met koren) en trekt heen naar het land Kanaän, en haalt uw vader en uw gezinnen en komt tot mij, dan zal ik u het beste van het hele land Egypte geven’ (Genesis 45:17-20). Een groots aanbod voor asielzoekers. Toen Jakob met zijn hele gezin aankwam zei Farao: ‘Wijs uw vader en uw broers in het beste deel van het land woonplaatsen aan’ (Genesis 47:5,6). Wie Israël zegent, zal gezegend worden (Genesis 12:3). Gastvrijheid is een heel belangrijke zaak in de Bijbel. De HERE zal deze gastvrijheid van Egypte aan Zijn volk niet vergeten.
Nog meer gastvrijheid: Egypte bood de Here Jezus een schuilplaats toen Jozef en Maria moesten vluchten voor de wrede koning Herodes. De HERE vergeet ook dat niet. Het is een groot voorrecht om Zijn geliefde Zoon gastvrijheid te bieden. ‘Uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen’, zegt de Schrift over Israël en over de Here Jezus. Psalm 80:9 spreekt neutraal over de Uittocht: ‘Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven’. Misschien wordt er achteraf betaald voor die wijnstok!
Nog een opvallende zaak. In Psalm 83 wordt in een gedetailleerde profetie verteld hoe omringende volken een oorlog tegen Israël plannen. In Ezechiël 38 wordt de grote oorlog van Gog en zijn bondgenoten tegen Israël beschreven. Veel vijanden van Israël, alle moslimlanden, worden genoemd. Alleen… Egypte staat er niet bij. Een pluspunt? Heel goed mogelijk.

Zegen van Jakob
Jozef introduceert vader Jakob bij Farao, de machthebber van de toenmalige wereld. Jakob liep naar Farao en hij zegende hem. Ze praatten een paar minuten. Dan staat Jakob op en ‘zegende Jakob Farao en ging heen’ (Genesis 47:7-10). Een vorstelijk, profetisch optreden van Jakob. Jakob nam het initiatief. Hij wachtte niet op het ‘gij kunt nu gaan’ van de vorst. Hij stond op en zegende namens de HERE Egypte. Het hogere zegent het lagere. Wanneer en hoe zal Egypte die zegen van de HERE ontvangen? Laten we eens kijken naar het scenario van Jesaja 19. Want de tijd dringt.

Gezegend zij Mijn volk Egypte
Zo eindigt Jesaja 19. Dan is de dubbele zegen van Jakob realiteit geworden: ‘Gezegend zij Mijn volk Egypte.’ In tien korte punten schets ik het scenario waarlangs Egypte tot die zegen komt:
• Het zal onverwachts en snel gaan: ‘Zie, de HERE rijdt op een snelle wolk en komt naar Egypte’ (19:1).
• Egypte zal vrezen en beven voor de hand van de HERE (19:1,16).
• Burgeroorlogen, rellen en opstanden in het hele land (19:2).
• Men zal occultisten en afgoden raadplegen en vergeefs hulp zoeken (19:3).
• Een hardvochtige dictator zal in die chaos de macht grijpen en over Egypte heersen (19:4).
• Er breekt een tijd aan van natuurrampen. De Nijl droogt op, oogsten verdrogen en grote werkeloosheid teisteren het land (‘alle loonarbeiders zullen zielsbedroefd zijn’) (19:5-10). Waarschijnlijk zal ook het grote stuwmeer achter de Aswandam opdrogen (19:5).
• In die tijd van rampen zal Egypte een zwak, dom en verward leiderschap krijgen. Niets van wat ze doen zal lukken. Maar alles gaat volgens het plan van de HERE (19:11-15).
• De Egyptenaren zullen zich realiseren dat het ‘de dreigende hand van de HERE’ is die over hen heen gaat. Juda, het Joodse volk in Israël, zal daarvoor gebruikt worden. Juda zal hen schrik aanjagen. Iets dergelijks is gebeurd aan het einde van de Yom Kippur Oorlog in 1973. Toen stak het Israëlische leger het Suezkanaal over en naderde Caïro. Dat joeg schrik over heel Egypte. Mogelijk grijpt Israël in tijdens die periode van rampen en slechte, zwakke regeringen in Egypte (19:16,17).
• Dan komt er een keerpunt. Er zullen vijf steden in Egypte zijn waar men Hebreeuws spreekt en waar waarschijnlijk veel Israëli’s wonen. Het geloof in de God van Israël zal onderwezen worden. Een altaar en een getuigenis voor de HERE komt in Egypte. In die vijf steden ‘zweert men bij de naam van de HERE der heerscharen’. Egypte zal daarvan leren. In die tijd is Egypte bezet door vreemde verdrukkers of dictators. Dus roept Egypte, zoals Israël in de tijd van de Richters, tot de HERE. De HERE zal hen een verlosser sturen. Misschien uit Israël! (19:18-20).
• Na die hectische periode van rampen, verdrukking en ingrepen van Israël en van God komt de definitieve omkeer. ‘Egypte zal in die tijd de HERE kennen… zij zullen zich tot de HERE bekeren… en Hij zal hen genezen.’ Met Assur en Israël zal Egypte ‘een zegen zijn in het midden van de aarde.’ De HERE Zelf zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk van mijn handen Assur en mijn erfdeel Israël’ (19:21-25).
Moge die tijd spoedig aanbreken!

Jan van Barneveld