Leve de Koning
Wat kunnen wij een plezier hebben op een koninginnedag. Wij gaan allerlei attracties bekijken en proberen. Wij snoepen - zoet of hartig - veel! En meestal gaan we met een voldaan gevoel weer naar huis. De Bijbel leert duidelijk, dat het Koninkrijk nog komt. Het Koninkrijk zal gekoppeld zijn aan de Koning. Dat is ook de kwestie met het Koninkrijk, dat ons is beloofd door God, als de Here Jezus terugkomt.
1. Salomo was jong toen hij koning werd
Je kunt over deze koning o.a. lezen in 1 Koningen 1:39 en 40. Daar kun je lezen dat het volk Israël blij is dat Salomo koning werd. Al het volk riep: Leve koning Salomo - v. 39. En in het volgende bijbelvers kun je lezen, dat zij heel erg blij waren.
Als David het over Salomo heeft, zegt hij:
"Mijn zoon Salomo, de enige. die GOD heeft verkoren, is nog een tengere knaap,… - 1 Kron. 29:1. Koningschap is niet op de eerste plaats gekoppeld aan leeftijd, maar het is wel gekoppeld aan of je tot de goede familie behoort. Jij kunt geen enkel excuus maken vanuit jouw leeftijd, maar wel vanuit jouw behoren tot de familie van GOD of niet. Ben jij lid van GOD's familie?
Vader David bemoedigde deze jonge koning om GOD's Huis te gaan bouwen. Dat is altijd de taak van de ouders. Zij moeten niet op de eerste plaats afbreken, maar zij moeten op de eerste plaats jongeren (zeker hun eigen kinderen) bemoedigen en helpen. Hebt u, lieve ouders, al eens naar dit plaatje van David gekeken?
2. Salomo moest het Huis des HEREN bouwen
Hij moest deze tempel "voorspoedig" bouwen, zoals wij dat lezen in 1 Kron. 22:11. Hier o.a. wordt duidelijk dat Salomo in dit opzicht een type is van de Here Jezus. Deze Zoon van GOD is altijd doende om voorspoedig het grote Huis van GOD te bouwen. Hij heeft daarmee haast. Wat een geweldige Bouwer is Hij! En mensen moesten Salomo helpen. Aan de bouw van GOD's Huis zit altijd een menselijke kant. Je kunt niet zeggen: GOD doet het wel even. GOD is op geen enkele manier een tovenaar. Hij schakelt altijd mensen in, zoals David het tegen zijn oversten zegt met betrekking tot Salomo:
"Hij gebood al de oversten om Salomo te helpen." - 1 Kron. 22: 17.
Op de eerste plaats is het een innerlijke zaak. Als David aan zijn zoon Salomo zegt:
"Zet nu uw hart en uw ziel er op, de HERE uw GOD te zoeken." - 1 Kron. 22: 19, dan is zijn doel om Salomo te laten weten, dat het bouwen van GOD's Huis allereerst een hartsgesteldheid is. Jezus zegt: "Mijn spijze is de wil te doen van Hem, die Mij heeft gezonden,… " - Johannes 4 : 34. In Zijn hart is altijd de wil van Zijn Vader.
Dan kun je ook alleen maar het Huis des HEREN bouwen, nu en straks. Zijn wij steeds doende om de HERE in alles te zoeken? Nee, wij moeten niet te gauw "JA" zeggen. Wij moeten onszelf onderzoeken of wij de HERE wel zoeken.
Dan klinkt het voor de tweede keer: "OP DAN!"
- 1 Kron. 22: 19. Als deze dingen zo liggen moet er gewerkt worden. Je kunt nooit alleen maar afwachten. Stel je eens voor dat de Here Jezus dat had gedaan. Wij zouden nooit van het grote werk hebben gehoord, laat staan dat wij er iets aan zouden hebben kunnen doen. Onze Heiland heeft gewerkt. Hij zegt het Zelf: "Mijn Vader werkt tot nu toe en ik werk ook" - Johannes 5: 17.
Wij, als we de Here door Zijn genade mogen kennen, hebben een grote taak, een geweldige opdracht. En die taak mogen wij uitvoeren in de Naam van GOD. Ambassadeurs zijn wij, wij vertegenwoordigen een ander land, een andere Koning.
3. De vader hielp de zoon
David hielp zijn zoon Salomo met allerlei materialen, die deze nodig had voor de bouw van het Huis des HEREN.
David gaf hem zaken, die hij heel gemakkelijk kon krijgen; zij waren misschien wel van de belastingopbrengst.
Daar is niks op tegen. Wanneer het in een land goed zit, dan kun je van het gemeenschappelijk bezit afzonderen voor de bouw van een Huis voor GOD. Als jullie lezen in 1 Kron. 29:2, wat de vader van dit bezit al gereed heeft gelegd voor het huis van Davids GOD, dan duizelt het ons al.
Maar het ging niet buiten David zelf om. In vers 3-5 van 1 Kron. 29 lezen we:
"Maar nu schenk ik nog bovendien, uit liefde voor het Huis van mijn GOD, van wat ik zelf aan goud en zilver bezit,… enz.- Dat is van eminent belang. De dingen die wij doen voor het Huis van de HERE mogen nooit buiten onszelf om gaan. Wij moeten eerst van wat GOD ons toevertrouwde geven, voordat wij anderen kunnen vragen ook iets te geven. Misschien vraagt Hij wel nu:
"Wie verklaart zich nu bereid, om heden de HERE zijn gave te schenken?" - 1 Kron. 29: 5b.
Wie, o wie?
4. Het antwoord op deze vraag geeft vreugde
Wij lezen als reactie op die belangrijke vraag in 1 Kron. 29:6:
"Toen verklaarden zich daartoe bereid de oversten der families, de oversten van Israëls stammen, de oversten over duizend en honderd en de oversten over het werk van de koning."
Wat geven deze oversten veel, aan hun voorbeeld hebben anderen genoeg gehad. En omdat het hele volk dat zag en ervoer, verheugde het zich hierover; en ook koning David verheugde zich. Jullie kunnen een heleboel denken en soms zeggen over vreugde; één ding staat als een paal boven water: een voorbeeld doet veel. Wij allemaal zijn door GOD geroepen om zo'n levend voorbeeld te zijn.
Helene en Nol Esmeijer
1. Salomo was jong toen hij koning werd
Je kunt over deze koning o.a. lezen in 1 Koningen 1:39 en 40. Daar kun je lezen dat het volk Israël blij is dat Salomo koning werd. Al het volk riep: Leve koning Salomo - v. 39. En in het volgende bijbelvers kun je lezen, dat zij heel erg blij waren.
Als David het over Salomo heeft, zegt hij:
"Mijn zoon Salomo, de enige. die GOD heeft verkoren, is nog een tengere knaap,… - 1 Kron. 29:1. Koningschap is niet op de eerste plaats gekoppeld aan leeftijd, maar het is wel gekoppeld aan of je tot de goede familie behoort. Jij kunt geen enkel excuus maken vanuit jouw leeftijd, maar wel vanuit jouw behoren tot de familie van GOD of niet. Ben jij lid van GOD's familie?
Vader David bemoedigde deze jonge koning om GOD's Huis te gaan bouwen. Dat is altijd de taak van de ouders. Zij moeten niet op de eerste plaats afbreken, maar zij moeten op de eerste plaats jongeren (zeker hun eigen kinderen) bemoedigen en helpen. Hebt u, lieve ouders, al eens naar dit plaatje van David gekeken?
2. Salomo moest het Huis des HEREN bouwen
Hij moest deze tempel "voorspoedig" bouwen, zoals wij dat lezen in 1 Kron. 22:11. Hier o.a. wordt duidelijk dat Salomo in dit opzicht een type is van de Here Jezus. Deze Zoon van GOD is altijd doende om voorspoedig het grote Huis van GOD te bouwen. Hij heeft daarmee haast. Wat een geweldige Bouwer is Hij! En mensen moesten Salomo helpen. Aan de bouw van GOD's Huis zit altijd een menselijke kant. Je kunt niet zeggen: GOD doet het wel even. GOD is op geen enkele manier een tovenaar. Hij schakelt altijd mensen in, zoals David het tegen zijn oversten zegt met betrekking tot Salomo:
"Hij gebood al de oversten om Salomo te helpen." - 1 Kron. 22: 17.
Op de eerste plaats is het een innerlijke zaak. Als David aan zijn zoon Salomo zegt:
"Zet nu uw hart en uw ziel er op, de HERE uw GOD te zoeken." - 1 Kron. 22: 19, dan is zijn doel om Salomo te laten weten, dat het bouwen van GOD's Huis allereerst een hartsgesteldheid is. Jezus zegt: "Mijn spijze is de wil te doen van Hem, die Mij heeft gezonden,… " - Johannes 4 : 34. In Zijn hart is altijd de wil van Zijn Vader.
Dan kun je ook alleen maar het Huis des HEREN bouwen, nu en straks. Zijn wij steeds doende om de HERE in alles te zoeken? Nee, wij moeten niet te gauw "JA" zeggen. Wij moeten onszelf onderzoeken of wij de HERE wel zoeken.
Dan klinkt het voor de tweede keer: "OP DAN!"
- 1 Kron. 22: 19. Als deze dingen zo liggen moet er gewerkt worden. Je kunt nooit alleen maar afwachten. Stel je eens voor dat de Here Jezus dat had gedaan. Wij zouden nooit van het grote werk hebben gehoord, laat staan dat wij er iets aan zouden hebben kunnen doen. Onze Heiland heeft gewerkt. Hij zegt het Zelf: "Mijn Vader werkt tot nu toe en ik werk ook" - Johannes 5: 17.
Wij, als we de Here door Zijn genade mogen kennen, hebben een grote taak, een geweldige opdracht. En die taak mogen wij uitvoeren in de Naam van GOD. Ambassadeurs zijn wij, wij vertegenwoordigen een ander land, een andere Koning.
3. De vader hielp de zoon
David hielp zijn zoon Salomo met allerlei materialen, die deze nodig had voor de bouw van het Huis des HEREN.
David gaf hem zaken, die hij heel gemakkelijk kon krijgen; zij waren misschien wel van de belastingopbrengst.
Daar is niks op tegen. Wanneer het in een land goed zit, dan kun je van het gemeenschappelijk bezit afzonderen voor de bouw van een Huis voor GOD. Als jullie lezen in 1 Kron. 29:2, wat de vader van dit bezit al gereed heeft gelegd voor het huis van Davids GOD, dan duizelt het ons al.
Maar het ging niet buiten David zelf om. In vers 3-5 van 1 Kron. 29 lezen we:
"Maar nu schenk ik nog bovendien, uit liefde voor het Huis van mijn GOD, van wat ik zelf aan goud en zilver bezit,… enz.- Dat is van eminent belang. De dingen die wij doen voor het Huis van de HERE mogen nooit buiten onszelf om gaan. Wij moeten eerst van wat GOD ons toevertrouwde geven, voordat wij anderen kunnen vragen ook iets te geven. Misschien vraagt Hij wel nu:
"Wie verklaart zich nu bereid, om heden de HERE zijn gave te schenken?" - 1 Kron. 29: 5b.
Wie, o wie?
4. Het antwoord op deze vraag geeft vreugde
Wij lezen als reactie op die belangrijke vraag in 1 Kron. 29:6:
"Toen verklaarden zich daartoe bereid de oversten der families, de oversten van Israëls stammen, de oversten over duizend en honderd en de oversten over het werk van de koning."
Wat geven deze oversten veel, aan hun voorbeeld hebben anderen genoeg gehad. En omdat het hele volk dat zag en ervoer, verheugde het zich hierover; en ook koning David verheugde zich. Jullie kunnen een heleboel denken en soms zeggen over vreugde; één ding staat als een paal boven water: een voorbeeld doet veel. Wij allemaal zijn door GOD geroepen om zo'n levend voorbeeld te zijn.
Helene en Nol Esmeijer