Lev

Gieneke van Veen-Vrolijk • 81 - 2005/06 • Uitgave: 12
LEV



Het Nederlandse taalgebruik kent de uitdrukking ‘lef (hebben)’, waarin het Hebreeuwse woord ‘lev’ ( betekent hart) voorkomt. ‘Lev’ (nevenvorm ‘levav’) betekent letterlijk ‘hart’, maar daarnaast betekent ‘lev’/’levav’ ook: zin(nen), gezindheid, gemoed, gedachten, geweten, bewustzijn, innenste/binnenkant, innerlijk(e), (het) midden. ‘Lev’ komt in de Hebreeuwse bijbeltekst veelvuldig voor. We noemen enkele vormen van het oudtestamentische gebruik van ‘lev’.



‘Lev’ als aanduiding van de menselijke houding en werken. Vanaf het begin van de mensheid duiden de gedachten/neigingen en activiteiten van het mensenhart op de innerlijke houding/gezindheid van de mens jegens de Schepper: “de gedachten van het hart waren slecht…” (Gen. 6:5; 8:21). Onmiddellijk wordt hierbij meegedeeld dat dit de Here God pijn deed/doet in het hart (Gen. 6:6b). ‘Lev’/hart is het centrum van kwade werken en ongeloof (Ps. 14:1a; 36:2; 41:6b; 58:3a; 74:8). Gezegend de mens die mag zeggen “…ons hart is niet afgekeerd …van Uw pad.” (Ps. 44:19).



‘Lev’ duidt ook op de persoon en identiteit van de mens. Het hart dat van God afdwaalt, houdt in dat de persoon zelf ver van God doolt. God wil die mens een hart geven dat Hem kent en zich tot Hem bekeert (Jer. 24:7; vergelijk Dt. 30:2,10). Hij roept: “…geef Mij jouw ‘lev’/hart…” (Spr. 23:26).

Toen Salomo’s ‘lev’ achter vreemde vrouwen en hun afgoden aanging, was de bittere realiteit dat hijzelf, zijn hele persoon van de Here afdwaalde/afweek (1 Kon. 11:1-4,9). Deze les leert ons de noodzaak voortdurend, met geheel ons wezen God aan te hangen: “Met geheel mijn hart zoek ik U…” (Ps. 119:10a). Daarom bad de psalmist: “Neig/buig mijn hart tot Uw getuigenissen…” (Ps. 119:36a).



‘Lev’ neemt in relatie tot de dienst aan God een centrale plaats in. Herhaaldelijk klinkt de nodiging/oproep Hem te zoeken, dienen, volgen, gehoorzamen, lief te hebben met geheel het hart (Dt. 4:29; 6:5; 10:12; 13:3c; 26:16d; 30:2,6,10). Hierbij geldt: “In mijn hart heb ik Uw Woord verborgen…” (Ps. 119:11a; vgl. Spr. 4:4; 6:21; 7:3).



‘Lev’ kan ook zetel van emoties/gevoelens betekenen, als aanduiding voor het totale innerlijke leven van de mens, met alle facetten, hoogte- en dieptepunten. ‘Lev’/hart kan verheugd, angstig, verwond zijn (Ps. 16:9; 27:3; 109:22b). Maar het hart dat vertrouwend alles bij God brengt wordt een juichend hart (Ps. 28:7; 33:21). Daarom: “…stort uw hart uit voor Zijn Aangezicht…” (Ps. 62:9)



Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk