Lessen van Jezus (1)

Anton van de Haar • 90 - 2014 • Uitgave: 4
Matteüs 24:3-35

Vanaf de Olijfberg uitkijkend over Jeruzalem hield de Here Jezus, in antwoord op de vraag van enkele discipelen: ‘Wat is het teken van Uw (weder)komst en de voleinding van de eeuw?’ een uiterst fascinerende redevoering. Een profetische uiteenzetting over de destijds nabije en ver(de)re toekomst.
Deze Olijfbergrede, zoals opgetekend in Matteüs 24:3-25:46, bestaat uit drie gedeelten: 24:3-35; 24:36-25:30; 25:31-46. In elk gedeelte richt onze Here en Heiland zich tot een ander publiek. Respectievelijk: het gelovig overblijfsel van Israël in de zeventigste jaarweek, de christenheid in de tegenwoordige bedeling, en de heidense volkeren in de zeventigste jaarweek. Daartoe een driedelige studiereeks.


Het eerste gedeelte, Matteüs 24:3-35, vestigt onze aandacht op de turbulente periode van de zeventigste jaarweek. Oftewel de zevenjarige periode tussen de Opname van de Gemeente en Christus’ glorieuze wederkomst. Wat staat deze wereld te wachten? Meer in het bijzonder: wat staat het overblijfsel van Israël te wachten? Welke dingen zullen voorafgaan aan Christus’ terugkeer?

Begin van de weeën (24:3-14)
Om te beginnen waarschuwt Christus voor het gevaar te worden misleid: ‘Pas op dat niemand u misleidt.’ Tijdens de zeventigste jaarweek floreert geestelijke dwaling. Ongetwijfeld als nooit tevoren. ‘Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden.’ Het gevaar van misleid te worden zal reëel blijken.
Vervolgens noemt Christus achtereenvolgens oorlogen, hongersnoden, epidemieën en aardbevingen. Ongetwijfeld eveneens op nooit voorgekomen schaal. De wereld schudt op haar grondvesten. Alles lijkt te wankelen. Gods regie lijkt verdwenen. Maar niets is echter minder waar: ‘Word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren.’ ‘Maar’, vervolgt Christus, ‘het is nog niet het einde.’ Veeleer zijn het slechts ‘een begin van de weeën.’ Meer dingen zullen volgen.
Waaronder een ontketende geloofsvervolging. Vele gelovigen worden overgeleverd en gedood. Omwille van Zijn Naam. Soms zelfs, volgens Marcus 13:12, door gezinsleden. Hun liefde is verkild. Onvoorstelbaar maar voorzegd. Het wordt zelfs uitgelegd. In deze donkere toekomst zal de wetteloosheid toenemen. Tot nooit eerdere hoogte. Wetteloosheid wordt zogezegd tot norm verheven. Valse profeten wordt daardoor alle ruimte toebedeeld. Elke herinnering aan God moet echter worden uitgewist. Daarvoor worden uiteindelijk zelfs gezinsleden opgeofferd. Deze toenemende wetteloosheid zal elke natuurlijke liefde verkillen.
Desondanks waakt God over de verbreiding van het Evangelie van het Koninkrijk. Totdat alle volkeren uiteindelijk de boodschap van de komende Koning hebben gehoord.

De grote verdrukking (24:15-22)
Vervolgens worden we ingeleid in de grote verdrukking. In haar oorzaak, in het unieke van deze verdrukking, in haar gevolgen. Gezien onder meer de oproep: ‘laat hij die het leest, daarop letten!’, blijken het belangrijke verzen.
Laten we, evenals Christus, beginnen met de oorzaak: ‘Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting (…) zult zien staan op de heilige plaats (…) dan zal er een grote verdrukking zijn…’ Ontegenzeglijk wordt met deze gruwel een afgodsbeeld bedoeld. Wanneer deze, halverwege de zeventigste jaarweek ergens in het Tempelcomplex wordt opgesteld, zal Gods toorn ontbranden. Vooral tegen Israël. De grote verdrukking begint.
Deze verdrukking is uniek en kent geen vergelijk. Noch in het verleden, noch in de toekomst. Zowel wat betreft omvang als wat betreft hevigheid. Blijkbaar zelfs zozeer dat, indien God haar tijdsduur niet beperkt had, niemand het zou overleven. Onvoorstelbaar maar voorzegd. Omwille van Zijn uitverkorenen, waaronder het Joodse overblijfsel, hééft God de tijdsduur gelukkig ingekort. Bovendien worden deze uitverkorenen – althans, degenen in Judea; immers, dáárop zal Gods toorn zich concentreren – vooraf op een vluchtroute gewezen. God gedenkt, zoals altijd, de Zijnen.

Christus verschijnt (24:23-31)
Echter, ook de boze werkt. Via zijn valse profeten probeert deze de gelovigen valse hoop te bieden: ‘Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar (…) in de woestijn (…) in de binnenkamers…’ Vervolgens weerlegt Christus deze misleiding volkomen. Wanneer Hij zal verschijnen, zal niemand dat ontgaan: ‘Zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.’ Bovendien zullen dramatische tekenen aan de verschillende hemellichamen Christus’ verschijning voorafgaan. Uiteindelijk echter luidt een laatste teken van een lange reeks de onmiddellijke terugkeer in van Jezus Christus. Er wordt een teken aan de hemel gezien. Het zogenaamde ‘teken van de Zoon des mensen’, wellicht – zoals Gaebelein bijvoorbeeld opperde – de Sjechinawolk. Daarop zullen alle twaalf stammen over Hem weeklagen. Verbroken door Christus’ kruisiging en hun aandeel daarin.
Vanwege hun verwerping van de Messias werd het Joodse volk vervolgens over de gehele wereld verstrooid. We kennen de geschiedenis. Echter, bij Christus’ verschijning worden de Joodse uitverkorenen weer bijeengebracht: engelen ‘zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan.’ Want Israël – althans, een aanzienlijk overblijfsel – is tot bekering gekomen. Israël (h)erkent, na eeuwen van ongeloof, haar Messias.

Leren van de vijgenboom (24:32-34)
Vervolgens vergelijkt de Here deze bekering van Israël met het uitbotten van de vijgenboom: ‘Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is.’ In de Schrift spreekt de vijgenboom van Israël. Wanneer de harten van vele Joden week worden voor de Messias en er vervolgens tekenen van geestelijk leven zichtbaar worden, is het Koninkrijk nabijgekomen. Heel de Schrift door wordt de bekering van Israël tot voorwaarde voor de oprichting van het Koninkrijk gesteld. Zonder Israëls bekering geen ‘messiaanse zomer’.
Echter, niet alleen de bekering van Israël dient tot aankondiging van het Koninkrijk. Veeleer dient de gehele reeks genoemde tekenen daartoe: ‘Wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is.’ Wanneer álle genoemde dingen in relatief kort tijdsbestek gebeuren, is Christus’ terugkeer onmiskenbaar aanstaande. Sterker nog: de generatie die deze dingen zal meemaken, zal niet voorbij zijn totdat alles is geschied.
Daarmee heeft Christus de beginvraag van Zijn discipelen beantwoord. Tezamen genomen vormt de gehele reeks gebeurtenissen en ontwikkelingen de tekenen van Zijn terugkeer en de voleinding van het tegenwoordige tijdperk.
Passend eindigt de Here met een krachtig ‘amen’: ‘De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan.’

Toepassing voor vandaag
Ongetwijfeld ligt de belangrijkste praktische les verborgen in Christus’ oproep: ‘Laat hij die het leest, daarop letten.’ Evenals het overblijfsel in de toekomst, moeten ook wij vandaag de Schrift raadplegen. Voortdurend, in elke situatie. Wanneer we met allerlei wind van leer in aanraking komen. Wanneer onze wereld in elkaar stort. Wanneer we in benauwdheid terecht komen. Maar zeker ook in tijden van voorspoed. Buiten de Schrift is er geen betrouwbare leidraad. Laten wij steeds letten op wat geschreven staat.

Anton van de Haar