Lessen uit de coronacrisis

Hans Frinsel • 97 - 2021 • Uitgave: 5
Door de oprukkende secularisatie is de westerse kerk in een identiteitscrisis geraakt die nu nog eens wordt uitvergroot door de coronapandemie. Gelovigen reageren heel verschillend op de beperkende maatregelen die de overheid ons oplegt. Sommigen accepteren de situatie, anderen zien het als een aanval op hun geloofsvrijheid en protesteren heftig. Weer anderen zoeken er een sinister complot achter. Hoe moeten wij hierin staan? Is het wel zo’n uitzonderlijke situatie? Wil God ons iets leren?


Er lijkt een groeiende neiging onder evangelische en orthodox gelovigen om naar de seculiere cultuur te kijken als de vijandige boze buitenwereld die we moeten bestrijden. Dat is misschien begrijpelijk als we bedenken dat de westerse kerk eeuwenlang een dominante rol speelde in een cultuur die zijzelf gecreëerd had. In minder dan een eeuw heeft die cultuur een metamorfose ondergaan naar een seculiere samenleving die het christendom ervaart als een soort ‘invasieve exoot’, een ongewenste indringer, die ze het liefst wil neutraliseren of zelfs verwijderen. Maar moeten wij, op onze beurt, die ‘boze buitenwereld’ bestrijden, of hebben we een andere roeping?

Naastenliefde
We moeten niet de illusie hebben dat ‘de wereld’ onze bondgenoot wil zijn. Dat maakte Jezus ons duidelijk. ‘In de wereld zult u verdrukking hebben…’ (Johannes 16:33). Hij waarschuwde dat dezelfde ‘wereld’ die Hem niet accepteerde, ook grote moeite zou hebben met Zijn volgelingen (Johannes 15:19). Maar al maant Hij ons ‘de wereld’ niet lief te hebben, Hij leert ons ook om nooit met haat of geweld te reageren. Integendeel. Jezus leert ons de moraal en filosofieën van de wereld te verwerpen, maar tegelijkertijd gebiedt Hij ons om alle mensen lief te hebben en overheden te gehoorzamen voor zover zij ons niet dwingt God ongehoorzaam te zijn. Wat de christen moet onderscheiden is een levenswandel van naastenliefde, verdraagzaamheid, respect voor de overheid en bereidheid te lijden voor Christus (1 Petrus 2:13-15).

Het Evangelie in een vijandige omgeving
De situatie van de kerk in de westerse samenleving vertoont steeds meer overeenkomst met die van de vroege kerk in het Romeinse rijk. In de Romeinse cultuur botste het geloof in één God met het heersende polytheïsme. Sommige Romeinen beschouwden christenen als atheïsten. Ze maakten immers geen beeld van hun God! Het Evangelie werd als een bedreiging ervaren. Datzelfde onbegrip van de heersende cultuur tegenover het Evangelie ervaren we ook nu. De seculiere westerse cultuur verafgoodt de mens en zijn werken en ervaart de God van de Bijbel als vijandig aan die cultuur.
Toch floreerde de vroege kerk juist in zo’n vijandig geestelijk klimaat. Zij zag het niet als haar roeping die boze buitenwereld te bestrijden. Gelovigen getuigden en leefden het Evangelie voor. Zij vormden een zuurdesem dat langzamerhand de samenleving veranderde. De Romeinse Keizer Julianus uit de vierde eeuw had een hekel aan die ‘goddeloze christenen’, maar was onder de indruk van hun succes. Hij verklaarde dat uit hun zorg voor armen, hun opvanghuizen voor zieken en ouderen en vanwege hun integriteit. Zij praktiseerden wat ze predikten, de liefde van Christus, juist ten tijde van rampen en epidemieën.

Vragen naar de weg van Jezus
Wat is onze reactie op de coronapandemie? Is het juist om kerken vol te laten lopen tegen de oproepen van de overheid in? Wordt Jezus gediend als journalisten bij die kerken worden belaagd? Is het juist om verbolgen te protesteren alsof deze beperkingen een aanslag zijn op ons geloof? Ik denk eerder dat we het ervaren als aanslag op het aangename leventje waar we recht op menen te hebben.
Christus wijst ons de weg van het kruis en van verdraagzaamheid. De Bijbel zegt dat God alles doet medewerken ten goede. Welke beperkingen ons ook opgelegd zijn, ze vormen geen enkele belemmering om Christus te belijden. De geschiedenis laat zien dat de moeilijkste tijden voor de kerk de beste kansen boden om de liefde van Christus uit te dragen. Maar juist in eeuwen dat de kerk de ‘bovenliggende partij’ was, met grote invloed, macht en rijkdom, zette het geestelijke verval in.

Lessen uit de geschiedenis
Van de eerste christenen lezen we dat zij ‘eendrachtig in de tempel’ bijeenkwamen om God te zoeken. Maar ook: ze ‘braken het brood aan huis’ (Handelingen 2:45). Ze kwamen dus ook bijeen in kleiner verband. De hechtheid van de gemeenschap was niet afhankelijk van de zondagochtenddienst of een gebouw. Toen er vervolging ontstond, werd de tempel een ‘no go’ locatie. Maar dat betekende niet het einde van de gemeente. Gelovigen werden verstrooid. Overal brachten zij het Evangelie (Handelingen 8:4) en vormden nieuwe kleine groepen. Veel gemeentes die Paulus stichtte, kwamen samen in groepjes aan huis (Romeinen 16:5, 1 Korinthe 16:19, Kolossenzen 4:15). Een kleine groep is veel moeilijker uit te roeien. Ze blijft makkelijker onder de radar en vormt een hechtere gemeenschap. De huisgemeenten in China vermenigvuldigden spectaculair, zonder megakerken, zonder gelikte programma’s, of vermakelijke reli-shows met strobe lights en rookkanonnen.

Het vernis van entertainment
Wil God ons iets leren door de beperkingen die corona ons opdringt? Ligt onze nadruk misschien te veel op megakerken, grote conferenties, muziekfestivals en andere parakerkelijke activiteiten? Terecht wordt vaak opgemerkt dat het westerse evangelische christendom consumptief is en ‘entertainment’ gericht. Zijn het onze reli-shows die God mishagen? Dat gebeurde ook in het oude Israël, toen het volk Gods voorhoven ‘platliep’ voor offerfeesten (Jesaja 1:11-15), maar hun leven niet strookte met de leer. In Amos 5:21-23 spreekt God Zijn afkeer uit over de uitbundige religieuze feesten en ‘het getier van hun liederen’. Het entertainmentgehalte was hoog, maar maskeerde een hedonistische en zondige levensstijl. We eigenen ons graag selectief allerlei positieve Oudtestamentische beloften toe, maar durven we ons ook af te vragen of deze teksten een toepassing hebben voor ons vandaag?
De kerk heeft haar moraal aangepast aan de heersende cultuur met schandalen als gevolg. In hun hang naar rijkdom omarmen veel christenen het afgodische ‘welvaartsevangelie’ om hun luxeleven te rechtvaardigen. We leven in overdaad, terwijl broeders en zusters elders in de wereld honger lijden en vervolgd worden.
De coronabeperkingen waaronder wij lijden – al of niet wijs of effectief – zijn bedoeld tot bescherming van iedereen. Elders in de wereld lijden christenen al jaren onder systemen die werkelijk hun geloofsvrijheid beperken. Toch liggen we daar minder wakker van dan van corona.

Lessen uit de crisis
We kunnen belangrijke lessen trekken uit de huidige crisis. Ten eerste openbaart het de fragiele staat van de westerse kerk. Het is goedkoop om te wijzen naar vrijzinnige kerken of naar de secularisering als oorzaken van geestelijk verval. Zo’n reflex is misleidend. Dan missen we wellicht Gods boodschap aan onszelf. Er is reden om de hand in eigen boezem te steken. De crisis veroorzaakt problemen die de zwakheden in onze evangelische cultuur zichtbaar maken. Individualisme en consumptiegedrag ondermijnen de trouw en ware gemeenschap in veel evangelische gemeentes. Het ‘entertainment’ element in veel diensten moet mensen trekken, maar is dat wel Bijbels? Nu we de onderlinge gemeenschap missen, gaan we deze gevaarlijke ontwikkelingen misschien onderscheiden.

Nieuwe wegen
In de tweede plaats dwingt de crisis ons nieuwe manieren te vinden om Gods boodschap uit te dragen. Net zoals de vervolging in Jeruzalem de eerste gemeente naar andere plaatsen dreef om het Evangelie te verspreiden, biedt deze coronacrisis nieuwe kansen om anderen bij te staan in geestelijke en materiële nood. Zo ontdekken we nieuwe wegen om via internet diensten te houden en zelfs om te evangeliseren.
Ten derde helpt corona ons te zoeken naar nieuwe wegen om de onderlinge band te versterken door elkaar vaker aan huis te bezoeken en in kleinere kring bij elkaar te komen. Een groepje van tien kan echt contact hebben via zoom. Een groep van tweehonderd niet.
De gemeente van Christus gaat moeilijke tijden tegemoet, waarin wellicht onze godsdienstvrijheid echt beperkt zal worden. Leert deze crisis ons weer wat onze prioriteiten moeten zijn? Gods prioriteit is beslist niet dat wij een aangenaam leven hebben en weer lekker op het terrasje kunnen zitten. Het was genade dat wij zolang van vele goede dingen mochten genieten. Maar zijn wij bereid alles op te geven voor Christus?

Onze prioriteit
Velen willen tekenen van de eindtijd zien in de coronacrisis en in daaraan verbonden maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Maar Jezus Christus benadrukt dat, naast het herstel van Israël, de belangrijkste eindtijdtekenen te vinden zullen zijn binnen de gemeente, zoals misleiding, wereldsgezindheid en afval (Mattheüs 24:5, 11-12, 24). Maar Hij gaf nog een belangrijke aanwijzing: het Evangelie moet eerst aan alle volken gepredikt worden (Mattheüs 24:14). Het ‘einde’ komt pas, als ‘de tijden van de heidenen vervuld zijn’. Wereldzending moet de focus van de kerk zijn. Beseffen we dat er zo’n 3,5 miljard mensen in de wereld nog niet weten wat het Evangelie inhoudt?
Niet een aangenaam leven hier op aarde maar het doen van Gods werk moet onze prioriteit zijn, want ‘er komt een nacht, waarin niemand werken kan’ (Johannes 9:4). We staan aan de vooravond van donkere tijden. De westerse maatschappij stelt zich steeds intoleranter op tegenover het Evangelie. Hoelang kunnen we hier nog werken? Maar al worden de mogelijkheden ons hier straks ontnomen, er zijn veel plaatsen op de wereld waar de boodschap nog moet klinken. Wellicht dwingt de situatie ons om ‘Jeruzalem’ te verlaten en ons te richten op de miljoenen die er elders nog op wachten.

Hans Frinsel