Lees en Weet (38 – slot)

Johan M. Zijlstra • 91 - 2015 • Uitgave: 9
‘Ik ben niet uit de lucht komen vallen’

Wat u me zou willen vragen? Daar heb ik meer dan een vermoeden van. U wilt eigenlijk de vraag stellen die vroeger bij u aan een kind gesteld werd. Nee, dan vroeg u niet naar zijn of haar naam, dan vroeg u: “Van wie ben je er één?” Ben jij er een van de klompenmaker? Ja, dat zie ik, je lijkt op je vader. Van de kleersnijder? Van de smid? Zeg nou zelf, je was van altijd van iemand. Zou u dat, hoewel ik geen kind meer ben, aan mij vragen, van wie ik er één ben, dan kan ik u niet naar welke bladzijde dan ook uit uw boek verwijzen. De naam van mijn moeder? Nou ja, dat die niet bekend is, is niet zo verwonderlijk, zo ging dat destijds. Regel was dat alleen de naam van de vader werd genoemd. Leest u maar na in welk deel van uw lijfboek dan ook. Maar zelfs naar de naam van mijn vader zult u tevergeefs zoeken, ook die wordt niet vermeld. Of ik uit de lucht ben komen vallen? Tja, als u het zo wilt zeggen, ik beweer niet dat u aan alle kanten fout zit, althans in eerste instantie figuurlijk gesproken dan. Zomaar opeens werd ik aangekondigd en moest ik wel opgemerkt worden. Wist je niet beter, dan zou je denken dat ik een achternaam had. Nee dus, ik werd aangeduid met het dorp waaruit ik afkomstig was. (SV)
Hoe en waarom u van mij weet? Word je van Boven in de kraag of bij de jas gepakt, wat kun je dan anders dan gehoorzamen? Leidde ik aanvankelijk een onopvallend bestaan in een voor u – daar ben ik wel zeker van – vrij onbekend dorp, ik werd geroepen een boodschap over te brengen aan lang niet de eerste de beste. Of misschien toch wel in zeker opzicht.
Akkoord, om duidelijk te zijn, ik was van tijd tot tijd ‘in the picture’, soms ook tijden amper of niet en dan weer ineens expliciet wel. Ik ging naar waar ik ‘gedropt’ werd en sprak wat ik moest zeggen, op bevel van Hogerhand. Nee, het was niet altijd een boodschap om blij van te worden, integendeel. Maar wat moest ik? Spreekbuis, ja dat is het goede woord, spreekbuis was ik, meer niet. Hoe ik tot het hol van de leeuw heb weten door te dringen? Moet u mij niet vragen, kan ik u ook niet zeggen omdat ik dat zelf niet weet. Ik ben gewoon gegaan en op de een of andere wonderlijke manier legde niemand mij een strobreed in de weg. Moet u vandaag aan de dag eens proberen. Lukt u van geen kanten. U hebt poortjes die beveiligen, camera’s, pasjes, oplettende suppoosten, zowel opvallende als onopvallende bewakers en misschien wel meer. Nou ja, tenzij u een illegale poging zou doen, maar dat haalt u ook gelijk de beeldbuis.
En als u nou toch meer van mij wilt weten, ik weet minder goed wat overvloed is, ik weet beter wat gebrek is. Maar mocht u nou denken dat ik gebrek geleden heb, dat nou ook weer niet. Zij het op het scherp van de snede, ik hoefde de broekriem niet aan te halen. Dat mag overigens wel een wonder heten, ik stond erbij, ik keek ernaar, ik ervoer het aan den lijve. Zou ik al gebeden hebben zoals u dat doet, ‘geef ons heden ons dagelijks brood’, er werd in voorzien.
Nog wat, ik heb hoogtepunten in mijn leven meegemaakt – als u het letterlijk neemt tot minstens 450 meter toe – maar ik weet ook wat dieptepunten zijn. Hebt u dat ook, dat je het zomaar even niet ziet zitten? Het ene moment hemelhoog juichend, het andere moment… Ach, u hebt maar een half woord nodig, wellicht zelfs in een taal die niet de uwe is.
Of u iets wilt weten over mijn conditie? Wat u jongere en oudere mensen wel hijgend en puffend ziet doen met en voor hun body, daar weet ik ook van. Ik was niet bang voor meer dan een paar stadiën, ik geef het u te doen, daag u uit.
Wat voor mensen ik in mijn leven ontmoet heb, die op mijn weg kwamen en zij op de mijne? Eerlijk gezegd, vogels van diverse pluimage, van hoog tot laag, van straatarm tot rijk, van minder tot meer geletterd. Ik denk o.a. aan een stille werker die met grote trouw en inzet zijn – illegale? – werk deed met sterk risico voor eigen leven, je zult maar verraden worden. U hebt zulke werkers ook gehad, zeker zo’n driekwart eeuw geleden. Er kwam ook eens iemand op mijn pad, nou ja, ik werd op pad gestuurd, die het niet meer zag zitten en tot overmaat van ramp deed ik ook nog een onmogelijk verzoek, bijna een aanslag op hun leven. Terrible! Maar toch, u zingt ervan?
‘God blijft voor u zorgen, goed is de Heer, en met elke morgen, keert Zijn goedheid weer.’
Een ding nog, omdat u zo nieuwsgierig bent, zeg ik u dat ik voor mijn werk niet gebonden was aan een vaste woon- of verblijfplaats. Bovendien, ik had maar te gaan waar ik zijn moest, dat regelde mijn Zender.
Nou ja, het is u inmiddels wel overduidelijk dat ik niet uit de lucht ben komen vallen. En waar mijn naam ook valt? Zeker in een tiental delen van het u zo bekende boek.

1. Wie ben ik?
2. Waar kom ik vandaan?
3. In welk Bijbelboek maakt u kennis met mij?
4. Tegen wie moest ik het woord richten?
5. En waarheen moest ik toen gaan?
6. Waarom kon ik daar niet blijven?
7. Welk letterlijk hoogtepunt kent u uit mijn leven?
8. En wat noemt u een (geestelijk) hoogtepunt?
9. Wie was die stille werker die grote risico’s nam?


Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 37 (Het Zoeklicht nr. 7) luidt:
Mijn naam is Machalat. U leest over mij in 2 Kronieken 11:18. Ik huwde met Rechabeam. Jerimot was mijn vader. David was de grootvader van vaders kant, de profeet Samuël de bezoeker die in Bethlehem de moeilijke klus te doen kreeg van Boven. Als David zijn broers in het leger bezoekt, valt zijn oudste broer van mijn opa tegen hem uit. In het negende vers van het negentiende hoofdstuk leest u over de belofte van het bruiloftsmaal van het Lam.