Lees en Weet (37)

Johan M. Zijlstra • 91 - 2015 • Uitgave: 5
Het familiediner

‘Het Familiediner’, zegt u dat wat? Gaat er dan onmiddellijk een lampje bij u branden? Ach nee. Enerzijds, u knielt niet zo vaak voor de veelkleurige tegel (tegels?) die u in huis hebt, u ziet lang niet alles wat langskomt, u kijkt nog niet naar de helft van de programma’s die op de buis verschijnen. Anderzijds, u zit weleens te zappen en dan blijf je zomaar hangen, je bent benieuwd naar de afloop van het schouwspel waar je zo maar inviel. Misschien is het, dat etentje met gebrouilleerde familieleden, uw favoriete programma en hebt u het leeuwendeel van de uitzendingen niet gemist.
Kijk, dineren op zich komt in iedere familie voor. Er zijn bij u ook wellicht hoogtijdagen in het jaar waarop je samen gaat eten, dineren om het deftig te zeggen. Ook dan is het een familiediner. Maar zeg nou zelf, bij Het Familiediner ligt dat anders, daar hebben de familieleden, al of niet aangetrouwd, zich niet langdurig op verheugd, dat diner hebben ze niet samen afgesproken, laat staan voorbereid. Integendeel, het is ze overkomen, het is moedwillig georganiseerd. Welnu, u denkt misschien dat zo’n verzoenend familiediner van uw tijd is. U denkt misschien dat het in vervlogen tijden, in dagen van lang geleden, altijd en alleen maar koek en ei was in welke familie dan ook, dat de verhoudingen binnen de gezinnen altijd op rolletjes liepen. Bent u echt zo naïef? Denkt u dat de mensen waarover u leest in uw boek voor elke dag, bij de maaltijd of op welk moment dan ook, zo over de vroegere tijd, de families uit die tijd schrijft en spreekt? Nooit gelezen over twee broers die niet samen door één tentdeur konden? Waarvan de één het bloed van de ander wel kon drinken? Nou dan. U moet weten, het meeste wat ik u nu vertel heb ik van horen zeggen, de onenigheid, de ruzie is ontstaan voor mijn tijd.
Mijn – toen nog toekomstige – ooms hadden het goed met elkaar. Ze waren in grote lijnen bij hetzelfde werk betrokken, het leven ging, al of niet rustig, zijn gangetje. Tot op een dag er bezoek kwam in hun dorp. En dat niet alleen, meer nog, het bezoek kwam bij hen aan huis. De bezoeker kwam niet zomaar aan, niet voor een algemeen babbeltje, niet voor een social talk. Hij was gestuurd, zogezegd door Boven, hij had maar te doen wat hem was opgedragen. Overigens, hij zag erg tegen zijn taak op. Als aan het hof toch zou uitkomen wat hij had gedaan! En hoewel onze gast bijzonder zeker van zijn zaak was, uitermate gedecideerd overkwam, dreigde hij toch even de kluts kwijt te raken. Even begreep hij het zelf niet helemaal. Had hij de reis tevergeefs gemaakt? Gelukkig wist hij de juiste vraag te stellen en het antwoord daarop bracht niet alleen duidelijkheid in de zaak, het verklaarde alles. En toen was een en ander gauw beklonken.
Of iedereen blij was met de gang van zaken? Dat leek inderdaad wel zo, maar na verloop van tijd kwam de wrok van jaloersheid, van opgekropte jaloezie toch boven. Wat een frustratie bleek er van binnen te zitten. Die werd in een keer gespuid. Mijn grootvader, toen nog in zijn jonge jaren, ging met de beste bedoelingen en beladen met proviand op stap, er moest immers voor ravitaillering worden gezorgd. Hij bezocht zijn familieleden en dat niet, zoals gezegd, met lege handen. Wie kan er in omstandigheden die tegenzitten, die je het leven bemoeilijken, niet eens een hartversterkertje gebruiken? Kortom, toen kwam wat u oud zeer noemt boven, alle jaloezie van door de jaren heen, alle frustratie, alle haat, alle moeite met hoe het gegaan was, alle kwaadheid – je zult je maar gepasseerd voelen – en alles wat de een de ander misgunde werd er uitgegooid en dat op een snauwerige en verwijtende, grove manier.
Of de geschiedenis hier eindigt? Geenszins, er volgt niet nog een staartje, pardon, er volgt een staart, een clou, de ontknoping. Maar nou vraagt u te veel, de tijd zou mij ontbreken – zelfs al zou ik beknopt zijn – u verder verslag te doen. U bent waarschijnlijk wel benieuwd of de familievete nog is goed gekomen, of er een verzoenend familiediner is gehouden. Ja, en dat alles zonder heen-en-weer gepraat, zonder een al of niet witte limousine. Nou ja, dat is te zeggen. U moet weten, het familiediner was een meer dan zeer feestelijke bijeenkomst, het was een bruiloftsmaal. Wie er huwde? Ik, dochter uit de rij van broers die ooit jaloers waren op wie nu mijn opa is. En met wie ik huwde?
Het was mijn grootvader die er in zijn jonge jaren zo onverdiend van langs kreeg, verwijten had te incasseren. En uitgerekend zijn zoon trouwt met de dochter van de gepasseerde en afgekeurde kandidaat. Apart? Toeval? Ook weer mooi, de verzoening zal, als die nog niet tot stand was gekomen, zeker hebben plaatsgevonden aan een bruiloftsmaal. Zit daar toekomstmuziek in? Verheugt u zich op een, op het bruiloftsmaal omdat de verzoening al heeft plaats gehad? Lees vooral het slot van uw meest waardevolle boek, hoofdstuk negentien.

1. Wie ben ik?
2. Waar leest u over mij? (Bijbelboek, hoofdstuk, vers)
3. Met wie huw ik?
4. Wie is mijn vader?
5. Wie is mijn grootvader van vaders kant?
6. Wie was de bezoeker die destijds in opdracht van Boven zijn moeilijke klus had te doen?
7. Waar vond dat plaats?
8. Bij welke gelegenheid viel de oudste broer van mijn opa zo tegen hem uit?
9. Welk vers uit het genoemde negentiende hoofdstuk houdt een belofte in?


Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 37 (Het Zoeklicht nr. 1) luidt:
Ik ben Amos, over wie u kunt lezen in het gelijknamige Bijbelboek. Ik was veeboer en vijgenteler en woonde in Juda. In het noordelijke deel van Israël, het tienstammenrijk, moest ik een boodschap verkondigen over de buurlanden. Amasja, priester te Betel, deed over mij zijn beklag bij koning Jerobeam.