Lees en weet (36)

Jannie de Klein-Beekelaar • 90 - 2014 • Uitgave: 21
Een geheiligd geslacht

In uw tijd is het niet zo gebruikelijk meer dat een zoon zijn vader opvolgt in zijn beroep. Als iemands vader slager is, kan hij zelf best minister worden. Of andersom natuurlijk. Ook in de geheiligde beroepen, waaronder ik dan gemakshalve predikanten, voorgangers, priesters en evangelisten rangschik, is het geen gewoonte om het nageslacht in dezelfde bediening te zien. Toch kent men in uw tijd één beroep, of moet ik het eerder ‘roeping’ noemen, waar iemands beroep door geboorte al vaststaat. Inderdaad, de erfelijke troonopvolging.
Zonder uw koning Willem-Alexander te kort te willen doen, vind ik mijn eigen roeping toch belangrijker. Ik diende geen koning, maar de Almachtige, geprezen zij Zijn Naam.
Mijn opa was nog niet eens aangetreden als priester, toen mijn vader de zonde al niet verdragen kon. Hoewel hij nog jong was en niet officieel in dienst van de Heer, voltrok hij hoogstpersoonlijk de doodstraf. En de Heer was er erg blij mee. Zo blij, dat Hij mijn vader Zijn verbond des vredes gaf. Dat verbond hield ook een rechtstreekse belofte voor mij en mijn zonen in.
U weet nu dus iets van mijn familie van opa’s kant. Natuurlijk wilt u ook wel wat meer weten over mijn oma’s kant. Nu weet u best dat over het algemeen de Heilige Schrift wat minder vrouwennamen vermeldt dan namen van mannen. Het zal u dan ook niet verbazen dat u in de hele Bijbel mijn oma’s naam niet zult vinden, maar wel de naam van mijn overgrootvader van oma’s kant. Hij had twee dochters. Vrouwennamen worden evenwel wel degelijk vermeld als ze iets toe te voegen hebben. De betekenis van een naam geeft dan iets aan van Gods bedoelingen. Dat geldt overigens niet enkel voor vrouwennamen, ook de mannennamen geven een toelichting op Gods plannen.
Zo betekent mijn eigen naam: Vader der rijkdommen, of vader der welvaart. De Heer, geprezen zij Zijn Naam, schonk ons door het lot een aantal steden, met de weidegronden er omheen waardoor die rijkdommen natuurlijk binnen bereik kwamen.
Het priesterschap is niet zomaar iets. Mijn tak van de familie had als taak: de offers te brengen op het brandofferaltaar en het reukofferaltaar en al het werk in het allerheiligste te verrichten en verzoening te doen over Israël, geheel overeenkomstig het gebod van Mozes, de knecht Gods.
Overigens moet u mij niet verwarren met mijn naamgenoot uit de stam van Benjamin. Ach, daar behoef ik mij geen zorgen over te maken, u weet immers wel dat de priesters niet uit deze stam stammen.
Er waren uitwassen in de familie. U kent wellicht de geschiedenis van de kleine Samuël die moest wonen bij de priester Eli, wiens opvoeding niet zo goed gelukt was. Zijn zonen maakten er een potje van en beledigden de Heer door al het onrecht dat ze bedreven.
Anderen uit mijn nageslacht waren ijveraars voor de Heer. Eén van hen kwam uit het buitenland in Jeruzalem aan en was compleet verbijsterd door de zonden van het volk. Zonden waarvan de priesters en Levieten zich niet onthouden hadden en waarin zelfs de oversten en leiders het volk voorgingen. Deze priester scheurde zijn kleren en trok de haren uit zijn baard. Zelfs toen het volk zelf een oplossing bedacht voor het goedmaken van deze ongerechtigheden, kon mijn nakomeling nog geen hap door zijn keel krijgen. Hij rouwde vanwege de trouwbreuk van Israël. De oplossing was niet zo rigoureus als van mijn eigen vader in een soortgelijke situatie, maar bracht toch een hele hoop ellende en verdriet.
Maar goed, natuurlijk wist ik al deze dingen niet. Ze gebeurden immers lang nadat ik gestorven was. Maar in uw Bijbel staan ze opgeschreven, deze geschiedenissen en daarom moet u toch ook uit kunnen pluizen wie ik ben.

1. Hoe heette de vader van de verteller?
2. Welke doodstraf voltrok hij?
3. Wat hield dat verbond des vredes in?
4. Wat is de naam van overgrootvader van oma’s kant?
5. In welk Bijbelboek vindt u deze taakomschrijving?
6. Hoe heetten de zonen van Eli?
7. Wie was deze nakomeling die verbijsterd was door de zonden van het volk?
8. Welke steden schonk de Heer via het lot aan de verteller en in welk Bijbelboek staat dat?
9. Wat is mijn naam?


Jannie de Klein-Beekelaar

De oplossing van Lees en Weet 35 (Het Zoeklicht nr. 17) luidt:
Mijn naam is Hegai, u kent mij uit het tweede hoofdstuk van het Bijbelboek Esther. De bal kwam aan het rollen door de weigering van koningin Wasti om bij koning Ahasveros te komen. Ik kreeg de taak te werken aan het uiterlijk van de kandidaten. Er waren zeven voortreffelijke dienaressen. Mede door mijn toedoen werd een van de kandidaten koningin, Esther. Haar oom Mordechai zal zich hierover enorm verheugd hebben. Overigens leest u in Prediker 9:8 over de opdracht om vrolijke kleren te dragen en een feestelijke geur te kiezen.