Lees en Weet (33)

Jan van den Brink • 90 - 2014 • Uitgave: 9
Boodschap aan de koning

Mij is gevraagd me aan u voor te stellen. Nou, ik doe dat graag, maar ik ben zeker geen hele bekende persoon. Verwacht dus niet al teveel bijzonders. Sommigen personen zijn zo bekend, dat als je maar een paar woorden zegt iedereen weet over wie je het hebt. Ik denk aan die man die met zijn haar vast kwam te zitten in een boom. Dat was trouwens voor mijn tijd. En dan is er nog die naamgenoot van me, zo veel bekender dan ik, die een bepaalde manier van rijden had die bij velen bekend was. Ik heb nog een naamgenoot, maar die is zo mogelijk nog onbekender dan ik en in twee geslachtsregisters komt de naam ook nog voor.
Maar goed, wie ben ik? Alleen de naam van mijn vader wordt genoemd en daar wordt ook zijn beroep, als je het zo mag noemen, vermeld. En diezelfde taak kreeg ik ook opgedragen. Ik mag niet zeggen tegen wil en dank, maar toch. Om nou te zeggen dat ik er veel vreugde aan beleefde? Nee, het was namelijk een slechte boodschap die ik moest brengen. Zeker de eerste keer moest ik een heel indringende boodschap aan een koning doorgeven. Ik zal er niet teveel over zeggen, maar wel nog dit: twee anderen hebben letterlijk dezelfde boodschap ook aan een koning moeten doorgeven. De één voor mij en de ander na mij. U begrijpt dat ik die boodschap van de Heer had gekregen. Hoe Hij dit aan mij doorgaf? Daar heb ik nooit verder over uitgeweid, dat is een zaak tussen mij en de Heer. Zeg maar: Gods verborgen omgang.
Maar als je een goddeloze koning de boodschap moet brengen dat hij niet langer voorganger voor Gods volk zal zijn, dan begrijpt u dat je daar nog wel even over nadenkt. Het zou niet de eerste keer zijn dat zo’n koning de boodschapper in het gevang zette of erger. Dat speelde de tweede keer dat ik een boodschap moest doorgeven eigenlijk wel een beetje. Dat was bij een andere koning, zelfs van een ander land. Dit was een godvrezende koning, hij had een verbond gesloten met een buurland. De koning van dat buurland had een boodschapper opgesloten onder zwaar regiem en gezegd: ‘We zullen wel eens zien of je gelijk hebt.’ Kort daarna kreeg ik die tweede opdracht. Die was wel niet zo ernstig als de eerste keer, maar ik moest die godvrezende koning vragen: ‘Ga je de goddelozen helpen en haters van de Heer liefhebben?’ Het tegenovergestelde van wat in Psalm 139:21 en 22 staat.
Hoewel de boodschap heel duidelijk was, want ik moest spreken van Gods toorn, mocht ik toch ook spreken van de goede dingen die de Here bij deze koning gezien had. Afgoden had hij weggedaan en zijn hart was gericht op de Here om Hem te zoeken. En in een latere oorlog lezen we van deze koning dat hij de Here zocht en zelfs een vasten uitriep. U denkt misschien wat vertelt hij toch veel over deze koning. Dat klopt, veel van het leven van deze koning heb ik opgeschreven en is verweven met mijn eigen geschiedenis. Helaas ging het op het laatst van het leven van deze koning weer mis. Hij werd niet alleen bevriend, maar hij sloot ook een handelsverdrag met een opvolger van de goddeloze koning van het buurland. Een collega van mij moest hem toen waarschuwen en aanzeggen dat het handelsverdrag door de Here niet gezegend werd, maar vernietigd. Mijn naam kom je verder niet meer tegen, maar met Paulus kan ik zeggen: ‘Ik heb de goed strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden’ (2 Timoteüs 4:7).

1. Wie ben ik?
2. Waar leest u in de Bijbel van mij?
3. Wat was mijn eerste opdracht?
4. Welke twee profeten moesten letterlijk eenzelfde boodschap overbrengen en aan wie?
5. Wat was mijn tweede opdracht?
6. Welke koning en welk buurland bedoelde de Here met ‘de goddeloze en de Heer hatende’?
7. Welke ‘collega’ van mij moest de vriendschap en het handelsverdrag afkeuren?


Jan van den Brink
Gastinzending van een lezer van Het Zoeklicht

De oplossing van Lees en Weet 32 (Het Zoeklicht nr. 5) luidt:
Ik ben Abisag en groeide op in de stad Sunam. Ik werd naar het paleis van David gehaald om de koning te warmen. Adonia werkte zich om mij in de problemen. Batseba had de bijbedoeling niet door, maar koning Salomo wel. De vrouw en haar zoon uit 2 Koningen 4 woonden eveneens in Sunam. Op last van Elisa moest ze uitwijken vanwege de aanstaande hongersnood.