Lees en Weet (32)

ds. Johan M. Zijlstra • 90 - 2014 • Uitgave: 5
Intrige en rivaliteit

Ja, u zou me natuurlijk van alles willen vragen, me zelfs aan een spervuur van vragen willen onderwerpen. U zou naar de naam van mijn vader vragen, minder of niet naar die van mijn moeder. U snapt waarom? In mijn tijd lag dat anders en werden in de regel alleen de (voor)vaderen uit eerdere geslachten vermeld – soms ook met toenaam – maar over de (groot)moeders en eerdere moeders wordt meer gezwegen dan gesproken, laat staan over geschreven. Wat u zegt, uitzonderingen daargelaten. Maar zelfs als we het over mijn vader hebben, zoek maar niet naar zijn naam. Heel mijn familie trouwens, één groot zwart gat. Wat ik u wel kan vertellen is iets over mijn afkomst, althans de streek waar ik ben groot geworden. Die kent u en niet alleen omdat ik daar vandaan kwam. U kent een heel gezin, nou ja, zo groot was dat niet, dat in onze buurt leefde. Het ging hen niet alleen maar voor de wind, wie vergaat dat wel zo, maar dankzij ingrijpen van hogerhand – Hogerhand? – keerde hun lot ten goede.
Gastvrij waren ze trouwens wel, ze waren zelfs bereid daar een paar centen in te steken. Het lijkt erop alsof ze ervoor beloond werden, maar in die trant wil ik niet denken. Zouden zij geprofiteerd hebben van het tijdelijk lagere btw-tarief? Dat moet u zich helemaal niet afvragen, zo moeilijk deden wij in onze tijd niet.
Overigens, zij en hij dachten niet altijd precies gelijk, goed dat de één de ander maar liet begaan. Om op mijn geboorteplaats terug te komen, ik ben van oorsprong een stadse. Ik groeide op in een woonplaats waar u op uw tweewielig voertuig een redelijke kluif aan zou hebben, u zou nogal eens een tandje moeten bijzetten. Ons gebied lag er mooi glooiend bij, tot zulke hoogten – zij het bescheiden – komt u in uw land niet. Even ten westen van onze woonplaats lag wat u een of misschien wel de

grote weg zou noemen, de N- of A-zoveel. En van waar naar waar die weg liep? Laat ik in uw taal spreken, die weg leidde van A naar Beter.il, u snapt me wel! Ten noorden van mijn woonplaats ligt een voor u bekende hoogte, u meent zelfs te weten wat zich daar ooit afspeelde. Met opzet zeg ik dat u meent te weten, helemaal zeker bent u daar niet van. Nou ja, wel dat deze bijzondere gebeurtenis plaatsvond, maar of dat de plek was die de traditie aanwijst, dat weet u niet zeker. Laten we maar aanhouden wat ons met aan (enige) zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is verteld. En zeg nou zelf, alsof het van het hoogste belang zou zijn waar dat plaatsvond.
Maar goed, laat ik, zoals u dat wel zegt, door dicht bij mezelf te blijven, de draad weer oppakken. U weet nou meer van waar ik vandaan kom en heel erg veel meer is er over mij niet te melden. Nou ja, dat is al te bescheiden. Vooruit dan, ik was er aanvankelijk een van dertien in een twaalftal, als u begrijpt wat ik bedoel. Edoch, soms komt er heel plotseling iets op je pad waardoor je leven een maximale wending krijgt, 180º noemt u dat. Nee, ik deed niet mee aan wat bij u de postcodeloterij heet, niet aan welk kansspel dan ook, desondanks was het bij mij wel bingo! Geloof me, ik had daar zelf geen inspanning voor gedaan, ik deed niet mee aan voorronden – als die er al geweest zouden zijn – ik was niet genomineerd, niets van dat alles. Als een donderslag bij heldere hemel, zo is het mij vergaan. Ik moest mijn stad en mijn verdere vertrouwde omgeving verlaten, ik werd opgehaald alsof dat de normaalste zaak van de wereld was.
U hoort mij niet zeggen dat ik gelukkig was met wat me overkwam. Wat heb ik aanvankelijk mijn ogen uitgekeken, wat een pracht en praal, wat bijzonder ook van zo dichtbij te verkeren onder hen die je voornamelijk kent van horen zeggen. Of u mijn levensverandering toejuicht? Heb ik enerzijds twijfels bij. En anderzijds, als u nauwkeurig leest in uw beste naslagwerk, denkt u toch enigszins anders, milder misschien wel. Nou ja, ik zou nu over mezelf zijn uitgepraat, ware het niet dat ik niet zolang daarna als speelbal, als pion, als lokaas, als troef, of hoe u dat maar noemen wilt, werd gebruikt, nee daar wist ik niets van. Dat er om mij een verzoek werd gedaan, louter van politieke aard en ook vanwege jaloersheid, uit de begeerte naar eer en roem en macht, hand op mijn hart, daar was ik niet van op de hoogte. Als ik het goed heb, noem je dat intriges? Helaas, de rivaliteit is slecht gevallen, een drama, geëindigd met de zwaarst mogelijke straf, u weet het dan wel.
Ja, nou twijfel ik of ik u nog moet zeggen wat door mijn hoofd speelt. Wat ik u nu ga zeggen staat niet op uw gewijde bladzijden, maar van de stad waar ik werd geboren en ben getogen wordt van mijn soortgenoten wel gezegd dat, ja hoe zeg je dat – het is immers moeilijk bescheiden te blijven als… – nou ja, ik zeg het maar met uw woorden, ‘het oog wil ook wat’. O ja, als u in het nabije verleden nogal eens naar de bij u in huis gekleurde tegel keek, daar ga ik wel vanuit, ik vermoed zelfs dat u er iedere avond enkele uren uw knieën voor buigt, dan zag u enkele woorden, een titel, een aankondiging, poeh, dat zal je maar zijn. Wekt ijdelheid in de hand.

1. Wie ben ik?
2. Waar groeide ik op?
3. Waarnaar werd ik gehaald?
4. Waartoe werd ik gehaald?
5. Wie werkte zich om mij in de moeilijkheden?
6. Wie had de slinkse bijbedoeling niet door?
7. Wie had dat wel door?
8. Wie kwam er ook uit mijn geboortestad?
9. Wat weet u van het hun aangeraden vertrek?
10. En op last van wie was dat?


Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 31 (Het Zoeklicht nr. 1) luidt:
Ik ben Gad, profeet en ziener word ik genoemd. David gaf ik het advies om niet in de bergen van Moab te blijven, maar naar Juda te gaan. David was ongehoorzaam, hij wilde weten hoe groot zijn leger was. De simpele bouwopdracht, het bouwen van een altaar op de dorsvloer van Arauna, kostte David 50 sikkels zilver. Postuum kunt u over mij lezen in 2 Kronieken 29. In Hebreeën 11:4 leest u over Abel, de eerste mens die opzettelijk gedood werd, ‘en door zijn geloof klinkt zijn stem nog steeds, ook al is hij gestorven.’