Lees en Weet (28)

ds. Johan M. Zijlstra • 89 - 2013 • Uitgave: 13
Vakmanschap is meesterschap, dat hebt u vast en zeker vaker gehoord. En denk niet dat ik u aanmoedig uw dorst te gaan lessen met het merk nattigheid dat deze slogan wel gebruikt, geenszins. Ik bedoel alleen tegen u te zeggen dat het van bekwaamheid getuigt als wie dan ook zijn vak goed verstaat. Trouwens, uw taal is ervan doorspekt: u hebt het over vakbekwaamheid, over een vakbeurs en een vakbond, u hebt het over een vakman – alsof u daar ook geen vrouw mee zou bedoelen – u loopt misschien op werkdagen in vakkleding en ga zo maar door. En om je vak goed te kunnen uitoefenen is goed gereedschap wel noodzakelijk, het halve werk naar u beweert.
Lang voor uw tijd werd vakmanschap al bezongen, stiel noemden ze dat toen. Kent u het nog:
‘Komt vrienden in den ronde, minnaars van enen stiel,
ik zal u gaan verkonden, hoe ik door ’t slijperswiel
de kost verdien voor vrouw en kind,
schoon blootgesteld aan weer en wind…


Denk nou niet dat deze vakman alleen zijn eigen stiel bezingt, hij weet en zingt van de kleerfrik, de maalder, de smid, hij zingt zelfs dat ‘all’ ambachten zijn goed’, maar hij zegt erbij ‘Maar ’t mijn is toch het beste’. Wat mooi, andermans vak te kunnen waarderen, maar uiteindelijk toch te gaan voor wat je zelf beoefent, klasse! En daar, bij eigen vak, daar moet je het maar bij houden. Dat zegt u meen ik met andere woorden: ‘schoenmaker, hou je bij je leest’. U weet hoe u aan die uitdrukking komt? Nou ja, dat voert nu te ver, leg ik u misschien nog weleens uit.
Weet u, ik hield me niet bij mijn leest. En dat niet omdat ik me overal mee wilde bemoeien, m’n neus in andermans zaken wilde steken, dat vooral niet. Het was gewoon bittere noodzaak.
Waarvoor ik was opgeleid? Wat dan mijn stiel, ambacht, vak was? U vraagt veel, ik zal u op weg helpen. In uw tijd zou ongetwijfeld de zorgverzekeraar contact met mij opnemen, sterker nog, hij zou zijn kosten willen drukken en daar zou hij mij bij nodig hebben. Ik zeg niet dat ik niet met hem zou willen meedenken, ik zou alleen niet willen beperken op kwaliteit, op verminderende remedie en uitwerking. Als ik me inzet voor de medemens die graag gezond wil zijn, of voor een kerkelijke en ook wel godsdienstige gemeenschap die afnemer is van wat ik met veel zorg en toewijding maak, dan kan ik niet eindeloos beknibbelen en goedkoper leveren. Ik ga voor kwaliteit, voor vakmanschap. En de grondstoffen die ik moet aanschaffen, moeten wel betaald worden. Gelooft u me, ik wil graag een boterham verdienen, met beleg, maar rijk worden, daar ga ik niet voor. U wel? Weet u dan niet dat het ons voldoende moet zijn als we kleding en onderdak hebben? En bidt u ‘heden voor uw dagelijks brood’, of hebt u het al voor de hele week in voorraad in het apparaat dat kunstmatig erg lage temperaturen produceert? Nou ja, alsof mij dat wat aangaat. Wat kon ik ervan genieten als ik hoorde dat mijn ambachtelijk bereide producten hun uitwerking niet misten, als ik vernam dat ze helend, genezend of geloofsopbouwend uitwerkten, prachtig. Of ik de enige in mijn vak was? Nee, u hebt wel vaker over het werk dat bij mij paste gelezen, in groter verband zelfs. Trouwens, daar worden mijn volksgenoten gewaarschuwd goed te bedenken waar zij mee bezig zijn. U vindt het vreemd dat ik voor dit mooie vak koos? U denkt in een rollenpatroon? Niet aan de orde.
Wat ik al zei, ik bleef niet bij mijn leest. Ze hadden mij voor andere dringende zaken nodig. Mij niet alleen, trouwens, we traden allemaal uit ons dagelijkse werkgebied, bittere noodzaak. Ongeveer als bij u, maar dan zeventig jaar eerder. Er moesten veel handen uit evenzoveel mouwen worden gestoken. Er moest in vrede en veiligheid geleefd kunnen worden. En daarvoor was de oproep ‘alle hens aan dek’ meer dan een slagzin. Nee, wis en waarachtig, ik was de enige niet die ander werk moest gaan doen. Aanvankelijk voelde ik me als iemand met twee linkerhanden – sorry voor alle linkshandigen – maar toch, er zat niets anders op. Trouwens, ik zag het om me heen wel, we waren aan elkaar gewaagd, ik was niet de enige onhandige beginneling in de nieuwe baan.
Een van onze geestelijke leiders was ook totaal anders bezig. Ik denk dat hij plotseling meer last op zijn schouders nam en meer verzette dan hij ooit gewend was. Maar geen punt, hij deed het. Bij mij in de buurt werkte iemand die al evenmin deed waarvoor hij opgeleid was. Ik zag het aan zijn handen en aan zijn vingers, die waren niet gewend en al evenmin gebouwd op zwaar lichamelijk werk. Laat ik maar zeggen dat die ook buiten zijn leest trad. Precisiewerk, kostbare en edele producten, daar ging hij voor. Wij werden dan wel voor zielig aangezien, wij wisten beter en daarom zetten wij door. Wij allemaal, wij gingen ervoor, wij waren vastbesloten ons niet te laten afleiden. Hoe lang onze dienstplichtige termijn aanvankelijk was? Dat kan ik u exact vertellen. Ga er eerst maar van uit dat wij voor een eerste periode van zeker meerdere weken uit ons dagelijks werk werden gehaald. En of het werk toen klaar was? Vergeet het, ik kan doorgaan met u verslag te doen van wat er nog moest gebeuren, maar goed, waarom zou u het niet allemaal zelf lezen?

1. In welk Bijbelboek leest u over mij? (welk hoofdstuk)
2. Hoe is mijn naam?
3. Wat was mijn oorspronkelijke beroep?
4. En wat deed een met mij werkende collega van origine?
5. Hoe heette hij?
6. Aan welk werk zette onze godsdienstige leider zich?
7. Waarvoor was hij aanvankelijk aangesteld?
8. Hoe heette hij?
9. Waarom werden wij uit ons eigen vak gehaald?
10. Wat moest er na verloop van tijd wel erkend worden?


Ds. Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 27 (Het Zoeklicht nr. 9) luidt:
Mijn naam is Hadad, een Edomiet. U kunt over mij lezen in 1 Koningen 11:14-25. Na zes maanden was mijn vijand Joab klaar met zijn vernietigende werk. Via Midjan en Paran kwam ik in Egypte, waar de farao mij zeer genegen was. Ik huwde met de zus van Tachpenes, de vrouw van de farao en ons oudste kind heette Genubat. Nadat ik hoorde dat David en Joab gestorven waren, wilde ik terug naar mijn land. Ik werd geroepen tot koning van Aram en tegenstander van Salomo.

Reacties:
Via mijn ouders ontvang ik altijd een kopie van de pagina’s ‘Lees en Weet’; elke keer weer een uitdaging om de oplossing te vinden. En een erg leuke vorm van ‘krachtmeting’ tussen mijn ouders en mij. (ALvdM te A)
Nou wil ik u niet tegen uw ouders ‘opzetten’ maar met een gezonden competitie is niks mis.


Een moeilijke puzzel deze keer. In eerste instantie moest ik denken aan Jerobeam, die naar Egypte moest vluchten. Daardoor stuitte ik op de oplossing. (WMP te G)
Nee, geen leedvermaak bij mij, desondanks vind ik het wel mooi dat u eerst op het verkeerde spoor zat, dat bevordert alleen maar uw Bijbellezen.

Een moeilijke opgave! Mijn vrouw kwam op deze persoon, en vanaf dat ogenblik was het probleem geklaard. Je denkt vaak niet aan buitenlandse koningsgeslachten. (GBDvS te W)
Zo ziet u maar weer, uw vrouw tot hulp! En wie is nou meer, de hulp of de geholpene? Of is er geen sprake van meer en minder? Is dat in Christus niet aan de orde?