Lees en Weet (20)

ds. Johan M. Zijlstra • 88 - 2012 • Uitgave: 5
Voor de grondige Bijbellezer

Tja, laat ik u dat eerst maar eerlijk zeggen, ik ben een vreemde eend in de bijt. Nou ja, dat snapt u, u moet dat niet al te letterlijk nemen. Hoewel, ik stond van tijd tot wel voor de opgave het ijs te breken, moeilijkheden uit de weg te ruimen, toenadering te bewerken en gedurende zo’n proces begaf ik mij ook weleens op glad ijs. Maar ik bereidde mij altijd voor, kwam zogezegd beslagen ten ijs, al moest ik een enkele keer binnen de kortste keren bij mezelf te rade gaan en ter plekke fundamentele beslissingen nemen. Goed, knopen daar kun je soms weinig anders mee dan doorhakken.
Luister, met vreemde eend bedoel ik te zeggen dat ik niet behoorde tot het volk waarvoor u een zwak hebt, althans daar ga ik vanuit. Ik behoor ook niet tot de volken die het door u geliefde volk alleen maar vijandig gezind waren en die hen het leven moeilijk dreigden te maken, allemaal niet aan de orde. Of u mij dan toch moet kennen? Ja, wat heet kennen! Nee, niet bij naam, laat staan bij toenaam, desondanks als u een nauwkeurige lezer bent van het Boek der boeken bent u mij wel tegengekomen. Ik zal u wat anders en meer zeggen, als u, als dat nodig is, doet wat ik eens aan een veel meer dan handjevol mensen aanraadde, zult u niet verkeerd uitkomen. Ik durf te stellen, u kunt er profijt van hebben.
Wat ik deed voor de kost? Goede vraag, ik ga u omschrijven wat in mijn functiebeschrijving staat en dat doe ik met bewoordingen zoals die in uw tijd worden gebezigd. Een inkoppertje dus! Van mij gold dat ik het in me moest hebben een strategisch adviseur te zijn, dat ik politieke ambities in hoogwaardige en uitvoerbare plannen moest kunnen omzetten. Zo, die staat! En dat is nog het einde niet, ik diende ook de schakel te zijn tussen plaatselijke machthebbers en ambtelijke organisaties. Nee, ik zeg niet dat ik de hoogste baas was, maar in uw tijd word ik wel als een soort algemeen directeur gezien, hoewel ik zo niet genoemd word. Dienstverlenend, daar moet ik ook van weten en minstens zoveel van verantwoordelijkheid durven dragen voor de succesvolle uitvoering van opgezet beleid. Van mij mocht ook worden verwacht dat ik nauw contact zou onderhouden met de lokale gemeenschap en de goede dienstverlening aan de burgers op kwalitatief hoog niveau zou weten te brengen. Nog één aanvulling? Vernieuwingen stimuleren, daar moest ik als dat nodig was niet voor terugdeinzen. Ziet u dat zitten, vernieuwingen? Zou ik met de taal van uw kerkelijke jargon bekend zijn, dan vroeg ik u hoe u met vernieuwingen in de kerk, gemeente, korps of hoe u uw wijze van samenkomen maar noemt, omgaat? Wat doet u met Psalm 98, met ‘Zingt voor de HEER een nieuw lied?’ Wat is er nieuw aan dat lied? Trouwens, waarin bewaart u jonge, nieuwe wijn? Ik zou door willen gaan als ik meer bekend was met uw wijze van doen, niet dus. Vreemde eend!
De werkdag waaraan ik nu terugdenk, begon als alle andere. Op tijd op je werk zijn, doen wat gedaan moet worden, overleg voeren, de neuzen proberen één kant op te krijgen. Het liep allemaal wel naar wens totdat de gemoederen opeens werden verhit, zeg maar oververhit, de vlam in de pan. En dan te bedenken dat dit kwam door de overtrokken reactie van één van onze eigen mensen. En waarom? Net als in uw tijd, althans ik denk dat er op dat punt weinig tot niets veranderd is, het goede (!) geld.
Wat doet een mens al niet om vooral niet minder maar meer binnen te halen! En o wee als de stroom van inkomsten dreigt terug te lopen. De vakbondsleider - u weet aan wie ik denk, maar met het oog op de wet bescherming privacy noem ik geen naam - nam geen blad voor de mond, wist de menigte te bespelen. Over inkomsten ging het ondermeer, over wat voor ons van belang zou zijn. Ik moet toegeven dat hij z’n gehoor mee wist te krijgen. Ongetwijfeld, deze gebeurtenis dreigde compleet uit de hand te lopen, er zouden slachtoffers vallen. Is dat nog zo, ook bij u, dat de gescandeerde leuzen soms niet van de lucht zijn? Dat men niet van ophouden lijkt te weten?
Ik zag het eerst maar aan, nam toen mijn verantwoordelijkheid en greep in. Ik koos mijn woorden weloverwogen - wat een geluk dat ik geleerd had strateeg te zijn - en wist in te spelen op wat er leefde onder het publiek. Ik wees ook op de rechtsgeldige middelen en de wegen die wij hadden om in kwesties van geschillen tot overeenstemming te komen. Om heel precies te zijn, ik hoopte met mijn eerste raadgeving de gemoederen tot bedaren te brengen en dat lukte. Toegegeven, die raad sloeg op de situatie zoals die op dat moment bij ons uit de hand dreigde te lopen maar - let wel - die raad is nadien al ontelbare malen overgenomen en gegeven en heeft in veel gevallen tot positieve resultaten geleid. Ik weet zelfs van mensen in uw tijd die hoofdstuk en vers waarin mijn advies staat, uit het hoofd kennen en in al of niet pastorale gesprekken hiermee op de proppen komen. Hoe ik trouwens mijn bemiddeling begon? Uiteraard, zoals dat altijd moet beginnen, met luisteren. Of spreken dan niet belangrijk is? Zeker, dat is zelfs zoals u zegt zilver maar ik ga er vanuit dat u ook weet van de Spreukendichter als hij stelt: “Het juiste woord op de juiste tijd is als een gouden appel op een zilveren schaal.” Ik wens u zo’n schaal, groot vooral, vol met zulke appels.

1. Waar leest u over mij? (Bijbelboek, hoofdstuk, verzen)
2. Wat was mijn functie?
3. Waar oefende ik die uit?
4. Vanwaar alle tumult?
5. Wie deed met zijn woorden olie op het vuur?
6. Wie dreigden het slachtoffer te worden?
7. Wie kreeg het dringende advies zich afzijdig te houden?
8. Wie werd aanvankelijk naar voren geschoven om de zaak te redden?
9. Wat werd gescandeerd?
10. Wat was dé kern van mijn advies?


Ds. Johan M. Zijlstra

De oplossing van Lees en Weet 19 (Het Zoeklicht nr. 1) luidt:
De vorige opgave werd geschreven vanuit het gezichtspunt van Rispa, de dochter van Aja. Zij was een bijvrouw van Saul. De slachtoffers waren haar zoons Armoni en Mefiboseth en vijf zonen van Merab, de oudste dochter van Saul. Ze werden overgeleverd aan de Gibeonieten. Dit gebeurde toen David koning was, na drie jaren hongersnood. Omdat de Gibeonieten de lijken lieten hangen, besloot Rispa daar dag en nacht te verblijven om de vogels en wilde dieren te verjagen. Ze bivakkeerde op een zak, die zij op de rotsen had uitgespreid. De beenderen van de slachtoffers werden ten slotte overgebracht naar het familiegraf van Sauls vader Kis. U kunt hierover lezen in 2 Samuël 21:1-14.