Lees en Weet (16)
Voor de grondige Bijbellezer
Hebt u er één, twee, meer nog - deftig hoor - misschien? Voorletters bedoel ik, een enkeling grossiert er bijna in. Alleen, bij twee of meer komt de eerste voorletter ons toch het meest bekend voor, we weten in de regel ook waarvoor die staat, naar de tweede is herkomst vaak gissen. U gelooft me niet? Nou, zeg mij dan waar de C voorstaat in Simon C. Jansen, of de S in Pearl S. Buck. Goed, ik kan u ook vragen naar de R in Peter R. de Vries, naar de F in André F. Troost. Of, om iemand te noemen naar wie bij u in de stad misschien een straat is genoemd, John F. Kennedy. Ja hoor eens, dat u niet weet waar de A, de F, de M en de O voor staan bij de oprichter en vroegere leider van D66, daarvoor hoeft u zich niet te schamen. U vraagt mij ook naar Bijbelse initialen? Dat mag, ga ik u trouwens straks ook doen. Weet u dan wie er in het Oude Testament schuilgaan achter de letters S.J. en M.M? Wat mij wel opvalt, is dat de roepnaam vaak is afgeleid van de eerste volledige voornaam.
En nou komt het, ik behoor wat dat betreft tot de minderheid, tot de uitzonderingen. Mijn eerste voornaam is veel minder bekend geworden dan mijn tweede en dat ondanks het feit dat die eerste helemaal Joods is. En daarbij, die naam zegt niet alleen wat over mijn herkomst, die naam spreekt ook over een eigenschap van de God van Israël - noem het een cruciale karaktertrek van de Allerhoogste - waar u en ik niet buiten kunnen. Mijn tweede naam is van Latijnse oorsprong.
En waar ik vandaan kom? Ach, waar ik geboren ben, is van minder belang. Ik ben getogen in hartje Israël. Over mijn opvoeding en opgroeien wil ik u best wat zeggen. Nee, ik ben niet in armoede groot geworden, integendeel. Wij hadden een heel goed dak boven het hoofd, het zou van valse bescheidenheid getuigen als ik van een starterswoning sprak. Integendeel, wij waren ruim behuisd, we konden samenkomsten aan huis houden. En als kind zag ik ook enig personeel over de vloer komen dat meer dan alleen hand- en spandiensten verrichtte. Of u deze gegevens nog terugvindt in wat u het Boek der boeken noemt? Overtuig uzelf!
Maar ter zake. Als ik u wat meer over mijn leven vertel, moet ik enerzijds beschaamd het hoofd buigen. Ik kan niet overal met voldoening - van trots is al helemaal geen sprake - op terugkijken. Erger nog, ik ben door mijn gedrag tot een splijtzwam geworden, ik had dat nooit bedoeld. Laat ik maar gewoon zeggen dat ik aanvankelijk enthousiast genoeg was, ik was heel blij dat ik hulpje, loopjongen mocht zijn. Diaken zegt u? Ook, maar voor wat ik deed, is dat een te groot woord. Goed, enthousiasme is blijkbaar wel van belang, maar niet voldoende om vol te houden. Waar las of hoorde ik dat zingen? ‘Ieder die volhardt, zal zijn.’ Nou, ik dus niet, ik haakte af, ik deserteerde. Weet ik, dat is een ernstig vergrijp in het leger, niet minder erg in het leger van de grote Opperbevelhebber. Waardoor dat kwam? Tja, ik was misschien minder avontuurlijk, ik zag meer op tegen onbekende verten. Of dat ook kwam door mijn opvoeding? Misschien, maar zeker ook door mijn karakter, wellicht ook omdat ik jong en onervaren was. ’k Zal het u bekennen, ik ben teruggekeerd naar mijn veilig ouderlijk huis. Dat zei ik u toch, dat mijn gedrag tot langdurige wrijving heeft geleid, mede omdat mijn familie het voor mij opnam.
Maar nu ook, anderzijds, het goede nieuws. Er is in mijn leven een grote kentering gekomen, het is totaal anders geworden, ik heb mijn angst - Goddank - overwonnen. Welke negatieve mededelingen u ook over mij leest, er is een andere kant. Nee, dat is niet uit mijzelf, dat moet de kracht van Boven geweest zijn. Mooi is dat, dat je in het koninkrijk dat niet van deze wereld is, altijd weer een tweede, een nieuwe, misschien wel een zoveelste kans krijgt. Ik zeg het in alle bescheidenheid, met dank aan Hem, ik ben geen onnutte slaaf geweest, niet gebleven althans. Hoor eens, het zou van veel verbeelding getuigen als ik dat van mijzelf zei, het is door een ander vastgesteld, het is over mij geschreven. Ik heb het wel - met veel dankbaarheid - gelezen. Bij herhaling, tot driemaal (!) toe word ik, noem het maar, aanbevolen.
O ja, hoe dat met die wrijving is afgelopen? Lees 1 Korintiërs 13, het vijfde vers spreekt boekdelen.
1. Voor wie staan de initialen S.J. en M.M? (OT)
2. Waar ben ik getogen?
3. Welke ‘huismedewerker’ in mijn ouderlijk huis kent u?
4. Waar leest u erover? (Bijbelboek, hoofdstuk,vers)
5. Tussen wie ontstond de wrijving door mijn gedrag, mijn desertie?
6. Waar zag ik erg tegenop?
7. Welk positief gevolg heeft mijn weigering misschien ook gehad?
8. Welke drie Bijbelplaatsen die mij vermelden, getuigen van de omkeer die in mijn leven plaatsvond?
ds. Johan M. Zijlstra
De oplossing van Lees en Weet 15 (Het Zoeklicht nr. 9) luidt:
U leest het in de derde brief van Johannes, die hij schrijft aan Gajus. Johannes introduceert zichzelf als ‘de oudste’. Er wordt gewaarschuwd voor Diótrefes en er wordt een goed getuigenis gegeven van Demétrius, die een duidelijke brief van Christus is. Er wordt verwezen naar het tweeëntwintigste vers uit Jakobus 1 of 2: ‘En weest daders des woords en niet alleen hoorders’ en ‘U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden.’ Of andere bewoordingen al naar gelang de vertaling die is gebruikt.
Hebt u er één, twee, meer nog - deftig hoor - misschien? Voorletters bedoel ik, een enkeling grossiert er bijna in. Alleen, bij twee of meer komt de eerste voorletter ons toch het meest bekend voor, we weten in de regel ook waarvoor die staat, naar de tweede is herkomst vaak gissen. U gelooft me niet? Nou, zeg mij dan waar de C voorstaat in Simon C. Jansen, of de S in Pearl S. Buck. Goed, ik kan u ook vragen naar de R in Peter R. de Vries, naar de F in André F. Troost. Of, om iemand te noemen naar wie bij u in de stad misschien een straat is genoemd, John F. Kennedy. Ja hoor eens, dat u niet weet waar de A, de F, de M en de O voor staan bij de oprichter en vroegere leider van D66, daarvoor hoeft u zich niet te schamen. U vraagt mij ook naar Bijbelse initialen? Dat mag, ga ik u trouwens straks ook doen. Weet u dan wie er in het Oude Testament schuilgaan achter de letters S.J. en M.M? Wat mij wel opvalt, is dat de roepnaam vaak is afgeleid van de eerste volledige voornaam.
En nou komt het, ik behoor wat dat betreft tot de minderheid, tot de uitzonderingen. Mijn eerste voornaam is veel minder bekend geworden dan mijn tweede en dat ondanks het feit dat die eerste helemaal Joods is. En daarbij, die naam zegt niet alleen wat over mijn herkomst, die naam spreekt ook over een eigenschap van de God van Israël - noem het een cruciale karaktertrek van de Allerhoogste - waar u en ik niet buiten kunnen. Mijn tweede naam is van Latijnse oorsprong.
En waar ik vandaan kom? Ach, waar ik geboren ben, is van minder belang. Ik ben getogen in hartje Israël. Over mijn opvoeding en opgroeien wil ik u best wat zeggen. Nee, ik ben niet in armoede groot geworden, integendeel. Wij hadden een heel goed dak boven het hoofd, het zou van valse bescheidenheid getuigen als ik van een starterswoning sprak. Integendeel, wij waren ruim behuisd, we konden samenkomsten aan huis houden. En als kind zag ik ook enig personeel over de vloer komen dat meer dan alleen hand- en spandiensten verrichtte. Of u deze gegevens nog terugvindt in wat u het Boek der boeken noemt? Overtuig uzelf!
Maar ter zake. Als ik u wat meer over mijn leven vertel, moet ik enerzijds beschaamd het hoofd buigen. Ik kan niet overal met voldoening - van trots is al helemaal geen sprake - op terugkijken. Erger nog, ik ben door mijn gedrag tot een splijtzwam geworden, ik had dat nooit bedoeld. Laat ik maar gewoon zeggen dat ik aanvankelijk enthousiast genoeg was, ik was heel blij dat ik hulpje, loopjongen mocht zijn. Diaken zegt u? Ook, maar voor wat ik deed, is dat een te groot woord. Goed, enthousiasme is blijkbaar wel van belang, maar niet voldoende om vol te houden. Waar las of hoorde ik dat zingen? ‘Ieder die volhardt, zal zijn.’ Nou, ik dus niet, ik haakte af, ik deserteerde. Weet ik, dat is een ernstig vergrijp in het leger, niet minder erg in het leger van de grote Opperbevelhebber. Waardoor dat kwam? Tja, ik was misschien minder avontuurlijk, ik zag meer op tegen onbekende verten. Of dat ook kwam door mijn opvoeding? Misschien, maar zeker ook door mijn karakter, wellicht ook omdat ik jong en onervaren was. ’k Zal het u bekennen, ik ben teruggekeerd naar mijn veilig ouderlijk huis. Dat zei ik u toch, dat mijn gedrag tot langdurige wrijving heeft geleid, mede omdat mijn familie het voor mij opnam.
Maar nu ook, anderzijds, het goede nieuws. Er is in mijn leven een grote kentering gekomen, het is totaal anders geworden, ik heb mijn angst - Goddank - overwonnen. Welke negatieve mededelingen u ook over mij leest, er is een andere kant. Nee, dat is niet uit mijzelf, dat moet de kracht van Boven geweest zijn. Mooi is dat, dat je in het koninkrijk dat niet van deze wereld is, altijd weer een tweede, een nieuwe, misschien wel een zoveelste kans krijgt. Ik zeg het in alle bescheidenheid, met dank aan Hem, ik ben geen onnutte slaaf geweest, niet gebleven althans. Hoor eens, het zou van veel verbeelding getuigen als ik dat van mijzelf zei, het is door een ander vastgesteld, het is over mij geschreven. Ik heb het wel - met veel dankbaarheid - gelezen. Bij herhaling, tot driemaal (!) toe word ik, noem het maar, aanbevolen.
O ja, hoe dat met die wrijving is afgelopen? Lees 1 Korintiërs 13, het vijfde vers spreekt boekdelen.
1. Voor wie staan de initialen S.J. en M.M? (OT)
2. Waar ben ik getogen?
3. Welke ‘huismedewerker’ in mijn ouderlijk huis kent u?
4. Waar leest u erover? (Bijbelboek, hoofdstuk,vers)
5. Tussen wie ontstond de wrijving door mijn gedrag, mijn desertie?
6. Waar zag ik erg tegenop?
7. Welk positief gevolg heeft mijn weigering misschien ook gehad?
8. Welke drie Bijbelplaatsen die mij vermelden, getuigen van de omkeer die in mijn leven plaatsvond?
ds. Johan M. Zijlstra
De oplossing van Lees en Weet 15 (Het Zoeklicht nr. 9) luidt:
U leest het in de derde brief van Johannes, die hij schrijft aan Gajus. Johannes introduceert zichzelf als ‘de oudste’. Er wordt gewaarschuwd voor Diótrefes en er wordt een goed getuigenis gegeven van Demétrius, die een duidelijke brief van Christus is. Er wordt verwezen naar het tweeëntwintigste vers uit Jakobus 1 of 2: ‘En weest daders des woords en niet alleen hoorders’ en ‘U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden.’ Of andere bewoordingen al naar gelang de vertaling die is gebruikt.