Lamad - Dagelijks leren

Gieneke van Veen-Vrolijk • 88 - 2012 • Uitgave: 10
Ditmaal staan we stil bij het Hebreeuwse begrip ‘leren’ en ‘onderwijzen’. Het gaat om het werkwoord ‘lmd’ dat - afhankelijk van de vorm waarin het voorkomt -‘leren’ betekent of ‘onderwijzen’. We gaan hier in op de vorm ‘lamad’ waarvan de grondbetekenis is: leren; ‘lamad’ betekent ook: ondervinding hebben, ervaring opdoen, oefenen, getraind worden, gewennen aan iets. In historische boeken treffen we dit werkwoord zeer weinig aan. ‘Lamad’/leren komt vooral voor in de profetische boeken, Psalmen en Deuteronomium. Het is opvallend dat dit werkwoord in de Thora alleen voorkomt in Deuteronomium en dat in de poëtische boeken ‘lamad’ slechts in de Psalmen wordt gevonden. Deuteronomium is Gods ‘handboek’ voor Zijn verbondsvolk waarin Hij hen voorhoudt hoe met Hem in de verbondsrelatie te leven; de Psalmen zijn vooral meditatief van aard en cultisch georiënteerd en toont de mens hoe de Here te aanbidden en dienen, zowel persoonlijk als gemeenschappelijk. Dit kan er op wijzen dat ‘lamad’/leren voornamelijk thuishoort op het gebied van de relatie tussen de Here God en de mens en het met name zaken betreft die het leven in die relatie met Hem aangaan.
Wanneer ‘lamad’/leren voorkomt, betreft dat voor een deel seculiere, praktische zaken zoals het leren strijden , maar betreft meestal geestelijke lessen. Hierbij is het wel zo dat het praktische leven van de mens onlosmakelijk verbonden is met het geestelijke leven. Waar het werkwoord ‘lamad’/leren voorkomt, is uitsluitend een mens het onderwerp en nooit God, omdat de Alwetende wél onderricht geeft, maar nimmer hoeft te leren.

Deuteronomium en de ‘vreze van de HERE’
Het begrip ‘leren’ behoort tot de kernthema’s van dit boek van Mozes, dat hij de Israëlieten - van Godswege - voorhield op de vooravond van de intocht in het beloofde land. In dit laatste Thoraboek vindt men alles wat nodig is om als Gods volk te leven en te handelen. Dat leven naar Gods wil en Woord moest worden geleerd. “Hoor Israël, de inzettingen en rechten… opdat u ze ‘lamad’/leert en waarneemt om ze te doen” (Deuteronomium 5:1). Dat is het doel van Gods woorden: ze leren om ze dan ook te doen! De Here wil geen lippendienst (Jesaja 29:13; Matteüs 15:8), maar de liefdedienst van ons hart. Praktische geestelijke les voor elke dag!
Zo komt als belangrijk(st)e les in dit Bijbelboek naar voren dat wat Israël en elk mens moet leren, is te leven in de vreze van de Here, dat is immers de basis van de (verbonds)relatie met Hem. De vreze van de Here houdt positief en liefdevol ontzag voor Hem en Zijn Woord in. Ontzag dat zich onder meer uit in gehoorzaamheid, trouw en onvoorwaardelijke toewijding. Ook wanneer dat een offer inhoudt… Dit betreft niet een tijdelijk of incidenteel gebeuren, maar ‘lamad’/leren de Here te dienen geldt ‘alle dagen’. “…opdat u de HERE uw God ‘lamad’/leert vrezen alle dagen” (Deuteronomium 14:23). Dat hield Mozes het volk voor inzake de offerdienst, maar datzelfde lezen we betreffende de (toekomstige) koning die een kopie van de Tora moest schrijven opdat: “… hij daarin zal lezen alle dagen van zijn leven, opdat hij de HERE zijn God ‘lamad’/leert vrezen…” (Deuteronomium 17:19). Ook hier klinkt de oproep Gods Woord te leren én te doen! Een betere basis voor het leven is er niet.

Waarschuwing
Het geestelijke ‘lamad’/leren in de Bijbel gaat om het leren van wat geestelijke betekenis heeft, indruk maakt en zo het leven van de mens verandert. Daarom mogen alle volken de wegen van de Here ‘leren’, Zijn naam aanroepen en door geloof tot Zijn volk te gaan behoren (Jeremia 12:16). Israël en wij allen moeten echter niet de weg ‘lamad’/leren die van God afleidt. Actueel is de waarschuwing niet de dingen van een godloze omgeving te leren (Deut.18:9). Wie zich vermengt met wie God niet dienen zal ook hun godloze praktijken en wegen leren (Psalm 106:35). Jeremia noemt ook nu actuele praktijken en roept uit: “Leer die weg niet…” (10:2).

Leren met Psalm 119
De schrijver van deze Psalm bezingt alle facetten van de rijkdom en schoonheid van Gods Woord en weet dat het gehoorzamen daaraan voor schande kan behoeden. Hij belijdt dat hij met oprecht hart de Here wil loven en Zijn rechtvaardige bepalingen wil ‘lamad’/leren. Hij erkent dat dit een zeker leerproces is, een gewennen aan het leven naar Gods voorschriften waaraan met eigen inzichten ondergeschikt maakt (vers 7). De psalmist erkent dat wat hem overkwam goed was “opdat ik uw inzettingen zou ‘lamad’/leren” (vers 71). Zijn belijdenis en gebed mag ons leermodel zijn: “Uw handen maakten mij… geef mij inzicht zodat ik uw geboden ‘lamad’/leer” (vers 73).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk