Klopt het wel wat u zegt?

Bert Reinds • 92 - 2016 • Uitgave: 22
‘Maar als iemand op twist uit lijkt te zijn, wij hebben een dergelijke gewoonte niet, en de gemeenten van God evenmin’ (1 Korintiërs 11:16).

Ergens in een warm land hield een geliefde leraar iedere vrijdagmiddag een zeer gewaardeerd en drukbezocht college. Tijdens een van zijn colleges kwam een poesje het leslokaal binnen lopen. Het trippelde en dartelde heen en weer. Zo nu en dan sprong het op de lessenaar en leidde de aandacht van de leerlingen af.

Dat ging een tijdje zo door, want het lukte de docent niet het dier op andere gedachten te brengen, tot grote hilariteit van de leerlingen. Gelukkig was er iemand op de voorste rij zo vriendelijk het dier buiten de deur te zetten. Dat hielp maar even, want de lesruimte had open vensters en de poes sprong opnieuw naar binnen.
Poes naar buiten, poes naar binnen. De geliefde leraar hield de draad van zijn betoog niet meer vast en zijn kostbare waarheden vielen ter aarde. Toen kreeg hij een ingeving. Hij gaf opdracht de kleine ordeverstoorder met een lijntje te laten vastbinden aan een haak buiten, vlak bij de ingang. Dat hielp, ongehinderd kon nu de les voorgezet worden en een ieder kon genieten van het ‘voedsel’ dat hem werd voorgeschoteld.

Traditie
Een week daarop vertoonde het dier zich opnieuw bij het leslokaal. Een ijverige leerling besloot eventuele nieuwe ordeverstoringen te voorkomen en het alvast vast te binden, met hetzelfde lijntje aan hetzelfde haakje. Dat ging uiteindelijk iedere week zo door. Telkens vertoonde de poes zich bij het lokaal en telkens werd het dier bij voorbaat al vastgebonden door een trouwe leerling. Iedereen raakte ermee vertrouwd dat er tijdens de colleges van de geliefde leraar een poes aan de haak zat. Op den duur wist men niet beter dan dat het zo hoorde. Echt waar, want toen het onvermijdelijke moment daar was dat het dier niet meer op kwam dagen besloot de docent met zijn leerlingen een ander poesje te halen en het vast te binden: zelfde haak, zelfde plaats.
De docent stierf. Er werd een opvolger gezocht, gevonden en aangesteld. Aan het begin van zijn eerste voordracht, vroeg hij wat het vastbinden van de poes bij de ingang te betekenen had. Men gaf als antwoord dat ze het altijd al zo hadden gedaan. Zo ging het jaar in jaar uit, geen les zonder poes. De traditie was geboren.
Onder de volgende generatie leerlingen/docenten rees de vraag waarom dat zo nodig altijd moest. Maar in plaats van terug te gaan naar het begin, verschenen er geleerde verhandelingen over pedagogische en didactisch verantwoorde waarden om tijdens de lessen een poes aan een lijntje te hebben. Uiteraard verbonden met allerlei diepzinnige theorieën, die er helemaal niet over gingen, maar die er bij diepere beschouwing volgens hen toch mee te maken hadden. Daarna volgden de commentaren van een nieuwe generatie docenten. De traditie kon niet meer stuk, we moesten toch vooral trouw blijven aan deze vorm, hielden sommige docenten elkaar en vooral de directie voor, vanwege de diepe waarheid die daarin opgesloten ligt. De school was er maar wat trots op en dacht of zei soms hardop: “Wat een verschil met andere scholen die dit inzicht niet hebben verkregen en die het moeten doen zonder een poes aan de haak.” En niemand ging meer terug naar de bron.

Het hoort zo of het kan zo?
Waarom doet u de dingen die u doet? Waarom vindt u wat u vindt? Denkt u wel eens na waarom u het zo belangrijk vindt de nieuwe generatie uw mening op te leggen? Wat kunnen wij iets met grote overtuiging vinden terwijl we nauwelijks weten wat de Bron is van onze visie/mening en de waarde.
Dit gedrag kom je ook in de Gemeente tegen. Als christenen leggen we elkaar van alles op met de sterkste overtuiging dat het ook Gods idee is. Maar wanneer oprecht gezocht wordt naar de bron van de mening, dan blijkt het een traditie of gewoonte te zijn die zijn oorsprong helemaal niet uit God vindt. Begrijp me goed, ik heb niets tegen tradities en gewoontes, er bestaan veel goede, maar presenteer ze dan ook zo, vooral aan de nieuwe generatie. Zeg niet: ‘het hoort zo’, maar: ’het kan zo’. Dat geeft meer ruimte voor intergenerationeel gesprek (Psalm 78:1-8) in plaats van dat ‘het hoort zo’ polariserend werkt tussen de generaties.

Misschien een idee om de komende periode eens stil te staan bij de vraag: ‘Heb ik ook een poes aan een touwtje? En zo ja hoe ga ik daarmee om in het contact met de ander?’ Want als u echt Bijbels wilt leven, moet het natuurlijk ook echt Bijbels zijn! En dat zou wel eens kunnen inhouden dat er meer ruimte is dan u denkt.

Bert Reinds