Klokkenluiders in de gemeente van de Heer

Yme Horjus • 94 - 2018 • Uitgave: 17
Naar aanleiding van Handelingen 6:1-7

Klokkenluiders hebben we in Nederland vaak gehad, maar soms liep het daar niet goed mee af. Ze stellen onrechtvaardigheden en misstanden aan de kaak, maar moeten dat met tegenwerking en smaad bekopen. Vreemd is dat. Klokkenluiders moeten volgens mij beloond worden in plaats van bestraft. Ook de klokkenluiders in de gemeente van de Heer.

In juni van dit jaar stond er een bericht in de krant hoe oneerlijkheid en onwaarachtigheid tot in de hoogste regionen van de overheid zijn doorgedrongen. Nota bene het Wetenschappelijke Onderzoeksinstituut en Documentatie Centrum (het WODC) als onderdeel van het ministerie van Justitie had onderzoeksgegevens zodanig verdraaid dat het liet uitkomen wat men er van wenste. Een onwenselijke conclusie uit een wetenschappelijk rapport werd een beetje gemanipuleerd. Gegevens werden verdraaid. Je reinste fraude, bedrog en misleiding! Een zekere Marianne van Ooyen werd ongewild klokkenluider omdat zij deze onrechtvaardigheid niet verdroeg. Zij bracht deze kwestie aan het licht en uiteindelijk moest de directeur van het instituut het veld ruimen. Gerechtigheid!

Frontale tegenwerking
Nog maar kort geleden heeft mr. Pieter van Vollenhoven nog gezegd dat de klokkenluiders in ere moeten worden gehouden. In de recente geschiedenis zijn daar vele voorbeelden van geweest. Denk maar aan iemand als Paul van Buitenen in het Europese parlement een paar jaar geleden of iemand als directeur Ad Bos die de fraude in de bouwwereld aan het licht bracht. Ook een voorbeeld van niet-integer handelen van een organisatie vormde de zaak-Gotlieb. Deze zaak deed veel stof opwaaien omdat Arthur Gotlieb tegen wil en dank een klokkenluider werd binnen de Nederlandse Zorgautoriteit. Gotlieb pleegde in 2014 zelfmoord vanwege de frontale tegenwerking die gepaard ging met openlijke pesterijen en degradatie, die hij ondervond bij het openbaar maken van zijn zwartboek over zijn werkgever.

In het boek Handelingen komen we ook klokkenluiders tegen. Er is ontevredenheid en onenigheid in de gemeente van Jeruzalem. Je houdt het nauwelijks voor mogelijk. Die gemeente kenmerkte zich door hechte gemeenschap en grote eenheid. Daar heeft Lucas het voortdurend over. En nu ineens staat die eenheid zomaar op het spel. Ja, zo snel kan dat gaan, want die gemeente is niet alleen een gemeente van de Heer, maar ook een gemeente van mensen. Niets menselijks is ons mensen vreemd. Zo kan het dus gebeuren, zegt een bijbelcommentaar, dat er plotseling een ‘oneffenheid’ optreedt in het gemeentelijk leven. Zeg maar gerust een conflict!

Over het hoofd gezien
De onenigheid gaat tussen de twee groepen Joden waarvan de ene groep Grieks spreekt en de andere groep Aramees over het feit dat de weduwen van de eerste groep werden achtergesteld bij de dagelijkse ondersteuning. De Griekse weduwen werden kennelijk op de een of andere wijze over het hoofd gezien. Daar zal geen boos opzet bij in het spel zijn geweest. Nee, we moeten er eerder aan denken dat zij het slachtoffer zijn geworden van de onstuimige groei van de gemeente, waardoor de leiding van de gemeente het overzicht zo langzamerhand ging missen. De apostelen worden overstelpt door het vele werk. Voor deze weduwen was op een zeker moment niet voldoende aandacht en zorg, zodat zij tekortkwamen.

De NBG-vertaling geeft voor deze ontevredenheid het woord ‘gemor’. Opvallend is dat dit woordje ‘gemor’ precies hetzelfde is als het woord gemurmureer in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Morren en murmureren gaan terug op dezelfde woordstam. De Israëlieten konden ook zo murmureren in de woestijn, eigenlijk al direct na de uittocht uit Egypte.

‘Lieve vrede’
Gemor is niet altijd verkeerd. Gek, dat wij zulke mensen vaak het zwijgen willen opleggen. Houd je mond, zeggen we dan tegen zo iemand. Je verstoort de vrede, je bedreigt de rust! Maar dat is helemaal een verkeerde houding, een verkeerde reflex. Dat is contraproductief! Wij denken wel eens: je moet de vrede bewaren, die we dan de ‘lieve vrede’ noemen. Niets zeggen als je iets opmerkt, want dat kan een vorm van ondankbaarheid zijn naar de leiding die zo bloedig zijn best doet om goede dingen te doen voor de gemeente. Maar de vraag is of dat waar is.

Als we het even vertalen naar onze situatie in 2018: gemor kan gaan over teveel aan nummers uit Opwekking of juist te weinig. Gemor kan gaan over sprekers die teveel tappen uit een bepaald vaatje of juist te weinig. Gemor kan zijn: kritiek op de voorganger of op de raad. Gemor kan voortkomen uit onvrede over bepaalde ontwikkelingen in de gemeente die mensen niet plezierig vinden. Als gemor ondergronds gaat, is het bijna altijd schadelijk voor het leven van de gemeente. Dan werkt het verzurend in op het klimaat van liefde en verbondenheid. Soms is het alleen maar een kritisch-afstandelijke houding van broeders en zusters: “we zien wel hoe lang dit goed gaat”. Ook dát is een vorm van gemor!

Ruziezoekers
Maar laat ik mij haasten om er nogmaals op te wijzen dat niet alle gemor verkeerd is. Je zou dan wel willen dat het wat anders onder woorden werd gebracht (soms mankeert het daar ook echt aan), maar onvrede met een bestaande situatie kan ook uit een zuivere bron voortkomen: namelijk uit liefde voor de Heer en Zijn gemeente! Er bestaat wel degelijk legitiem gemor! Dan hebben mensen zorg over de toekomst van de gemeente. Er kan scheefgroei plaatsvinden, er kunnen onrechtvaardige dingen gebeuren, meestal onbedoeld. Maar mensen die dat dan melden en hardop zeggen, noemen wij vaak ‘lastig’ of ‘ruziezoekers’. Ze hebben altijd wat te zeuren. Het zijn notoire dwarsliggers, zeggen we dan. Maar dan kunnen we ons zeer vergissen. Laten we hen dan niet meteen als dwarsliggers wegzetten, maar hen beschouwen als klokkenluiders, als helden van de zuiverheid en verdedigers van de waarheid.

Ingaan op dat gemor, daar op een positieve wijze iets mee doen, dat is werken aan de opbouw van de gemeente. Het is heel boeiend om te zien dat Handelingen 6 ons een model oplevert voor constructieve gemeenteopbouw. Er wordt in de gemeente een probleem gesignaleerd. Dat wordt opgepakt. Er wordt over nagedacht, voor gebeden, en er wordt nieuw beleid voor de toekomst ontwikkeld.

Ambt niet neerleggen
Op deze wijze gaan tenminste de apostelen in Jeruzalem met het probleem om. Zij zitten niet bij de pakken neer, zijn niet door zoveel kritiek beledigd, maar zien het probleem als een uitdaging voor verdere gemeenteopbouw. Omdat ze de Heer en zijn gemeente liefhebben, gaan ze niet uit de raad, leggen hun ambt niet neer, zijn niet gekrenkt, maar gaan voortvarend en slagvaardig aan het werk. Ze herkennen het probleem, roepen de gemeente bij elkaar en zeggen: “Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord”. Of zoals het in de NBG-vertaling staat: ‘het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen’. En zo wordt de bediening van diaken ingesteld. Zeven mannen worden daarvoor geroepen. Het nieuwe ‘ambt’ was een noodmaatregel om een oneffenheid in de gemeente van Jeruzalem op te heffen. Er vindt een herschikking van taken plaats. De apostelen gaan zich exclusief richten op het gebed en de bediening van het Woord.

Groei van gemeente
Kijk, daar begint het bouwen aan de gemeente! Bij de constatering dat iets niet goed loopt, dat iets niet functioneert. “Het is niet goed”, “Het bevredigt niet”. Daar beginnen alle veranderingen in de gemeente. Als het ergens hapert, ga je daar iets aan doen om de gemeente beter te laten functioneren. Want de werkelijke groei, waar het in de gemeente om gaat, moet niet belemmerd worden door situaties van onbedoelde scheefgroei.

Dat is echt ook een werk van de Heilige Geest. Zo werkt God door ontevredenheid en onrust heen. Hij geeft het mensen in het hart hoe het beter kan. Hoe Zijn werk gediend kan worden door samen te overleggen, wat de beste manier is om conflicten in de gemeente op te lossen. Het begint bij: “het bevredigt niet”. Klokkenluiders zijn nodig om het gesprek op gang te brengen. Is het zo gezien niet geweldig dat mensen onjuiste zaken aan het licht brengen door als eerste een moeilijke kwestie aan te snijden? Natuurlijk zijn er ook ‘zeuren’ die altijd wat te zeuren hebben. Die mag je als gemeente leren verdragen, maar er zijn ook gezegende zeuren, die gekoesterd mogen worden, want zij zijn mogelijk werktuigen in Gods hand.

Yme Horjus