Kleurboek voor volwassenen

ds. Theo Niemeijer • 92 - 2016 • Uitgave: 17
Tegenwoordig zijn er veel kleurboeken voor volwassenen in omloop. In veel van deze kleurboeken zijn ook mandala’s opgenomen. Zelf heb ik mijn bedenkingen hierover en voor mij voelt het niet goed. Hoe denkt u hierover? (T. K. te N.)

Antwoord:
Een mandala is een vertaling uit het “Sanskriet” een taal o.a. in India gesproken, en is een heilige cirkel of magische kring die als meditatiediagram (cirkel of veelhoek) als spiegel van de tijdloze eenheid van al het bestaande (Brahman) gebruikt wordt. Sommige mandala’s beelden Indische goden af, andere magische symbolen en Indische geheimenissen. Mandala’s zijn bedoeld als hulpmiddel om het bewustzijn te richten op één (middel)punt van leegte, rust en stilte en zo te komen tot een toestand van trance. Door de mandala “binnen te gaan” kan men kennis over zichzelf verwerven en zich ontdoen van de “niet-kennis” door de verborgen symboliek rondom ons te “lezen”. Een mandala is een visueel hulpmiddel, met name binnen net Tibetaans boeddhisme om tot verlichting te komen. (uit ‘Genezing uit het Oosten?’ van Ruud van der Ven).
Het blijkt dus dat deze mandala’s niet zo onschuldig zijn als ze eruit zien en dat we hierbij te maken hebben met principes uit het Tibetaans boeddhisme. Juist in deze tijd, waarin de invloeden van het boeddhisme in onze samenleving steeds zichtbaarder worden is het belangrijk om als christen hier afstand van te nemen.

Tijdens een Bijbelstudie stonden we stil bij Zacharia 14:5, waar we kunnen lezen: ‘En de Here mijn God zal komen, alle heiligen met Hem’. Er werd ons geleerd dat met deze “heiligen” engelen bedoeld worden. Zelf heb ik, met name in Zoeklichtkringen, geleerd dat hier gaat om alle gelovigen die met de Here weder zullen komen. Wat vindt u van deze uitleg? (H. D. te A.)

Antwoord:
Het gaat in Zacharia over de strijd van alle volken tegen Jeruzalem, een strijd die in Openbaring 16:13-16 beschreven wordt als de strijd van Harmagedon. Deze strijd zal plaatsvinden aan het einde van de grote verdrukking en vormt het begin van het Messiaanse vrederijk. De Bijbel leert ons dat de gemeente vóór de grote verdrukking opgenomen wordt en na de grote verdrukking met Hem terug te komen op aarde om samen met Hem op aarde te regeren. In de brieven van Paulus worden de gelovigen maar één keer ‘christenen’ genoemd, verder worden ze uitsluitend aangeduid met ‘heiligen’. Een voorbeeld: ‘Dan zult gij samen met alle heiligen in staat zijn te vatten hoe groot de breedte, en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus’ (Efeziërs 3:18). Ook hier wordt met deze ‘heiligen’ geen engelen maar gelovige broeders en zusters bedoeld.
In Openbaring 19:6-16 lezen we over de bruiloft des Lams en de wederkomst van de Here Jezus op aarde. We lezen hier over de bruid, die met blinkend en smetteloos fijn linnen bekleed is en even later Hem ook zal volgen wanneer Hij als overwinnaar uittrekt om het koningschap op aarde uit te oefenen. Ook in Kolossenzen 3:4 lezen we duidelijk, dat ook de gemeente met Hem zal wederkomen: ‘Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem in heerlijkheid verschijnen.’ Zijn verschijning op aarde is dus ook de verschijning van de gemeente op aarde.
Zo zal ook Zacharia het bedoeld hebben dat al de heiligen, dus alle gelovigen, als overwinnaars met Hem terug zullen komen om zo met Hem op aarde te regeren. Wanneer een keizer of koning zijn ‘parousia’ (intocht) had in een stad die hij overwonnen had, dan reed hij nooit alleen op z’n witte paard de stad binnen om van de bevolking gehoorzaamheid en onderdanigheid af te dwingen, maar dan werd de keizer altijd gevolgd door zijn manschappen, die met hem gestreden hadden. Zo zal de Here Jezus bij zijn parousia niet alleen komen maar al de verlosten met Hem.

De ‘schapen en de bokken’ uit Matteüs 25:31-46 is dat van toepassing op de gemeente? (M. V. te @)

Antwoord:
In Johannes 5:22 lezen we dat God de Vader niemand zal oordelen maar ‘het gehele oordeel aan de Zoon gegeven heeft’. In 1 Petrus 4:17 staat dat het oordeel bij het ‘huis Gods begint’. Het ‘gehele oordeel’ voltrekt zich in drie fasen: te weten het oordeel op de ‘rechterstoel van Christus’ (2 Korintiërs 5:10), het oordeel op de ‘troon zijner heerlijkheid’ (Matteüs 25:31) en het oordeel op de ‘grote witte troon’ (Openbaring 20:11).
Na de opname van de gemeente zal de gemeente voor de rechterstoel van Christus beoordeeld worden. Het gaat hier niet om de zonden die alsnog ter sprake zullen komen, want deze zijn door het bloed van christus weggenomen. Het gaat bij dit oordeel om de manier waarop Hij tot zijn doel gekomen is met ons aardse leven. Hebben we Hem trouw gediend of dachten we alleen maar aan ons zelf. Kan Hij ons belonen of staan we beschaamd. Het gaat hierbij dan ook niet om een oordeelstroon, waar we veroordeeld kunnen worden maar om een beoordelingstroon, waarbij we als gelovigen op ons aardse leven beoordeeld zullen worden. Zij die voor de rechterstoel verschijnen zijn allemaal gered, maar het gaat er dan wel om, op de manier waarop! Kan Hij ons belonen of lijden we schade! Zo zien we dat het oordeel inderdaad met het huis Gods begint. Bij Zijn wederkomst zal de Here Jezus plaats nemen op de ‘troon zijner heerlijkheid’. Deze troon wordt in de Bijbel ook wel de “troon van David” genoemd en mogen we zien als de troon, waarvoor alle volken verantwoording af dienen te leggen over de manier waarop ze met het Joodse volk omgegaan zijn. Deze troon staat op aarde in het Koningsdal bij Jeruzalem (zie Joël 3:2). Als koning der Joden zal Hij alle volkeren oordelen. Het gaat hier om een soort oorlogstribunaal, waarbij Hij zal afrekenen met al de vijanden van Israël. Met de uitdrukking ‘Deze mijn minste broeders’ bedoelt hij het Joodse volk, waarmee Hij zich één maakt. ‘Dat wat je aan hen gedaan hebt, heb je aan Mij gedaan,’ zegt de Here Jezus. Dit is precies in lijn met Zacharia 2:8, waar Israël met Gods oogappel vergeleken wordt en waar Hij duidelijk maakt, dat wat je met mijn volk Israël doet, doe je eigenlijk aan Mij! Ook de belofte aan Abraham ‘wie u zegent zal gezegend worden, wie u vervloekt zal vervloekt worden’ gaat bij dit volkerenoordeel in vervulling. Dit oordeel heeft dus niets met het oordeel voor de gemeente te maken.
Na het Messiaanse vrederijk vindt het oordeel plaats op de grote witte troon. Hier vinden we dan ook de opstanding van de ongelovige doden van alle tijden. Men zou het liefst voor deze troon weg willen vluchten, maar het blijkt dat alle ongelovigen voor deze troon zullen verschijnen en op grond van hun werken veroordeeld zullen worden. De gemeente wordt niet op grond van werken geoordeeld, maar alleen op de basis van genade en het volbrachte werk van Christus. Zowel bij het oordeel op de troon zijner heerlijkheid als op de grote witte troon gaat het om eigen werken die bepalend zijn in het oordeel. Bij de troon zijner heerlijkheid worden de antichrist en de valse profeet in de poel des vuurs geworden en bij de grote witte troon wordt de duivel zelf in deze poel geworpen.
Zo zien we dat het belangrijk is om onderscheid te maken in deze verschillende fasen van het oordeel dat God de Vader in handen van zij Zoo gegeven heeft.

Theo Niemeijer