Jozef, een type van Israëls Messias (3)

Ton Stier • 94 - 2018 • Uitgave: 8
Jozefs profetische dromen gaan in vervulling en er voltrekt zich een door God geregisseerde ontknoping. We nemen daarvoor deels Psalm 105 als leidraad.

In deze Psalm vinden we een schitterend commentaar op Israëls geschiedenis, met in het centrum Jozefs lijden en verhoging. We lezen in vers 16-22: ‘Hij riep een hongersnood over het land af, Hij liet het volledig aan brood ontbreken Hij zond een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht. Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd. De koning stuurde boden en liet hem vrij, de heerser van de volken liet hem los. Hij stelde hem aan tot heer over zijn huis, tot heerser over al zijn bezit, om zijn vorsten zijn wil op te leggen en zijn oudsten wijsheid te leren.’

Vijf belangrijke dingen worden ons hier bekendgemaakt:
1. De hongersnood die over het land kwam, was niet zomaar een rampzalig natuurverschijnsel. Het was de HEERE Zelf Die het ‘volledig aan brood liet ontbreken’.
Een wonderlijke weg, die de Heere vaker met Zijn volk zou gaan, zoals tijdens hun woestijnreis: ‘Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt’ (Deuteronomium 8:3).
2. De HEERE bewaarde hen echter voor de hongerdood door ‘een man’ voor hen uit te zenden, die later hun broer Jozef bleek te zijn.
Heel opvallend dat de broers hem eerst aanduiden als ‘die man’:
‘Die man, de heer van dat land, sprak harde woorden tegen ons en hield ons voor spionnen van het land’ (42:30);
‘Toen zei die man, de heer van dat land, tegen ons: Hierdoor zal ik te weten komen dat u eerlijke mensen bent’ (42:33);
‘Die man heeft ons nadrukkelijk verzekerd…’ (43:3);
‘…want die man heeft tegens ons gezegd: U zult mij niet meer onder ogen komen, tenzij uw broer bij u is’ (43:5);
‘…Die man vroeg nadrukkelijk naar ons en onze familiekring: Leeft uw vader nog? Hebt u nog een broer?’ (43:7).
Die mysterieuze man wordt niet alleen onderwerp van hun gesprek, maar hij lijkt wel een web om hen heen te spinnen, waaruit alleen hij hen kan bevrijden. Het is frappant dat vandaag de dag veel Joden nog steeds over die man spreken. Maar dan over de Meerdere van Jozef. Zijn naam Jezus kunnen ze niet of nauwelijks over de lippen krijgen en spreken daarom over die man van Nazareth. Zijn Hebreeuwse naam Jesjoea (de HEERE is redding1) is zelfs in de Talmoedische geschriften verbasterd tot Jesjoe, een acroniem die betekent: ‘moge zijn naam en herinnering worden uitgewist’. Het leek er inderdaad op dat Jozefs naam en herinnering was uitgewist, totdat zij zelf in benauwdheid kwamen en tegen elkaar zeiden: ‘Werkelijk, wij zijn schuldig vanwege onze broer. Wij zagen zijn zielsbenauwdheid toen hij ons om genade smeekte, maar wij luisterden niet! Daarom komt deze benauwdheid over ons’ (42:21).
3. Voordat Jozef zijn broers van de hongerdood kon redden, moest hij eerst zelf een diep lijden ondergaan: ‘als slaaf verkocht, zijn voeten geboeid en in de ijzers gezet’. IJzer, een beeld van genadeloze wrede hardheid, zoals Jezus’ lichaam door spijkers aan het kruis genageld was. En dan volgt er opnieuw iets opmerkelijks: ‘…heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd’. Vinden we ook hier niet een wonderlijke parallel met betrekking tot Jezus, ‘de Leidsman en Voleinder van het geloof’? ‘Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God’ (Hebreeën 12:2). En dat alles uit liefde voor Zijn broers, want ‘Hij neemt het nageslacht van Abraham aan. Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden (…) om de zonden van het volk te verzoenen’ (Hebreeën 2:16-17).
4. Dan krijgt Jozefs lijden een wending: ‘De koning stuurde boden en liet hem vrij, de heerser van de volken liet hem los’. Vergelijk Petrus’ woorden op de Pinksterdag: ‘deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is, hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden’ (Handelingen 2:23-24). In diezelfde toespraak onthult Petrus ook waarom God de Christus heeft doen opstaan: namelijk ‘om Hem op zijn (Davids) troon te zetten’ (vers 30).
5. En dat bepaalt ons bij Jozefs verhoging, de vervulling van zijn vroegere profetische dromen: ‘Hij stelde hem aan tot heer over zijn huis, tot heerser over al zijn bezit, om zijn vorsten zijn wil op te leggen en zijn oudsten wijsheid te leren’ (zie Genesis 41:38-44).

De ontknoping
Dat brengt ons bij de emotionele ontknoping en apotheose: Jozefs bekendmaking aan zijn broers.
Tot zeven keer vinden we in deze geschiedenis dat Jozef huilde2. De eerste twee keer trekt Jozef zich terug in zijn kamer en huilt. Wat de Evangeliën ons niet meedelen, vinden we hier door de Heilige Geest op tedere wijze geschilderd. Tweeduizend jaar heeft de Messias Zich voor Zijn volk onzichtbaar in Zijn heiligdom teruggetrokken. Maar Zijn hart blijft ook vandaag onverminderd in ontroering naar Zijn broers uitgaan.
Totdat Jozef zich niet langer kan bedwingen en roept: ‘Laat iedereen van mij weggaan. Er stond niemand bij hem, toen Jozef zich aan zijn broers bekendmaakte’ (45:1). Dit was een zaak tussen Jozef en zijn broers, zoals de Heere ook zegt in Hosea 5: ‘Ik ga en keer terug naar Mijn woonplaats, totdat zij zich schuldig weten en Mijn aangezicht zoeken. In hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken’ (vers 15).
Wat moet er door hen zijn heengegaan toen zij hoorden: “Ik ben Jozef”? Hun reactie laat zich verstaan: ‘zijn broers waren niet in staat om hem antwoord te geven, want zij waren door schrik overmand’ (45:3). Zonder het te weten hadden zij reeds driemaal voor ‘die man’ hun knieën moeten buigen, maar nu bleek die man hun broer Jozef te zijn. In Zacharia 12:10 voorzegt de Heere Jezus Zijn toekomstige openbaring aan Zijn volk: ‘Zij zullen Mij (!) aanschouwen, Die zij doorstoken hebben.’

Om u in het leven te behouden
Toch komt er geen verwijt over Jozefs lippen, dan alleen de uitnodiging: “Kom toch dichter bij me!” En zij kwamen dichterbij. ‘Toen zei hij: Ik ben Jozef, jullie broer, die jullie naar Egypte verkocht hebben’ (45:4). Dan volgt de verklaring van Jozefs raadselachtig3 handelen: ‘God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven.’
Wat een geweldige toekomst wacht het gelovig overblijfsel van Israël bij de komst van de Messias. Laten we hen echter tot die tijd het rijke Evangelie van Christus’ liefde en genade niet onthouden!

Ton Stier

1 Zie verklaring de verklaring van Zijn Naam in Matteüs 1:21.
2 Zie Genesis 42:24; 43:30; 45:14,15; 46:29; 50:1,17.
3 Zie o.a. Jesaja 29:14.